Anton Gunther.
Op theologisch-katholiek terrein schijnt het oostelijk Duitschland eene wedergade te willen opleveren van den strijd waarvan het westelijk Duitschland van 1830 tot 1840 het tooneel was. Wederstand tegen het ultramontanisme overluid uitgesproken, maar bij wijze van protest, zonder dat men zich eenig stellig gevolg mag beloven. Destijds gold het Hermes en zijne wijsbegeerte; thans Gunther en zijne theosophie. Anton Gunther is een bedaagd man, meer dan 70 jaren oud, die nooit een openbaren leerstoel bekleed heeft, maar met den titel van vicedirektor der philosophische studiën bij de hoogeschool van Weenen vooral door voorbeeld en schriften heeft zoeken nut te stichten. Des ondanks liep hij eene zekere partij in het oog, welke zijne geschriften in verdenking hielp, en door eene aanklagt bij de H. Congregatie het zoo verre bragt, dat men die bij pauselijk dekreet eerlang op den Index te verwachten heeft. Het vonnis van veroordeeling - meent men - zal echter zacht in de vormen zijn en het harde woord: haeresim sapit, dat destijds omtrent Hermes gebruikt werd, is ten gevalle van Gunther verzoet tot een aborthodoxae veritatis tramite recedit. Gunther telt in Bohemen, Silezië, Tyrol, Oostenrijk, Posen zeker even talrijke vereerders, als destijds Hermes in de Rijnlanden vond, ja zelfs dáár, met name te Trier, heeft een geestelijke, Joh. Merten, het gewaagd het stelsel van Gunther in een systematischen vorm den geloovigen aanschouwelijk te maken. En waarom nu Gunther veroordeeld? vragen zijne talrijke