Het berigt omtrent het werk van den heer De Bavay - misschien komen wij later daarop terug - bevat onder andere, dat hij op regtsgeleerde gronden de volkomene onschuld des graven heeft betoogd. Die taak moet een bekwaam regtsgeleerde te gemakkelijker vallen omdat het, in Belgie althans, prêcher les convertis is. Op het standpunt, waarop zich de Spanjaarden plaatsten, was Egmonts onschuld meer te betwijfelen. De beste verdediging blijft, onzes inziens, altijd die van den president van Artois, Pierre d'Asset, welke aanvoerde dat sedert Egmont in 1567 den nieuwen eed gedaan had en die eed was aangenomen, hij niet kon vervolgd worden wegens daden, vóór die eedsaflegging gepleegd.
Egmont is ten gevolge van dichterlijke en plastische kunstvoorstellingen in Belgie een halve God geworden. Boeken, uit zoo authentieke bronnen zamengesteld als dat van De Bavay, zullen verhinderen dat hij eene mythe wordt, waartoe overigens veel kans bestond. Cretenzer leugenaars hadden reeds, even als van den echten Zeus, op meer dan één plaats zijne grafstede aangewezen. Wij protesteren hiermede met een enkel woord tegen het berigt dat onze Letterbode in zijn nummer XX, blz. 158, uit belgische berigten overnam. Hierges, waar hij, volgens dat berigt, nevens zijne familie zou zijn bijgezet, behoorde destijds niet aan de Egmonts, maar aan de Berlaimonts, en Berlaimont behoorde, zoo niet persoonlijk, dan toch solidair tot Egmonts regters. Het oude verhaal, dat zijn lijk naar Sotteghem in Vlaanderen zou gevoerd en daar begraven zijn, is het eenige ware. De belgische berigtgever, die van Hierges sprak, vergat, dat de bekende oudheidkundige De Bast in den jare 1819 te Gent een procesverbaal omtrent de ontdekking van het graf van Egmont had uitgegeven, waarbij pastoor, maire, vrederegter van Sotteghem, benevens onderscheidene getuigen verslag gegeven hadden van hunne onderzoekingen, ten jare 1804 in den grafkelder der Egmonts te Sotteghem gedaan. Dat zij er het hart van den graaf en van zijnen zoon Philips en het lijk