De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Bakhuizen van den Brink aan E.J. Potgieter
| |
[Amsterdam ± 20 oktober 1837]Ga naar voetnoot321Amice! De tijd die mij deze week overschoot, heb ik geheel en al aan de lezing en herlezing van Scholtens Dissertatie besteed - dit verklaar ik u op mijn eer - ik wenschte er mede klaar te zijn en ben echter naauwelijks met mijne recensie begonnen want de zaak heeft te veel moeijelijks dan dat ik zoo spoedig iets billijks | |
[pagina 162]
| |
[pagina 163]
| |
[pagina 164]
| |
Brief van Potgieter aan Bakhuizen van den Brink,
met diens antwoord op de achterzijde.
| |
[pagina 165]
| |
grondigs en bescheidens daarover zou kunnen schrijven. - Het behoort te veel tot mijne eigenlijke studie dan dat ik daarover luchtig zou kunnen heenloopen en lapwerk leveren wil ik eens vooral niet.Ga naar voetnoot322 Zoo spoedig Scholten af is zet ik mij aan Vondel. -Ga naar voetnoot323 Dus de jongen van Spin gaat Maandag zonder kopij naar huis. Het is al te exigeant van den drukker om voor dat de maand October verstreken is kopij voor December te vragen. Scholten kan hij krijgen met het einde dezer maand. Vondel tegen den 6 of 7 November. - En hierbij blijft het. Hiermede gaat Scheltema - of neen hij gaat niet. In den chaos van mijn kast vind ik van de wijze Anna en de schoone Tesselschae noch spoor noch schaduw.Ga naar voetnoot324 Morgen ochtend zal ik u het verlangde boek zenden en morgen avond kom ik wel eens aan. Vale.
T.T. V.d. Brink |
|