De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd
Bakhuizen van den Brink aan J. ter Meulen Hzn.
| |
[pagina 107]
| |
[Poststempel: Leiden 8 Oct. [1833]] Ga naar voetnoot150Waarde Vriend! In den vroegen ochtend zit ik op mijne kamer aan u te schrijven. Al bestond er geene andere reden die mij tot schrijven noopte zou ik zulks toch doen om alzoo aan mijne wensch voldaan te zien van eindelijk eenig schrijven van u te ontvangen. Ik vrees dat ik als een beloftenschender bij u te boek zal staan maar eene zee van ongelukken belette mij tot nog toe eens tot u over te komen. Eerst was het de grippe, vervolgens eene dikke wang die mij verhinderde en eindelijk pour comble de malheurs engageeren twee mijner beste vrienden en hun gelukkig lot vereischt dat ik hen een bezoek breng. Die vrienden zijn Jan Commelin en Cees BoonGa naar voetnoot151 de eerste met een Amsterdamsch meisje de zuster van den Advok. Markus, dien gij nog als Student zult gekend hebben,Ga naar voetnoot152 de andere met een Haarlemsch meisje Mej. de Bruin. Daar nu de beide paren bij den Hr. Commelin aan het MannenpadGa naar voetnoot153 buiten waren en zij mij uitnoodigden hun aldaar te komen [bezoeken] begrijpt gij dat [ik] niet anders kon dan met de blijden te komen juichen en mij te komen verheugen in het lot van vrienden met wie ik zoo lang en zoo innig verbonden geweest ben. En tans zit ik met papieren en boeken digt omschanst: mijn candidaatsexamen in de Theologie moet zoo spoedig mogelijk gedaan worden en naauwelijks heb ik den tijd om te gapen of om dezen brief te schrijven. Voorts zult gij kunnen begrijpen wat uw arme vriend tegenwoordig te lijden heeft. Gedurende de verloopen weeken ontving hij kwijnende sentimenteele, beangstigde brieven kortom de historia morbiGa naar voetnoot154 van de ongelukkige lijders en nu eergisteren zag hij ze voor zich gelukkig tot boven de wolken aan de zijde van lieve en inderdaad mooije meisjes. Waarlijk men moet niet jong zijn om niet uit te roepen Ach, wenn Ich nur ein Liebchen hätteGa naar voetnoot155 Maar helaas, ik moet vooreerst de gedachte daaraan van mij afstooten en mij verdiepen in de Ingeving der H.S. het hoofdstuk der Dogmatiek aan welks bewerking ik tans zit. Bovenal wil ik u niet met verliefde droomen aan het hoofd malen die zoo ik wel gehoord heb, tans genoeg door een dergelijk tooneel zult | |
[pagina 108]
| |
geplaagd worden. Het is immers waarheid, hetgeen mij in Leiden verteld is dat uwe oudste zuster met van Oorde geengageerd is?Ga naar voetnoot156 Indien dat zoo is, wensch ik de beide gelieven hartelijk geluk. Eene hoofdrede van mijn schrijven is een verzoek dat ik uit Amsterdam bekomen heb. Gij weet misschien de ongelukkige toestand van mijn nichtje SanthagensGa naar voetnoot157 die sedert het ongeluk hare zuster overkomen malende en mijmerende gebleven is. Een paar jaar is zij tot herstel harer gezondheid te Hilversum geweest niet zonder eenig goed gevolg: zij is echter nog niet in zooverre hersteld dat zij tot den maatschappelijken kring geheel kan terugkeeren. Men zag dus om naar eene gelegenheid om haar ergens bij fatsoenlijke lieden te plaatsen ten einde hare herstelling te voltooijen. Daartoe heeft zich aangeboden uw Do. Romijn.Ga naar voetnoot158 - Mij is tans opgedragen bij u eens nader naar deze familie te onderzoeken en het resultaat aan de mijnen medetedeelen. Op onze stilzwijgendheid kunt gij rekenen en behoeft dus in het geven uwer informatien niet scrupuleus te zijn. De klok van het collegie roept mij en ik moet daarom eindigen. Wees zoo goed mij zoo spoedig mogelijk eenig antwoord te doen toekomen. Gij begrijpt dat er haast bij het werk is. Vaarwel groet de uwen en geloof mij steeds
Uw ouden vriend v.d. Brink |
|