Dit voorval toonde duidelijk aan, dat de vijand nog niet gering te achten was en dat men op zijne hoede moest zijn; maar tevens was nu verraden waar de vijand zich ophield. De sterkte was niet van de slechtste, dat had Mijland reeds ondervonden en als men hem daar wilde aantasten, moest men het goed doen, opdat niet een tweede nederlaag de eerste zou verergeren. Ja, de op den kapitein Meyland behaalde overwinning had den Boschnegers weer moed gegeven en zij verdubbelden van dien dag af hunne pogingen om posten op te lichten, hutten en kampplaatsen in brand te steken, enz.
Zoo kwam het, dat de soldaten van kolonel Fourgeoud weldra van verlangen brandden om zich met den vijand te meten en hunne krachten te beproeven, ten einde de nederlaag te wreken.
Door allerlei wederwaardigheden duurde het echter nog tot den 15den Augustus 1775, eer de kolonel werkelijk kon optrekken. De grootste hinderpaal was de groote sterfte onder de soldaten en officieren, van welke laatste er zooveel stierven of ziek teruggezonden moesten worden, dat er weldra officieren te kort waren. - Maar toen den 15den Augustus het bericht kwam van het in brand steken van een verlaten kampplaats, aarzelde de bevelhebber niet langer. De zieken in het kamp achterlatende, werd iedereen, die de wapens kon dragen, aangewezen om mede te gaan. Tweehonderd Europeanen waren slechts in staat de wapens te voeren.
Een marsch van acht mijlen bracht hen aan eene geschikte plaats om te bivakeeren en den 16den trok men westwaarts over bergachtig terrein; toen des avonds het nachtleger werd betrokken, werd bevel gegeven