‘Hou nou je grote bek maar es!’ snauwde Klunder, die ook niet in zijn beste humeur was. ‘Heb jij den jachtopziener ergens gezien?’
‘Je malle moer!’ sprak de kastelein. ‘Zoek jai die koddebaier hier in 't café? Dan mot je in 't doin weze, wist je dat nog niet?’
‘Ik moet huiszoeking doen’, antwoordde Klunder kort. De kroegbaas stelde zich in postuur en greep een biljartqueu.
‘As je één poot over me drempel zet, dan slae ik je de harses in!’ beloofde hij.
Zonder een bedreiging te uiten, greep de veldwachter zijn revolver en hield die op Lauwers van de Otter gericht. Deze zag, dat het menens was en krabbelde terug.
‘Wat wil je hier nou doen!’ zei hij met iets van verwijt in zijn stem.
‘Huiszoeking, dat zei 'k je toch?’ merkte Klunder bijna vriendelijk op.
Hij liet licht aansteken en zag vuile voetsporen, die naar het hok achter de gelagkamer gingen.
‘Wie zijn hier vannacht geweest?’ informeerde de veldwachter.
‘Dat ken 'k je niet zegge’, antwoordde waardig de kastelein. ‘Da's nou main ambtsgehaim, snap je?’
Hij wist zijn ongerustheid goed te verbergen, maar piekerde, terwijl Klunder alles nauwkeurig onderzocht, dat het een Godsmirakel was, hoe die jongens geen kwartier geleden met hun vrachtje waren vertrokken en dat het niet zo mooi zou aflopen, als nou de politie er al achterheen zat. Daar konden ze allemaal wel es een opfrissertje door krijgen.
Buiten zag Klunder in het licht van zijn zaklantaarn de sporen van een bakfiets. Die waren nog vers. Zuiver