De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd
H.J. de Haan Hugenholtz aan E.J. Potgieter
| |
[pagina 222]
| |
Haarlem 28 Augs 69.Wel Edele Heer! Ik ontving uwe vriendschappelijke letteren van 27 dezer en haast mij aan Uw verlangen te voldoen, hoewel het niet veel bijzonders zal zijn, dat ik U omtrent Knoops kan mededeelen. Hij was, evenals v d B. en ik Theologant aan het Athenaeum en daar wij met het houden van Theol. collegies, bij Rooijens Kerkel. Geschied. en Exegese van 't N.T. en bij Roorda Hebr. Antiq. reeds in ons eerste en tweede studiejaar begonnen, nog vóór wij de Propaedeutische cursus bij v. Lennep en anderen hadden afgeloopen, geloof ik dat ook Knoops toen hij ziek werd en overleed nog geene examina had afgelegd en nog jong student was: ik meen dat ook hij, als ik, in Oct. 27 was ingeschreven (v d Br. was een jaar ouder). Kn. was een zeer ijverig student, die stil en ingetogen leefde (bij zijn vader, Apotheker op de Nieuwmarkt) maar in wien wij toch een hupschen en vriendhoudenden makker hadden. Hij was alleen van het Oostersch gezelschap (L.O.S.) medelid en daarin trouw werkzaam. Doch hij had een zwak gestel en reeds vroeg vertoonden zich de beginselen der keeltering, waaraan hij in den winter van '29 op 30 is bezweken. De laatste maanden kon hij dus aan onze werkzaamheden niet meer deelnemen en in Jan.ij 1830 is hij overleden. Op den 18en January 30 had zijne begrafenis plaats: waaraan, gelijk toen meer plaats had, vele studenten deelnamen gaande achter de lijkkoets in korten broek, met klak en degen. In de Oude Kerk, waar het lijk ter aarde besteld werd, heeft toen v d Br. de toespraak gehouden, die ik U heb medegedeeld. Andere bijzonderheden, die ik hier nog zou kunnen bijvoegen, weet ik niet: maar ik neem deze gelegenheid waar, om uwe aandacht te vestigen op een der oudste vrienden van v.d. Brink wiens naam ik mij niet herinner vroeger U genoemd te hebben, of door U vermeld te zijn: ik bedoel den Heer Termeulen, die tegelijk met v.d. Br. student moet geworden zijn, doch spoedig de studie heeft laten varen en later geworden is (en ook nog is) Loodwitfabriekant te Bodegraven. Ik durf er evenwel niet voor instaan, dat hij U inlichtingen zou kunnen geven, die voor U waarde hebben: ik weet alleen dat zij in der tijd zeer bevriend waren. Heb ik mij vergist en is de Heer Termeulen in betrekking tot v d Br. U reeds bekend: 't zij door mij of door anderen, houd het mij dan ten goede, dat ik er thans op terug kom. Houd het mij ook ten goede, dat ik niet reeds sedert lang, U meer opzettelijk mijn hartelijken dank heb doen toekomen, voor de door u mij toegezonden 1e. Aflev. van het door U aangevangen werk: de Stud. en Schetsen door v d Br. Hoogst aangenaam en verrassend was mij dat geschenk: groot genot gaf mij de lezing van dat belangrijk stuk: laat mij, al is het wat laat, nu nog daarvoor mijn welgemeenden dank u mogen toebrengen. Ik had dit gaarne in persoon gedaan: doch ik moet u zeggen, dat ik hoogst zeldzaam in Amst. kom. Ik was er dezen zomer slechts eenmaal, op een voormiddag! En wat nu de tentoonstelling betreft, ook deze bezocht ik nog niet: 't is voor mij een nog al vermoeijende togt, toch zal ik welligt er wel eens komen en laat de gelegenheid het toe, ook U zeer gaarne eens bezoeken. Maar zoo Uw weg U nog eens naar Haarlem voert en gij gelegenheid hebt bij mij aantekomen, wees verzekerd dat gij mij en de mijnen zeer welkom zult zijn (ik ben met Mei | |
[pagina 223]
| |
verhuisd naar 't Spaarne, digt bij de Venstraat.) Nu hoop ik, dat ik ik door deze regelen U eenige dienst heb kunnen bewijzen en noem ik mij met hoogachting
Uw Dw. Dr. H.J. de Haan Hugenholtz. |
|