De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd
H.J. de Haan Hugenholtz aan E.J. Potgieter
| |
Haarlem 8 Jan.y 70.WelEdele Heer! Ik ontving uwe vriendschappelijke letteren van 5 dezer en voldoe gaarne, voor zooveel ik daartoe in staat ben, aan uw verlangen naar eenige inlichtingen. Eerst evenwel breng ik U mijn hartelijken dank voor uwen heilwens aan mij en de mijnen, terwijl ik wederkeerig U van heeler harte alles goeds toewensch en in 't bijzonder ook eene goede gezondheid, waardoor gij in staat moogt zijn, naar uw verlangen, in onderscheidene opzigten werkzaam te zijn! Heb dank tevens voor uwe belangstelling en deelneming in de Promotie van mijn zoon: ik behoef u niet te zeggen, dat het mij eene groote vreugde is, hem op zoo eervolle wijze zijne Akademische loopbaan te zien besluiten en niet minder hem zich, voorloopig altans, hier als Advokaat te zien vestigen: als er nu maar eenige praktijk mag komen: doch dat zal hier wel niet overvloedig zijn: nu zou het toch ook in elke andere plaats voor een pas optredend Adv. wel niet gemakkelijk zijn aan den gang te komen. Ik heb hem uwe felicitatie overgebragt. Ontvang zijn dank: Wij willen hopen, dat een beter saizoen de gelegenheid zal aanbieden, om de kennismaking voort te zetten! Wat nu uwe vragen betreft zoo moet ik op de eerste het antwoord schuldig blijven. Mij heugt niets van een souper ter viering van het 25 jarig bestaan van | |
[pagina 225]
| |
I.A.A.A.A. hoezeer ik toch, naar ik meen in de jaren 28 en 29 tot de leden van dat Gezelschap behoorde: evenwel, als dat souper in 't laatst van 29 heeft plaats gehad, kan ik wel reeds als lid afgetreden zijn: want ik meen dat ik maar twee jaren er in geweest ben: ik kreeg het toen met de Theol. studien te druk om twee gezelsch: aan te houden. Maar wel heugt mij een aangename dag, als wij in 't begin der zomervacantie, gezamenlijk de boeten gingen verteren in de omstreken van Haarlem, eerst per trekschuit tot Halfweg, vandaar wandelende naar Zandpoort, vdnr [= vandaar naar] Brederode, tot Zomerzorg om daar te dineren en 's avonds per rijtuig naar Arnst. terug te keeren: waarbij B v.d. Br. niet de minst opgewondene van ons troepje was. - Ook met het andere gezelschap, L.O.S. hebben wij, meen ik, ook eens zulk een uitstap gemaakt. De twee andere literarische gezelschappen waren in dien tijd I.E.C. (doch van welke woorden deze drie letters de initialen waren, kan ik mij volstrekt niet herinneren)Ga naar voetnoot453: en Musis studiisque dicatum,Ga naar voetnoot454 dat gewoonlijk alleen Musis genoemd werd. Hun doel was een dergelijk als het onze: I.A.A. etc. en zoo werden dan ook de aankomende studenten gewoonlijk tot een van die drie uitgenoodigd: maar I.A.A.A.A. had de beste reputatie, wat betreft de werkzaamheden: in de andere werd minder uitgevoerd, meer gedronken en gejoold,. ook, meen ik, waren die meer voor de haute volée. - Ik begrijp niet, hoe er van ons gezelschap, paperassen op de Stadsbiblioth. verzeild geraakt zijn!. - Het kan zeer wel zijn, dat er onder de leden van L.O.S. een van HengelGa naar voetnoot455 geweest is, maar dat moet dan geweest zijn, vóór 1827: want toen ik aankwam, was er geen v.H. meer in Amst. - Het zal waarschijnlijk geweest zijn, de oudste zoon van Prof. v. Hengel: die in 't begin van 27 als Prof. van het Athen. te Amst. naar Leijden overging. Die zoon Jac. heeft toen nog te L. een poos gestudeerd, eerst Theol. toen Rechten: doch is geëindigd met Burgemeester op Wieringen te worden en daar, meen ik, overleden. De Heer Stroeve is dezelfde die later Predikant te Amst geweest is en daar gestorven.Ga naar voetnoot456 De heer Kuijper was in 26 en misschien in 27 proponent en woonde toen te Amsterd. later is hij predikant geworden en is dit nog, in leven, en wel te Leijden.Ga naar voetnoot457 Meer weet ik, voor 't oogenblik u niet mede te deelen. Vele bijzonderheden van mijn eersten studenten tijd zijn mij natuurlijk ontgaan, na een tijdsverloop van meer dan 40 jaren: soms duikt er nog wel eens, toevallig, het een of ander op: mogt dit het geval zijn, met het een en ander, waarin B.v.d. Br. betrokken was, | |
[pagina 226]
| |
dan zal ik het noteren en bij gelegenheid u mededeelen. Wilt gij mij nog iets vragen, ontzie mij daarin niet: gaarne antwoord ik, wanneer ik er toe in staat ben. Ontvang ten slotte mijne beste wenschen en wees verzekerd van de hoogachting van
Uw Dr. en Vriend,
H.J. de Haan Hugenholtz.
Met belangstelling had ik in de courant den naam van R.C.B. v d Br. vermeld gezien als uitgezeild naar Java, ik vermoedde wel, dat deze een zoon van onzen B. zou zijnGa naar voetnoot458: uwe mededeeling doet mij zien, dat ik juist gegist heb. |
|