over Griekenland op de hoogte waarin zij in onze eeuw gevorderd waren. Waar zelfdenken en fijne kritiek te pas kwamen bragt Hermann het zoo ver niet, en van de door hem ondernomen Geschichte und System der Platonischen Philosophie kwam gelukkig niet verder dan een eerste deel in het licht. Hij had juist de gamme dier boekengeleerdheid bereikt, die in Duitschland voor iets voortreffelijks gehouden wordt, en daarbij veel gemakkelijkheid om zijne eigene gedachten en die van anderen in rijkdom van woorden mede te deelen. Voor zijne leerlingen kan hij daardoor een toegejuicht docent geworden zijn; op vreemden maakte hij den indruk van een declamator. Een onzer vrienden, aangetrokken door den roem die van hem uitging, bezocht hem te Göttingen, maar kortte bij ongeluk de uren, waarop in Duitschland tragelijk een Eilwagen door het bergland wordt voortgesleept met het lezen van den Hippias van Plato. Hij vond, bij zijne aankomst, in Hermann het beeld van dien door Plato uitgekleeden Sophist terug, die met magistrale deftigheid zelfs over het schoenmaken wist te declameren. In 1824 werd Hermann doctor in de wijsbegeerte en eerlang privaatdocent te Heidelberg; in 1832 werd hij daar buitengewoon hoogleeraar; in 1833 is hij als gewoon hoogleeraar naar Marburg, en in 1842 naar Göttingen beroepen, waar hij tot aan zijn einde gebleven is.
(Konst- en Letterbode, 1856, No. 2.)