Het verkleinwoord verklaard. Een morfosemantische studie over diminutieven in het Nederlands
(1998)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermdPeter Bakema, Het verkleinwoord verklaard. Een morfosemantische studie over diminutieven in het Nederlands. Z.n., Leuven 1998
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
bestand aangeleverd door auteur
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het verkleinwoord verklaard. Een morfosemantische studie over diminutieven in het Nederlands van Peter Bakema uit 1998.
redactionele ingrepen
In het origineel staan genummerde blokcitaten met een opmaak die in deze digitale editie niet goed is weer te geven. In deze digitale editie is het blokcitaat daarom onder het nummer gezet.
p. 145: bokjespringen,kopjeduikelen → bokjespringen, kopjeduikelen: ‘baantjerijden, bokjespringen, kopjeduikelen, paardjerijden, pootjebaden, schuitjevaren, sleetjerijden, slootjespringen, stuivertje- wisselen, voetjevrijen’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (236) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
HET VERKLEINWOORD VERKLAARD
Een morfosemantische studie over diminutieven in het Nederlands
PETER BAKEMA
[pagina 2]
Proefschrift ter verkrijging van de graad van Doctor in de Taal- en Letterkunde: Germaanse talen
Promotor: prof. dr. D. Geeraerts
Leuven, mei 1998
[pagina 3]
Inhoud
1 Onderwerp en overzicht van deze studie | ||
1.1 Inleiding | 6 | |
1.2 Beperkingen | 9 | |
1.2.1 Het object van onderzoek | 10 | |
1.2.2 Taal en tijd | 11 | |
1.2.3 Perspectief | 13 | |
1.3 Doelstellingen | 14 | |
1.3.1 Semantisch georiënteerd morfologisch onderzoek | 15 | |
1.3.2 Lexicaal-semantisch onderzoek | 22 | |
1.4 Materiaal | 27 | |
1.5 Overzicht van de inhoud | 30 | |
I Vorm en betekenis van verkleinwoorden | ||
2 De vorm van verkleinwoorden in modern Nederlands | ||
2.1 Inleiding | 35 | |
2.2 Fonologische variatie | 35 | |
2.2.1 Suffixallomorfie | 36 | |
2.2.2 Stamallomorfie | 46 | |
2.3 Morfologische variatie | 51 | |
2.3.1 Polyfunctionaliteit | 51 | |
2.3.2 Productiviteit, potentialiteit en waarschijnlijkheid | 62 | |
2.4 Conclusie | 67 | |
3 De betekenis van verkleinwoorden in modern Nederlands | ||
3.1 Inleiding | 69 | |
3.2 Nominale diminuering | 74 | |
3.2.1 Centrale betekenistoepassingen | 77 | |
3.2.2 Entiteitsvormende betekenistoepassingen | 79 | |
3.2.3 Evaluerende betekenistoepassingen | 81 | |
3.2.4 Metasemantische betekenistoepassingen | 85 | |
3.3 Niet-nominale diminuering | 87 | |
3.4 Diminutiva tantum | 91 | |
3.5 Idiomen | 94 | |
3.6 Conclusie | 98 | |
II Semantiek en productiviteit | ||
4 De interactie van diminuering en affigering in modern Nederlands |
[pagina 4]
4.1 Inleiding | 104 | |
4.2 Diminuering van augmentatieven | 104 | |
4.3 Diminuering van nomina actionis | 106 | |
4.4 Diminuering van nomina agentis | 111 | |
4.4.1 Nomina agentis en diminutieven in lexica en corpora.. | 112 | |
4.4.2 De semantische structuur van het diminutiefsuffix | 116 | |
4.5 Projectie en herinterpretatie | 124 | |
4.6 Conclusie | 127 | |
5 De interactie van diminuering en compositie in modern Nederlands | ||
5.1 Inleiding | 130 | |
5.2 Woordvorming en woordstructuur van verkleinwoorden in samenstellingen | 133 | |
5.3 De betekenis van verkleinwoorden in samenstellingen | 136 | |
5.3.1 Verkleinwoorden met een idiosyncratische, gespecialiseerde betekenis | 138 | |
5.3.2 Verkleinwoorden met een denotationele betekenis | 140 | |
5.3.3 Verkleinwoorden met een connotationele betekenis | 141 | |
5.3.4 Metasemantische verkleinwoorden | 143 | |
5.4 Verkleinwoorden in niet-nominale samenstellingen en in woordgroepen | 144 | |
5.5 Conclusie | 148 | |
III Het diminutief vanuit algemeen taalwetenschappelijk perspectief | ||
6 Het verkleinwoord in middeleeuws Nederlands | ||
6.1 Inleiding | 151 | |
6.2 De derivatie van diminutieven: rivaliserende procédés? | 153 | |
6.3 De bases van diminuering: polyfunctionaliteit | 155 | |
6.4 De functies van diminutiefsuffixen: polysemie | 158 | |
6.4.1 Denotationele functies: diminuering, explicitering en entiteitsvorming | 160 | |
6.4.2 Connotationele functies: appreciatie | 163 | |
6.4.3 Connotationele functies: depreciatie, approximatie en relativering | 165 | |
6.4.4 Metasemantische functies: intensivering, metafoor en metonymie | 167 | |
6.4.5 Overzicht van de functies | 170 | |
6.5 Diminutieven in tekst en context | 173 | |
6.6 Conclusie | 178 |
[pagina 5]
7 Het verkleinwoord in andere talen | ||
7.1 Inleiding | 183 | |
7.2 Formele aspecten | 184 | |
7.2.1 De vorming van diminutieven en augmentatieven | 184 | |
7.2.2 Beperkingen op diminuering | 187 | |
7.2.3 Diminuering tussen derivatie en flectie | 189 | |
7.3. Semantische aspecten | 192 | |
7.3.1 Prototypische effecten | 195 | |
7.3.2 Diminuering en andere morfologische procédés | 197 | |
7.3.3 Diminuering tussen semantiek en pragmatiek | 199 | |
7.4 Contextuele aspecten | 202 | |
7.4.1 Taalhandelingen | 203 | |
7.4.2 Situaties en gespreksdeelnemers | 205 | |
7.4.3 Teksttypes | 207 | |
7.4.4 Het diminutief als reflectie van cultuurverschillen | 209 | |
7.5 Etymologische aspecten | 210 | |
Bibliografie | 213 | |
Summary in English | 232 | |
Curriculum vitae | 235 |