Diederik van Slingelandt zich boven het ongegronde familievooroordeel verhief en de geheele verzameling edelmoedig ten geschenke aanbood aan het rijk, ter plaatsing in het Rijksarchief.
Uit de dezer dagen in druk verspreide instructie voor den rijks-archivaris hebben wij gezien, dat op hem de verpligting rust jaarlijks verslag te doen van de aanwinsten van het archief. Wij vertrouwen dat bij die gelegenheid de verzameling van Slingelandt breeder zal ter sprake worden gebragt. Eene vlugtige inzage van het geschonkene stelt ons echter in staat het volgende te melden:
Van Govert van Slingelandt zijn uitvoerige tot dusverre op het Rijks archief gemiste verbalen voorhanden van zijne zending naar Denemarken en Zweden in den jare 1659 met alle daartoe behoorende originele stukken als kopijen van hetgeen hem ter betere uitvoering van zijnen last van staatswege is medegedeeld. Voorts verschillende stukken bij hem als secretaris van den Raad van State, een ambt dat hij van 1664 tot 1690 bekleedde, ingekomen: onder deze een uitvoerig verhaal van de gebeurtenissen in het noodlottig jaar 1672 en van den veldtogt van 1674.
Talrijker zijn dergelijke stukken aan zijnen zoon en opvolger Simon van Slingelandt in dezelfde betrekking ter hand gekomen. Wij moeten vooral opmerkzaam maken op diens briefwisseling met den hertog van Marlborough van 1702 tot 1712, eene verzameling waarvoor, zoo men Siegenbeek gelooven mag, ongeveer een eeuw geleden door een Engelsch boekhandelaar de som van duizend guineas werd geboden. Als raadpensionaris zorgde Slingelandt met eene naauwkeurigheid en zorgvuldigheid welke aan die van De Witt herinnert voor de bewaring zijner minuten en der bij hem ingekomene stukken. Zijne correspondentiën met de ambassadeurs Van Hoey, Van Ginkel, Van der Meer, Hop, Hamel Bruyninex, met vreemde ministers als Townshend, Walpole en Chesterfield zijn in de meest mogelijke volledigheid door hem bijeengebragt en, voor zoo-