De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
Bakhuizen van den Brink aan J. ter Meulen Hzn.
| |
[Amsterdam, tussen 16 en 31 januari 1835] Ga naar voetnoot182Vergeef mij, waarde Vriend zoo uwe herhaalde brieven mij aan de gelijkenis van den onregtvaardigen rechter deden denken.Ga naar voetnoot183 Ik wil hieruit geene verdere | |
[pagina 120]
| |
F.J. Domela Nieuwenhuis (1808-1869)
consequentie getrokken hebben dan dat ik nederig genoeg ben mijzelve met dien boozen man te vergelijken, die aan zijne regtmatige verpligtingen niet voldoet. Ondertusschen heb ik minder uit lust, dan uit zwakheid gezondigd. Nunc omitte quaeso hunc. Ceterum Maar van waar te beginnen om u een en ander te schrijven. De hoop om u voor het einde des jaars 1834 nog eens te zien is vervlogen. En toch zou ik u dan veel medetedeelen gehad hebben. Veel toch was er dat mij trof en aan moest doen. Mijn vriend Drost, dien gij kendet en van wien gij weet hoe hoog ik hem achtte ontviel mij. Met Jan Commelin bragt ik allertreurigste dagen door. Zelf hevig ziek verloor hij gedurende zijne ziekte zijn meisje. Alles was tot zijn in het begin dezes jaars aanstaand huwelijk in gereedheid gebragt; maar de ziekte, die hier ter stede zooveel slagtoffers maakte vernielde ook zijne levendigste hoop. Binnen weinige dagen bezweek zij voor het geweld der ziekte op het onverwachts zonder dat mijn vriend bij haar sterven of begraving kon tegenwoordig zijn. Alle deze gebeurtenissen ontstemden bij mij de lust zoowel tot gezet werken als tot getrouw brieven schrijven. Ook in het nieuwejaar heb ik tot nog toe niet veel uitgevoerd. De eerste veertien dagen bragt ik in Noord Holland door: bij mijnen vriend Nieuwenhuis | |
[pagina 121]
| |
te Monnickendam.Ga naar voetnoot185 Hoe ik mij daar vermaakte zult gij wel kunnen gissen. De zuster zijner vrouw is een Engel. Moge het nieuwe jaar iets goeds voor mij opleveren! - Maar hola! in een brief aan een vriend eerst zich zelven geluk te wenschen is wel het nec plus ultra van egoisme. En daarom beste vriend, wensch ik u al is het wat laat, ja veel te laat met het nieuwe jaar veel geluk: waaronder ik b.v. versta het behoud en de gezondheid uwer dierbare betrekkingen, drokke maar tegelijk aangename en welgeslaagde werkzaamheid, een meisje dat u wederkeerig lief heeft, voortgang en toeneming van uw poetisch vernuft waar van ik gisteren eene proeve ontving enz. enz. eindelijk vergeef mij weder deze proeve van eigenbaat dat gij twee dissertatien present ontvangt van uwen vriend van den Brink ten bewijze dat hij gepromoveerd is.Ga naar voetnoot186 Voor het vaderland opent zich dit jaar tot dusverre niet gelukkig. De ziekte van den kroonprins baart hier eene algemeene verslagenheid. Bij al de kansen die wij gedurende de laatste vier jaren berekenden werd er zelden aan gedacht wat het zijn zou indien de kroonprins ons ontviel. Hoe men ook over zijn persoonlijk karakter denken moge hij is voorzeker geen onbeduidend persoon. - De klok slaat elf ure. Ik heb een treurige taak te vervullen. Het sorteeren namelijk van de boeken mijns vriends Drost. Anders zou ik nog langer schrijven. Misschien voeg [ik] echter bij mijne te huis komst hier nog eenige regels bij. Nieuws weet ik nog niets te vertellen dan dat het weder zoo slecht is dat mij eene kilkoude huivering bekruipt bij de gedachte dat ik dezen brief nog bij den Hr. Kotting bezorgen moet. Ik had gehoopt nog eens den 8 February Leiden te bezoeken: de termijn is nog wel lang maar indien het zoo voortwintert zeg ik het plan vaarwel. - Van Boon hoor ik bijna niets: hoe hem de Kockenger gemeente op den duur bevalt weet ik niet: toen ik voor eenigen tijd hem sprak was zulks niet zeer bijzonder en zijne auctoriteit had bij de overgeloovige hoop schipbreuk op de auctoriteit van vader Hellenbroek en deszelfs boekje geleden.Ga naar voetnoot187 Aanstaanden week komt hij in stad en dan verneem ik zeker iets naders van hem en zijne vrouw. Schrijf mij spoedig eens weder en vertrouw wederkeerig op mijne onveranderlijke bekeering. Groet de uwen en geloof mij steeds
T.T. Van den Brink |
|