Over Conserve. De eerste roman van Willem Frederik Hermans
(1988)–Kees de Bakker– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
G.H.B. (Bob Barneveld)
| |
[pagina 12]
| |
Tegen zijn polemische toon heb ik geen bezwaar, wèl tegen het feit dat hij aan elke voorwaarde voor het schrijven van een goed essay volledig lak heeft. Ik geloof dat men zich alleen dan arrogantie of schoolmeesterachtigheid kan permitteren, wanneer men de kunst van het formuleren verstaat of althans van zijn plezier in die kunst blijk geeft. Wanneer men Hermans' stukken leest, raakt men niet zozeer geïrriteerd door zijn verwardheid en nonchalance als wel door het gebrek aan overtuiging, waarmee hij, en vaak onjuist, de klappen uitdeelt, die nodig zijn, wanneer men redacteur is van een zo pretentieus tijdschrift als Criterium. Zo is Hermans er in vrij korte tijd in geslaagd een reputatie van tegenstrijdige oordelen over zijn werk te verkrijgen. Hij kan zich, terecht, van die meningen distancieren, maar niet door aan te komen met oorspronkelijk werk zoals De tranen der acacia's, waarvan het gehalte niet veel beter is dan van de alom verslonden trein-lectuur. Tegen deze ‘achtergrond’ is de roman Conserve zoiets als een natuurverschijnsel. De critiek, die vernomen heeft dat H. 22 jaar was, toen hij dit boek schreef, zal de jeugdgebreken ervan natuurlijk wel weten te vinden. Voor mij is het een fascinerend boek, waarin de fantasie van de schrijver het nogal gezochte verhaalGa naar eind2 bizonder boeiend heeft overwonnen. Het is mij bij het lezen vergaan als bij de lectuur van Hudson's The purple land, een boek, dat overigens in geen opzicht iets met Conserve gemeen heeft, maar waarin het, stellig voor de huidige lezer, eveneens niet duidelijk wordt, of de auteur zijn bedoelingen, daar met name een oordeel over het engelse imperialisme van zijn tijd (plm. 1880), wel eigenlijk au sérieux nam. Hèt stijlmiddel voor het wekken van een dergelijke onduidelijkheid is nog steeds de ironische toon, waarin de stembuigingen alle mogelijkheden openlaten. Hermans toont zich van dit middel allerminst afkerig, maar verwekt ook nog op een andere manier twijfel aan zijn bedoelingen door allerlei romanstijlen - uiteraard in beperkte mate, want binnen de afmetingen van deze roman | |
[pagina 13]
| |
van 240 pagina's - met zoveel raffinement te pasticheren, dat deze in de betrokken passages letterlijk op hun plaats zijn en... de humorloze lezer keer op keer zullen overrompelen. Het lijkt mij niet mogelijk met zekerheid vast te stellen, waarom Hermans zich van dit middel heeft bediend. Het meest voor de hand ligt de veronderstelling dat de auteur geen kans zag de lezer op een andere wijze te overtuigen dat situaties, die men gewoonlijk met het woord krankjorem afdoet, bestaan. Deze stilistische ‘trucs’ zijn echter zo volledig beheerst dat ik nòg meer geneigd ben aan te nemen dat Hermans het aangrijpende van het verhaal bewust in deze zeer ongebruikelijke under-statements heeft willen camoufleren. Hier twee voorbeelden van al lang niet meer ‘moderne’ trucs, die, hoe geforceerd ogenschijnlijk ook, hier duidelijk ironisch zijn bedoeld: ‘Hij leek op een roofdier, een vos bijvoorbeeld, en nu pas merkte zij, dat hij het blauwe jakGa naar eind3 van haar lievelingspop om zijn halsGa naar eind3 droeg’, of wanneer Ferdinand, een van de hoofdfiguren, wordt achterna gezeten door zijn bediende Diego! ‘Hij trok bliksemsnel baksteenen muren achter zich op, dwars door den gang, die volkomen afsluitend, maar Diego stapte daar gemakkelijk door heen.’ Ik kan mij voorstellen dat men dit soort bijna visionnaire, zo men wil surrealistische, trekjes niet neemt, dat ook het geëxalteerde verhaal het niet doet, niet het minst doordat de auteur zich nog minder bloot geeft dan een romancier gewoonlijk doet, maar ik geloof dat men onder het lezen van dit kolderachtige, zeer fantastische boek steeds meer van het belang van dit curieuze, verbale document humain overtuigd zal raken, ook al blijft de titel Conserve een raadsel, of op zijn minst een bron van gissingen.
G.H.B. |
|