Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 1
(1863)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtvrij
[pagina 237]
| |
Nicolaas de Hammes.Over de afkomst van de hammes ligt een nevel. Volgens de verzekering van margaretha van parma had hij een' Franschen priester tot vader. Zijne moeder was agnes van schoore, van Vlaamsche afkomst, uit een geslacht met dat der van der grachts en douvryns vermaagschapt. Wij vinden dat zij gehuwd was, of zich als gehuwd voordeed met den bevelhebber van het kasteel van Ham in Picardië, wiens geslachtsnaam zij op hare beide onwettige kinderen nicolaas en francisca overbragt. In zeer jeugdigen leeftijd kwam de hammes naar de Nederlanden; zijne moeder overleed er; zijne zuster trad met een' Vlaamschen edelman in den echtGa naar voetnoot(1), en de smet zijner eigene geboorte verbleekte bij den glans der eerambten, waartoe hij opklom. Omstreeks 1545 leefde hij als student te Leuven; in 1551 kende karel V hem den rang en de regten van Nederlander toe. In 1557 benoemde filips II hem tot commissaris der monstering, eene bediening die gewoonlijk de waardigheid van raad van oorlog in zich sloot. In 1559 werd hij tot edelman der artillerie of onderbevelhebber des veldtuigmeesters aangesteld. Hammes beroemde zich in het vervolg op de diensten door hem als krijgsman bewezen en den moed, waarmede hij van jongs af in de dienst des Konings zijn leven had gewaagd. Wij hebben alle reden om die verzekering te eerbiedigen. | |
[pagina 238]
| |
Door den dood van anth. de beaulaincourt had de Vliesorde haar' heraut van wapenen verlorenGa naar voetnoot(1). Het kwam er op aan eene goede keuze te doen, vooral daar in de laatste jaren de Vliesridders meer dan eens ten opzigte hunner beambten eene ongelukkige greep hadden gedaan. De voorganger van beaulaincourt had wegens verregaande nalatigheid van zijnen post afstand moeten doen. De griffier der Orde werd, nog op het oogenblik, door den raad van Brabant, wegens misbruik van 's lands penningen, in regten vervolgd en eindigde zijn leven in ballingschap. Achttien maanden bleef het wapenkoningschap open. Toen vereenigden zich acht ridders te Brussel, om voor die betrekking nicolaas de hammes aan den Koning voor te dragen, met eene aanbeveling, die zijne lofrede was. Behalve om zijne kunde en beschaving, prezen zij hem als zeer bedreven in de krijgskunst en allergeschikst om steden en sloten op te eischen. In overeenstemming met de ridders benoemde hem de Koning tot wapenkoning en raadsheer der Orde. Hier was het geene blinde goedkeuring eener gedane voordragt; want ten zelfden tijde weigerde de Koning de keus uit twee hem door het kapittel voorgedragene griffiers, en droeg op eigen gezag die waardigheid aan zijnen geheimschrijver joris de courteville op. Weinige jaren later gaf een niet minder bevoegd regter | |
[pagina 239]
| |
eene even schitterende getuigenis ten voordeele van de hammes. Lazarus von schwendi, de oude krijgsmakker der Nederlandsche helden, had het opperbevel over de troepen des Keizers in den eindeloozen Turkenoorlog op zich genomen. De Keizer wenschte de beproefde krijgslieden uit de Nederlanden voor zijne dienst te winnen, en hij verzocht derhalve de Landvoogdes om hem mansfelt en nevens dezen, hetzij de hammes, hetzij de la cressonniere af te staan, ten einde zijn geschut te bedienenGa naar voetnoot(1). Naast zulke namen genoemd te worden, was voor de hammes eene eer; maar die eer zou in waarde verliezen, ware het vermoeden van sommigen juist, dat de aanvrage des Keizers van herwaarts werd uitgelokt, om onder een' schoonen glimp den beroepene van de hand te zenden. Dat vermoeden echter bevestigt zich niet. Nog vóór het aandeel, dat de hammes aan de Nederlandsche beroerten had, ruchtbaar was, werd met name door schwendi zelven verlangd, om hem in den aan te vangen veldtogt bij te staanGa naar voetnoot(2). De Landvoogdes, die hem erger lot had toegedacht, betoonde aanvankelijk weinig neiging om hem uit hare handen te laten glippenGa naar voetnoot(3), en toen zij zich eindelijk gedwongen zag, zelve op zijn vertrek aan te dringen, bereidde zij hem de slechtst mogelijke ontvangst aan het keizerlijke hof voor. Dit alles heeft geenen zamenhang, wanneer men aan een heimelijke afspraak van haar en haren gezant bij den Keizer, met den Keizer of diens veldheer te denken hadde. Op eene andere plaats zullen wij misschien over den oor- | |
[pagina 240]
| |
sprong van het Verbond der edelen en de betrekking, welke de hammes daartoe had, uitvoeriger spreken. Thans willen wij slechts twee punten in het licht stellen: zijne godsdienstige beginselen, zijne handelingen te Antwerpen. Viglius heeft de hammes goddeloos genoemd, omdat hij den spot dreef met de apocryfe wijsheid, welke viglius over den Heiligen andreas, in zijne bekende redevoering tot de Vliesridders, had uitgekraamd. Kiesch was zulk eene spotternij van de zijde van de hammes niet, maar zij bewees eeniglijk dat hij de begrippen der Hervorming had omhelsd. Wij bezitten in de Archives van groen van prinsterer, T. II. p. 35 s. s. eenen brief van de hammes aan lodewijk van nassau, zoo uitstekend van taal en stijl, dat in die verzameling naauwelijks een tweede dergelijke is aan te wijzen en die den schrijver om zijne welsprekendheid ten minste aan de zijde van eenen tavannes of la noue plaatst. In dien brief bevestigen enkele uitdrukkingen de meening dat de hammes toen Protestant wasGa naar voetnoot(1). Welker Protestantsche partij was hij toegedaan? Zijn Fransche afkomst, het radicale zijner plannen en handelwijze doen ons vermoeden dat hij tot de partij der Calvinisten behoorde. Het vonnis van alvaGa naar voetnoot(2) beschuldigt hem uitdrukkelijk dat hij Calvinische leeraars beroepen heeft; en in eenen brief van margaretha van parma aan chantonnay verzekert zij dat de hammes meermalen verklaard had, dat hij in de Calvinische sekte zou leven en sterven, dat hij, over zijne dwalingen, door de Vliesridders onderhouden, ruiterlijk voor zijne ketterij was uitgekomen, en dat hij, op het punt om de Nederlanden te verlaten, de voornaamste leeraars en de hoofden zijner geloofsgenooten bij zich geroepen, en in eene lange redenering hen had aangemoedigd tot volharding, en om | |
[pagina 241]
| |
geen goed ter wereld van hun voornemen af te zien. Zelf had hij tien jaren lang vlijt noch moeite gespaard, om de zaken te brengen op de hoogte van thans; het overige zou volgen; hij scheidde met de hoop, dat wanneer hij terugkwam, hij hen in het volle bezit der overwinning zou aantreffen. Ik heb een oogenblik aan de opregtheid dier betuigingen van de hammes getwijfeldGa naar voetnoot(1), toen ik een brief van hem aantrof, aan den bekenden geheimschrijver of agent van lodewijk van nassau, gilles le clercq, of in diens afwezen aan marnix van st. aldegonde geschreven. Hij dringt daarbij aan, dat de gemeente van Antwerpen de belijdenis van Augsburg tot hare geloofsbelijdenis make, en op dien grond de bescherming inroepe der edelen, die te St. Truijen zouden vergaderen. Eene nadere inzage van den brief, heeft mij van de ongegrondheid mijner meening overtuigd. Hammes was dien eigen dag te Brussel aangekomen, door brederode afgevaardigd om mondeling met lodewijk van nassau het plan der aanstaande zamenkomst te besprekenGa naar voetnoot(2). Hier vond hij graaf lodewijk zoowel als zijnen doorluchtigen broeder, van de Calvinisten, wegens de stoutheid hunner eischen, afkeerig. Onder dien indruk zond hij deze raadgeving niet aan brederode, maar aan de twee meest invloedrijke en kundigste hoofden der hervormde partij. Dat de hammes met hunne beginselen het naast instemde, blijkt uit een naschrift van dien brief, waarin hij hun aanbeveelt de Augsburgsche belijdenis, tegen de aanstaande vergadering, aan te nemen; maar die tevens vergezeld te doen gaan van - een protest. Indien deze geringe proeve van gematigdheid reeds eene uitzondering schijnt op het overigens heftige en voortvarende gedrag van de hammes, nog raadselachtiger zou hij ons voorkomen, ware hij, volgens de meening van te water (Verbond der Ed., II, bl. 446), de persoon, door franciscus junius | |
[pagina 242]
| |
in zijne levensbeschrijving bedoeld. In dat geval zou de Landvoogdes hem tot driemaal naar Antwerpen gezonden hebben, om de hervormden terug te houden van het doorzetten der openbare preek, zoo lang ten minste de koning geen antwoord op hare nadere voorstellen had gegevenGa naar voetnoot(1). Ik kan het niet gelooven. De beschrijving van den persoon, zoo als junius die gaf: niet ongeletterd, kundig en welsprekend, past ongetwijfeld allezins op de hammes; maar dat junius zich in zijnen voornaam zou hebben vergist, is te minder te denken, hoe beter beiden met elkander bekend moesten zijn. Immers waren zij te gelijk te Antwerpen, voor de zaak van Godsdienst en onafhankelijkheid, werkzaam: immers dienden zij later in denzelfden veldtogt, de een als legerprediker en kapellaan des prinsen, de ander als overste van zijn geschut. Maar allerminst laat het zich rijmen, hoe margaretha aan de hammes eene dergelijke zending zou hebben toevertrouwd, aan de hammes, die volgens het vonnis van den bloedraad zich, allermeest en eerst, in het invoeren der openbare preek en der nieuwe leeraars had werkzaam betoond, en die voor haar sinds lang een voorwerp van afkeer en achterdocht was: al mocht men ook overigens onderstellen, dat de voortreffelijke junius, die misschien het zwak had, overal duivels op de daken, en boosheden in de lucht te zien, eenen raad, hem door de hammes ter loops en uit eigene ingeving voorgeslagen, voor eene listige inblazing der regering hebbe gehouden. Over de hammes' handelingen te Antwerpen zijn wij in staat, naar echte bescheiden, de verwarde, niet zonder opzet vervalschte, berigten van het vonnis te wijzigen. Het was op den 24sten Augustus 1566, dat hij en tholouse naar Antwerpen kwamen; op dit oogenblik was de overeenkomst tusschen de Landvoogdes en de gelastigden der verbondene edelen nog niet gesloten: eerst dien eigen dag kwam zij tot | |
[pagina 243]
| |
stand, en eerst 's anderen daags verkreeg zij, door de uitwisseling der wederzijdsche verzekeringen, kracht van wet. Beider zending was vertrouwelijk en voorloopig, zoo als men thans zeggen zou, officieus; in overeenstemming met de onderhandelingen, die door oranje, egmont en hoorne geopend waren, en die ten gevolge hadden dat van toen af de eedgenooten zich naar hunne woonplaatsen en betrekkingen begaven, om verdere beeldstormerijen te verhoedenGa naar voetnoot(1). De poorten van Antwerpen waren op last der regering gesloten; maar op vertoon van een' lastbrief des prinsen van oranje, raakten de beide edelen die binnen. Hun weg ging regelregt naar de raadsvergadering, waar zij de verklaring des Prinsen voorbragten, dat de door de hervormden ingenomen kerken moesten ontruimd, en de nieuwe predikatiën eeniglijk in de nieuwe stad gedoogd worden. Middelerwijl hadden zich de Vlaamsche hervormden binnen de Burchtkerk met geweld gevestigd. De hammes en tholouse begaven zich derwaarts: zij leidden leeraars en toehoorders naar de nieuwe vergaderplaats in de nieuwe stad, en daar lieten zij door den predikant het met de edelen gesloten of, juister gezegd, nog te sluiten verdrag voorlezen. De hammes droeg het gulden vlies, tholouse den Geuze-penning op de borst. Zie hier de groote misdaad. ‘Alomme achter stadt’ - dus lezen wij in de Justificatie des magistraats van Antwerpen, waaruit wij de meeste bijzonderheden hebben geput - ‘wert geseeght, (dat de predikatiën) bij den hove waeren toegelaten, ende dat ennige heeren van der orde daer hadden geweest, overmidts hammes het Toison d'or op zijn borst hadde hangende.’ En voorzeker er lag daarin een opzettelijk vertoon, wel geschikt om de uiterste partij moed te geven, en die des behouds te vernederen, wanneer men in een' plegtigen optogt het gulden vlies naast en als aangearmd aan den bedelzak zag, ten bewijze dat bereikt was, wat de vergadering van St. Truijen had gewenscht: een | |
[pagina 244]
| |
onderlinge borgtogt van de naaste vertegenwoordigers des Konings en van de hoofden der oppositieGa naar voetnoot(1). Den volgenden dag bragten de beide afgevaardigde edelen het een' stap verder. Zij verschenen andermaal op het stadhuis en eischten, zoo niet de slaking, dan toch eenige begenadiging voor de gevangen beeldstormers. Het vonnis van de hammes is ten dezen opzigte naauwkeuriger en juister. Ook de Justificatie van Antwerpen verzekert, dat het voorstel der edelen daarop nederkwam: ‘dat zij regard zouden willen nemen, op de ghene die uit zèle van der religien tselve zouden moghen ghedaen hebben; want het ghetal van den ghenen, die daerinne consenteerden ende tselve advoyeerden zoo groot was, ende daeronder oyck waeren van qualiteyten, dat zoe verre zij tselve wisten, daeraff zouden verwondert en verscroomt wesen, allegererende - tholouse oyck zekere redenen waeromme men deselve nyet en behoorde te corrigerene; maer voor de ghene die enige kerkgoeden geroofd hadden en wilden zij niet intercederen.’ - Het zijn de gronden en de voorwaarden, waarop later de beroemde aldegonde de gedane kerkschennis verdedigde: het zijn de bewoordingen bijna, waarmede de ijverige hervormer van Doornik, ambrosius wille, der regering schrik aanjoeg, om haar het te keer gaan der nieuwe leer te beletten. Het is moeijelijk te bepalen, in hoeverre de beide afgevaardigden overeenkomstig hunnen last, en in hoeverre zij naar eigene beweging hebben gehandeld. Alle nasporingen leidden ons tot de overtuiging, dat de drie of vier Heeren: oranje, egmont, hoorne en hoogstraten onderling waren | |
[pagina 245]
| |
overeengekomen, de predikatiën der beide hervormde gezindheden toe te laten, en onder zekere voorwaarden te beschermen. Maar, dit toegestemd, waarom zond de Prins, ten einde de uitvoering van dit besluit te regelen, juist twee partijhoofden naar Antwerpen en niet liever bemiddelaars, zoo als zij juist op dit oogenblik te Brussel aanwezig waren; de afgevaardigden der stad Antwerpen zelve, daaronder de pensionarissen gillis en wesenbeke? Het antwoord op deze vraag is eenvoudig: bij den algemeenen opstand der Nederlanden, was de tijd voorbij om voorwaarden voor te schrijven: men had te voorzien, dat niet te zware opgelegd werden. Het hof met zijne vertegenwoordigers capituleerde, en de hoofden der beweging waren de noodzakelijke uitvoerders en waarborgen der gedane inwilligingen; zulk een stand van zaken beperkte de hooge lastgevers, en liet den gemagtigden de handen ruim. Zelfs omtrent de strafbaarheid der beeldstormers was geen beginsel eenstemmig aangenomen. Oranje en egmont wijdden hunne terugkomst in hunne gouvernementen in met het ter dood brengen van eenige der belhamels. Hoorne en hoogstraten daarentegen vervolgden de bereids gepleegde gewelddadigdheden niet en bewaarden de gestrengheid der wet slechts voor de toekomstige. Op den ingeslagen weg stond de hammes niet stil. Het vonnis van den bloedraad gaat zijne verdere handelingen met stilzwijgen voorbij, maar andere ontwijfelbare getuigenissen bevestigen, dat hij, hetgeen hij voor Antwerpen had gedaan, ook voor Brussel wilde uitwerken. Tot welke uitbarsting van partijwoede aldaar de zaak der openbare preek aanleiding gaf, is uitvoerig en naauwkeurig door van der haer beschreven, de Init. Tumult. Belg., L. II. p. 359-361; men vergelijke hiermede groen van prinsterer, Archives, T. II. p. 319, 320, 373-375; reiffenberg, Correspondance, p. 202. Een oogenblik gelukte het de overheid, ondersteund door de Landvoogdes, de beweging te stuiten; maar lodewijk van nassau zag in dezen wederstand eene verbreking van het pas bezwo- | |
[pagina 246]
| |
ren verdrag: en 's anderdaags trokken de hervormde burgers naar de groene preek. Het was, volgens schrijven der Landvoogdes aan den Koning, de hammes die hen derwaarts geleidde, en deze grieve, gevoegd bij zoo vele anderen, deed op de verwijdering van dien, om zijne bekwaamheden evenzeer als om zijnen invloed, gevaarlijken bondgenoot bedacht zijn. Het strekt der Landvoogdes tot eer, dat zij den zachtsten weg koos, en den invloed van egmont en mansfelt gebruikte, om de hammes tot het vertrek naar 's Keizers leger te bewegen. Eene geldsom zelfs werd door haar voorgeschoten, om hem de afdoening zijner zaken en de reis mogelijk te maken. De hammes vertrok schoorvoetend: hij beklaagde zich over de lasteringen, waardoor hij vervolgd werd, en eischte het regt om zich voor een regtbank van zeven of acht Vliesridders te mogen zuiveren. Hij vertrok echter of liever hij werd weggejaagd. Want hij kon weten dat de lankmoedigheid hare grenzen had: dat de Landvoogdes waarlijk niets liever wenschte dan zijne veroordeeling; maar dat het haar onmogelijk was, zonder gevaar van een' nieuwen opstand, een' dienstman der Orde aan te tasten, wier tusschenkomst voor het oogenblik de rust had hersteld. Een halsstarrig verzet tegen haren wensch had hem aan hare ongenade prijs gegeven, en waarschijnlijk aan de schutse zijner natuurlijke beschermheeren onttrokken. Voor zijne vrijwillige ballingschap vond de hammes in zijne nieuwe krijgsdienst weinig of geene vergoeding. Eerst zag hij zich in het leger des Keizers opgehouden, dat in werkeloosheid den tijd verspilde, en zich langzamerhand tegen den naderenden winter ontbond. De hammes wachtte het opbreken des legers niet af. De gezant des Konings van Spanje, chantonnay, bevond zich in het leger des Keizers, en sloeg niet alleen elken stap en elk woord van de hammes gade, maar droeg hem zelf bij den Keizer in zulk een ongunstig licht voor, dat voor hem aan geene eervolle dienst- | |
[pagina 247]
| |
betrekking te denken viel, en hij nog eer dan om zijne aanstelling, om zijn ontslag aanhield, en dat verkreeg. Hij leefde daar afgezonderd, en zoo weinig zigtbaar, dat juist die teruggetrokkenheid de achterdocht van chantonnay dubbel prikkelde. Te regt: want zie hier wat er gaande was. Graaf gunther van schwartzburg, de zwager van den prins van oranje, en de wapenbroeder van egmont, rustte eene aanzienlijke krijgsligting toe, om daarmede het beleg van het in den rijksban verklaarde Gotha op zich te nemen. Behalve het opentlijk erkende doel, verbond zich aan die toerusting eene andere verwachting: men hoopte daaruit bij het einde der belegering van Gotha een staand leger te kunnen vormen, dat met vrucht in de ongelegenheden der Nederlanden kon tusschen beide komen, en dat zich eer aan de zijde der opstandelingen, dan aan die des Konings zou hebben geschaard. De hammes was, meende men, in die plannen èn ingewijd èn hoofdwerktuig; want reeds in het leger des Keizers had men bespeurd, dat hij aanhangers voor zijne partij had zoeken te verwerven. Margaretha schreef aan haren gezant, dat hij de hammes uit Weenen moest trachten te verwijderen. Onderweg ware het mogelijk hem te doen opligten en ergens heen te voeren, waar men zaken van belang uit hem zou krijgen. Chantonnay zijnerzijds hield bij den Keizer aan; maar de graaf van schwartzburg strekte zijne magtige bescherming over de hammes uit: toen deze eindelijk zwichten moest - want ook de verdraagzame maximiliaan had tegen de hammes de zware grief, dat hij een Sacramentaris, d.i. Calvinist was - zond hij hem in het geheim met een gedeelte des aangeworven legers naar Saxen. Hij deed meer: eerlang zelf in het leger gekomen, gebruikte hij zijn gezag bij de krijgscommissarissen des Keizers, om aan de hammes een aanstelling als keizerlijk krijgsraad en een bevelhebberschap bij het beleg te bezorgen. Het een en ander was een spel des graven van schwartzburg. Want de Keizer verklaarde herhaaldelijk, dat de aanstelling buiten zijn weten was geschied en | |
[pagina 248]
| |
herroepen moest worden; en schreef aan den keurvorst van Saxen, die het opperbevel had voor Gotha, brieven van waarschuwing tegen den persoon van de hammes, zoo als hij zelf die vroeger van margaretha van parma had ontvangen. Maar de Keizer moest aanzien, dat de hammes des ondanks in het leger bleef, en met den graaf van schwartzburg en de beide graven van Nassau, lodewijk en jan, zijne heimelijke wervingen voor de bondgenooten voortzette. Hunne pogingen echter mislukten. Want de Keizer en de Koning van Spanje slaagden er in, bij onderling overleg, met opoffering van aanzienlijke geldsommen, voor hen zelven in wachtgeld te nemen al wat na de overgave van Gotha van manschappen te koop was. Onder deze omstandigheden schreef de hammes aan de Landvoogdes twee brieven, die, schoon hun onderwerp in de door ons aangehaalde schrijvers is opgegeven, echter merkwaardig genoeg zijn, om die in hun geheel mede te deelen. De eerste is gedagteekend van den 17den April 1567, uit het leger van Gotha, en van den volgenden inhoud: Madame. Estant véritablement informé de la petite asseurance que le Roy et vostre Alteze donnent à iceulx, qui au pays-bas desyrent suyvre l'évangille soubz la discipline de l'église réformée, et aussi que tous officiers voullans retenir leurs estatz sont contrainctz de faire nouveau serment, qui est de maintenir et défendre l'églize Romaine: pour ne faire chose qui contreviegne à ma conscience, ay plus aymé de renoncer à toutes les choses, que jay eu plus chères en ce monde, qu'en cela obéir au Roy ou à vostre Alteze. Parquoy, Madame, encore que ce soit avec un indicible regret mien, à V.A. je remetz en mains mes estatz, pensions et serment, que j'ay faict tant à cause de l'estat de lieutenant de l'artillerie, comme par cause de naturalité acquise. Pareillement je remetz ès mains de V.A. tout le peu de bien fief, qu'il a pleu à Dieu me donner ès terres du Roy, me tenant désormais envers sa Maté quitte et libre de toutes | |
[pagina 249]
| |
obligations, sauf d'un désyr ardent et espoir de y revenir quelque jour et luy faire plus de service, que jamais; suppliant très-humblement V.A. prendre ce mien renvoy de serment en la bonne part, et croire qu'à mon tresgrant regret je y ay esté contrainct, tant pour ne blesser ma conscience, comme pour l'asseurance de ma personne. Madame. Je prie le Seigneur donner à vostre A. en ferme santé très bonne et longue vie. Het andere was een verzoekschrift, gedagteekend van een dag later. A Madame. Remonstre en toute humilité à vtre Altesze nicolas de hammes, comme en Septembre dernier passé, par le congé de V.A. il se seroit parti par la poste pour s'en aller trouver l'empereur en Hongrie et servir sa Maté en la guerre, à ce persuadé par Monseigneur le Conte Pieter Ernest de Mansfelt, lequel disoit avoir letres de sadicte Maj. à cest effect, incité aussi au mesme voiaige par Monseigneur le Prince de Gavre, au retour duquel et comme je me préparois pour m'en raller au pays-bas, passant par Gota, qui lors estoit assiégié par le camp de sa Maté Impériale, dont estoit Lieutenant-genéral le Duc Auguste, Electeur de Saxe, les trois commissaires députés par sa Maté à ladicte guerre, à scavoir: le conte Otto de Eberstain, Messire Fabian de Schoneck et Messire Christofle de Carlwitz, me commandarent de la part de sa Maté, que j'eusse à servir icelle en ceste emprinse en estat de conseiller de guerre, à quoy j'obéis promptement, comme à la personne de sa Maté, à la quelle j'avois congé de V.A. de faire service sans aucune limitation de temps. Durant lequel siége j'ay entendu par plusieurs et veritables personnages, que le roy entendoit et commandoit que tous ses subgectz et principallement officiers eussent à faire ung nouveau serment, par lequel ilz juroient de servir sa Maté pour toutes querelles sans excepter conscience ou religion et aussi de maintenir et défendre la religion ancienne, telle que de temps immémorial avoit esté | |
[pagina 250]
| |
observée ès pays bas. Or, ne pouvant supporter ma conscience de faire ung tel serment et par ainsi me bannisant voulontairement de ma douce patrie, ay par ma lettre à V.A. datée du 17 Avril renoncé à tous les biens et honorables estatz et pensions que je tenois de sa Maté, les sermens par lesquelz je luy estois attenu; Mais, comme j'ay laissé au dict pays de sa Maté tout mon bien, tant meuble comme immeuble, et que iceluy je ne puys recouvrer sans l'ayde et faveur de V.A., Supplie tres humblement, V.A. qu'il luy plaise défendre, qu' aucun empeschement ne me soit faict pour la levée de si peu de rentes et biens immeubles, que j'ay audict pays et pareillement qu'il ne me soit donné empeschement d'enlever desdictz pays-bas le peu de meubles et debtes, que je y puys encore avoir. Et pour mieulx et plus commodement vaquer à mesdictes affaires, Plaise à V.A. de me donner et ottroier lettres de saufconduicte durant l'espace de six mois, ausquelz six mois je puisses aller ès lieux desdictz pays; protestant devant Dieu qu'en ce dict temps je ne practiquerai chose qui soit contre le Roy, ny ses edictz et voulonté. J'ay toute ma vie tant fidellement servi sa Maté et tant de fois hasardé ma vie en son service, que j'espère V.A. ne me refusera ceste grace; et quant aux charges, dont aulcuns mesdisans devant mon partement avoient embousché V.A. je m'en offris à purger devant sept ou huict chevaliers de l'ordre, ce qu'encore j'offre devant les mesmes juges. Parquoy, Madame, je supplie très-humblement vostre Altezze, en consyderation de mes services passés, que, cependant que mes malveullans sont empeschés à forger nouvelles calomnies, ne povant prouver les vieilles, il me soit licite avec saufconduit de V.A. vacquer à mes petites affaires: Si ferés bien. Cependant je prieray le Seigneur quil face revenir le temps, auquel je puisse avec saine et entière consience obéir à tous les commandemens d'un si bon Roy et de vostre Altezze. Wat de hammes verwachten kon, gebeurde. De Landvoogdes liet niet alleen zijn verzoek onbeantwoord, maar zij zond | |
[pagina 251]
| |
zelfs zijne beide brieven aan den Keizer, ten proeve van 's mans onbeschaamdheid, en als aanmoediging om zonder eenige verschooning jegens hem te handelen. Maar wat hij ook gehoopt hadde gebeurde niet: hij zag het vaderland niet weder. Waar de hammes sedert het beleg van Gotha heeft gezworven, weet ik niet. Maar naauwelijks waren de schilden geheven ter bevrijding des vaderlands, of de hammes' diensten werden ingeroepen. Graaf lodewijk, die na de overwinning bij Heiligerlee aan een' aanval op Groningen dacht, wenschte de hammes bij zich om zijn geschut te bestierenGa naar voetnoot(1). De Prins zijnerzijds wenschte zijne diensten voor zich te behouden, zoo lang het ten minste tot geene belegering kwamGa naar voetnoot(2). Werkelijk toen de Prins in 1568 den krijgstogt tegen de Nederlanden had ondernomen, stond de hammes hem als overste van het geschut ter zijde: maar zijne dagen waren geteld. Reeds in September, terwijl het leger nog op het grondgebied der keurvorsten van Trier en Keulen zich bevond, liet zich schaarschte van mondbehoeften gevoelen. Die schaarschte gaf aanleiding tot eene muiterij, waarbij de Duitsche en Waalsche soldaten tegen elkander het geweer trokken. De Prins en de hammes wierpen zich tusschen de strijdenden, om het bloedbad te voorkomen. Vergeefs. Volgens de verzekering van alva, sneuvelden ongeveer honderd man van beide zijden. De Prins zelf werd door een' kogel getroffen, die hem rok en hemd doorboorde, maar zonder verder letsel liet. De hammes daarentegen viel aan zijne zijde, als het eerste offer van die rampspoedige onderneming, welke aan zoo vele dapperen, aan hoogstraten, malberg, louvirvaux, merode-delvaux, het leven zou kosten. De hammes was gehuwd geweest met philipotte van den heetvelde, vroeger weduwe van jan du blioul, en bloedverwant van den voormaligen griffier der Vliesorde, laurens | |
[pagina 252]
| |
du blioul. Zij overleed vóór haren tweeden echtgenoot, in 1564, zonder hem kinderen achter te laten. Zijne zuster françoise verkreeg van den Koning, in 1570, opheffing van de verbeurdverklaring zijner goederen, tegen betaling der schulden door hem nagelaten, en afstand van de achterstallige vorderingen, die hij op den Koning mogt hebben. De Heer pinchart heeft de merkwaardige inventaris der boekerij van de hammes medegedeeld, zoo als zij in de rekeningen der verbeurdverklaringen wordt gevonden. - Het vonnis van de Hammes luidt als volgt: Veu par Monseigneur le duc d'Alve, marquis de Coria etc. Lieutenant Gouverneur et Capitaine général, pour le Roy nostre Sire, des Pays de pardeça, les deffaultz obtenuz par le procureur général de sa Majesté, impetrant de mandt. criminel et demandeur, d'une part: Contre Nicolas de Hammes, naguaires thoison d'or, adjourné à comparoir en personne par devant son Excellence pour se venir purger de sa fuyte, absence ou latitation à cause des troubles passéz, deuement contumacé et débouté de toutes exceptions et deffenses, d'aultre; Chargé d'avoir esté ung des autheurs de la séditieuse et pernicieuse conjuration et ligue des confédérez (qu'ils appellent Compromis) et d'icelle premièrement avoir jecté les fondemens à la fontaine de Spa, avec le conte Loys de Nassau et aultres, et après, environ le mois de Decembre XVe LXV l'arresté, la signé et juré en ceste ville de Bruxelles en sa maison, et à icelle attiré et induict plusieurs aultres, et se trouvé à Breda à l'assamblée de plusieurs desdits conféderez, où a esté conceue certaine requeste et resolu de la venir presenter le Ve d'April audict an XVc LXV avant Pasques à Madame La Ducesse de Parme, Plaisance etc., lors régente et gouvernante etc. tendant à l'abolition de l'inquisition et modération des placcarts de sa Mate touchant le faict d'hérésie, comm'il a esté faict bien tumultueusement et avec grand nombre desdits confédérez, et après se trouvé à | |
[pagina 253]
| |
l'assemblée de St. Tron, où, ayant esté ung des principaulx du conseil, ont esté traictées plusieurs choses, sicomme de prendre les armes, lever et tenir souldartz estrangiers tant à cheval que à pied en waertgelt contre sa Majesté, prendre aussi en leur protection les sectaires, marchans et consistoires, et de faire dénombrement et déscription de tous les altérez de l'anchienne religion, pour sçavoir leurs forces et faire teste à sadicte Majesté, aussy faict venir en Anvers aulcuns prédicans et ministres Calvinistes et assisté à leur premières presches faictes hors et déans la ville d'Anvers, ayant au col la thoyson d'or pendant devant sa poitrine (comme s'il fut esté ung des chevaliers de l'ordre) pour abuser le peuple et luy persuader que, puys telz seigneurs se trouvoient et fréquentoient les dictes presches, leur estoit licite et permis faire le mesmes, et en confortance de ce, aiant ausdictes presches quelques lettres en sa main, avoit faict à croire aux assistans que c'estoit la permission pour librement et franchement oyr lesdictes preches: Et se trouvé avec Jehan de Marnix, seigneur de Thoulouze, aussy ung des premiers autheurs dudict Compromis, au collége du Magistrat audict Anvers, et requis que l'église de Bourg fut ouverte pour y faire les nouvelles presches, ou que leur fut désigné aultre lieu; aussy faict son effort de persuader au Magistrat, qu'il ne debvoit chastier, ny faire punition du simple bris des images, mais bien de ceulx, qui avoient desrobé et saccaigé les biens des eglises: aultrement, qu'il faisoit à doubter que grands personnages et plus grands que l'on ne pensoit s'en mesleroient: Veues aussy les informations exhibées par ledict procureur géneral à la veriffication des faictz dessus posez, ensemble des actes et exploictz y joinctz, par espécial l'acte du déboutement dudict adjourné de toutes exceptions et deffenses, son Excellence vuydant le prouffict desdicts deffaultz et deboutement, bannyt ledict adjourné de tous les pays et seigneuries de sa Majesté, sur sa vie, perpetuellement et à jamais, et confisque tous et quelz- | |
[pagina 254]
| |
conques ses biens, meubles et immeubles, droictz et actions, fiefs et heritaiges, de quelque nature ou qualité et lá par où ilz soient scituez ou pourrònt estre trouvez, au prouffict de sa dicte Majesté. Faict à Bruxelles, le XVIIe jour de May 1568. Ainsi signé: El Duc Dalve; et plus bas du costé estoit escript: Prononché le XVIIIe jour de May 1568 et soubzscript: J. de la Torre.
(Brussel, 1848. - Medegedeeld in de Nederlanden onder Filips II door a. borgnet, vert. door j. van vloten, 1852 bl. 264, vlgg.) |
|