De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
I
| |
[pagina 49]
| |
I | |
Bakhuizen van den Brink aan J. ter Meulen Hzn.
| |
[pagina 50]
| |
Zie p. 12 en 49
Het ouderlijk huis van Jan ter Meulen Zie p. 12 en 49
De familie Ter Meulen in de tuin van Huize Rhodus. Staande, 3de v. l., Jan ter Meulen Hzn. | |
[pagina 51]
| |
dan van 2-3 bij van der Hoeven,Ga naar voetnoot3 Euripides nazien voor van LennepGa naar voetnoot4 en dan 5-7½ ure op de Thee. Gij begrijpt dus dat ik van daag geen tijd heb om veel te schrijven. Provisioneel dus deze brief, bij gelegenheid een langeren. En wat zal ik nu al vertellen. Dat ik niet veel werk zal u weinig belangstelling inboezemen en over eene negatieve zaak u zoo lang bezig te houden is noodeloos en welligt vervelend. Het positive echter dat er aan is zal ik u mededeelen. Dat is dat ik dag en nacht droom. Over dag nu en dan eens op hoop van goede ontmoetingen ga wandelen en bij nacht goede ontmoetingen heb. Er zijn twee dingen die mij vooral buiten het mooije weer etc den kop op hol brengen. De eene is dat zeker Student Jesaia W...... broeder van... van... van... gij begrijpt mij?Ga naar voetnoot5 na eene bedaarde weinig romaneske maar zeer huishoudelijke vrijagie van omstreeks zes jaren geengageerd is met Mejufvrouw Haverkamp, zijn nichtje, een klein niet zeer mooi maar zoo ik hoor zeer lief meisje. Ik wensch den jongen veel geluk. Onder mijne duiven heeft hij niet geschoten en dat kan hij ook niet. Echter heb ik ook reden om een weinig minder opgewonden te zijn, daar zijn kapers in het gezicht van de kust gekomen. Geland zijn zij toch nog niet. - De tweede zaak die de brandklok in mijne herssens aan het kleppen maakt is dat sedert ik mijne ouders in bewuste zaak confidentien gemaakt heb ik nu en dan er mede geplaagd word en van zeker huis naauwlijks kan terug komen zonder instantelijk na de welstand der familie en speciaal van zeker lid derzelve gevraagd te worden. Enfin ik behoud als een eerlijk eclecticus het goede van de zaak en denk; indien mijne ouders er zoo vlak tegen waren, zouden zij mij er niet mede plagen. Lagch eens om mijne dolligheden ik gun u die Schadenfreude te Bodegraven wel. Zoo ras het mooije weer in de lucht en in mijne herssenen over begint te gaan denk ik eens mijn Examen fiks op te vatten.Ga naar voetnoot6 Tegen het laatst van Mei moet er dat uit, en tegen dien tijd zal ik mijne joligheden zoowat dienen af te leggen. Tegenwoordig lees ik meest Romannetjes van Goethe b.v. wiens Wilhelm Meister alleraardigst is en die schoon geen direct nut voor hart of verstand hebbende ik u echter als een aangenamen tijdkorter in leege oogenblikken wel kan recommandeeren. Maar ik zie dat ik die zoo weinig tijd had om u te schrijven reeds bijna eene pagina met schrijven over mij zelven gevuld heb. Nu wat kan ik het helpen. | |
[pagina 52]
| |
De Heer administrateur van het Waterwerk te BodegravenGa naar voetnoot7 staat met zijne hydrostatische kundigheden al te ver boven het peil van een armen Theologant of Literator, en als ik over Theologie en Literatuur ging praten zou hij misschien al die theoretische kennis die geene stinksloot droog maken kan beneden zich rekenen. Ik moest dus wel zoo wat historietjes van mijn hart vertellen, en als gij mij in uwe brief, die ik eerlang van u veel grooter veel gevulder veel belangrijker als de mijne is, verwacht, ook zoo wat een en ander mededeelt zal het mij aangenaam zijn. Nu, beste jongen moet ik nazien voor van Lennep. Dus Vale et me Cogita.Ga naar voetnoot8
T.T v.d. Brink
Amsterdam Dingsdag 4 Mei [1830] |
|