Ook de manschappen schepten de vruchten op met alles wat zij konden en de commandant versmaadde er eenige niet.
Toen Mijland de groote witte noten gekraakt en geopend had, proefde hij dat de kern zoet en knappend was en het speet hem maar, dat hij er niet meer van machtig was geworden.
- Die noten groeien hier vrij algemeen, zeide Driessen, de meeste komen in het water terecht. Ja, we hebben hier in de bosschen nog heel wat, dat bruikbaar is. Ziedaar bij voorbeeld de macco-macco, die boom, die vol scherpe punten zit; van onderen is de stam zeer dik en naar boven toe wordt hij al dunner en dunner. De bladeren van dezen boom kan men gebruiken als trekpleisters.
- En wat zijn dat voor vruchten? vroeg Myland, op een boom wijzend, aan een tak waarvan eenige zeer lange dingen hingen, die door het zachte windje heen en weer bewogen werden.
- Dat, zei Driessen lachend, dat zijn geen vruchten, dat zijn vogelnesten.
- Wat, vogelnesten? riep Mijland uit.
- Ja, ziet ge die vogels er niet omheen vliegen en hoort ge dat gefluit niet?
- Ja.
- Nu, dat is de troepiaal.
- De troepiaal?
- Ja, deze vogel maakt zijn nest van de dooreengeweven draden en vezels van planten. Ik heb wel eens zoo'n nest in bezit gehad, dat ongeveer een meter lang was, vervolgde Driessen. Het is, zooals ge ziet, een gek