| |
Unterseen, 7 augustus 1830.
Daar over een uurtje zijn wij hier aangekomen, lieve, beste vrouw en wederom haast ik mij, zelfs aan de soupertafel om nog spoedig een briefje aan u te beginnen. Ook is het mij nodig, omdat ik waarlijk anders alles vergeten zou wat ik sedert mijn laatste brief gezien heb. Het is nu vliegen en stappen, dat beloof ik u, zodat mij de ogen somtijds staren. Te Lausanne schreef ik u de 4de, geloof ik.
De 5de, donderdag, trokken wij vroeg in een zogenaamde
| |
| |
char-à-bancs, naar Vevey langs het meer van Genève. Daar zagen wij in de buurt van Lausanne verschillende campagnes à louer, zeer fikse huizen, met tuinen, bos en berg en uitmuntend uitzicht op het meer. De weg aan de linkerzijde is altijd langs wijnbergen. Vevey zelf ligt zeer fraai, evenals Lausanne. Daar deed ik de brief voor u op de post. Overal zijn uitmuntende logementen, maar vrij duur. Wij reden in de hitte door naar Montreux, een paar uren van Villeneuve (waar wij 5 dagen tevoren op de stoomboot naar Genève waren gegaan) en moesten om dat dorp te genaken even de berg op. Het dorpje is klein, maar heeft toch een vrij goede herberg. Na het eten - wij hebben op de galerij, onder een wijngaard-Laube eerst uitgeblazen - ging de tocht naar Montbovon. Een ezel voorop met onze kleine bagage, dan een muilezel met Hamaker en de ezeldrijver erachter en wij vormden, Geel en ik, de achterhoede. Wij hadden voorgenomen nu weer te wandelen. In het begin viel de klim zwaar: na het eten, zeer warm weer, en de zon op 't lijf, bij een steenachtig, steil pad. Dat alles deed er het luie zweet uitkomen. Wij klommen 3 uur lang op: heerlijke bergen, bezaaid met chalets, overal arbeiders die hooiden of ander werk deden, rundvee zo schoon als bij ons in Holland, telkens fonteinwater uit de berg vloeiend. Dit alles, gevoegd bij het meer en meer uitgebreid gezicht dat wij genoten op het Lac de Genève en de fijnere lucht deed ons de vermoeidheid verminderen. Evenwel waren wij pas te half 8 op de top (ruim 5 duizend voet hoog is die berg die Dent de Jaman heet) en toen moesten wij gaan dalen. Zolang er daglicht was, ging dat goed, maar toen het duister begon te worden werd het voor ons voetgangers vreselijk moeilijk, omdat de hele kunst bestaat in het goed zetten van de voet op de rollende en kantige stenen. Te half elf kwamen wij te Montbovon aan, nadat wij in de halve maneschijn nog een halte gehouden hadden bij een
chalet om warme melk te drinken. Zeer vermoeid smaakte ons een goed glas wijn. De mensen in de boerenherberg waren al te bed en wij moesten
| |
| |
nog enige minuten wachten, voordat ons werd opengedaan. Toen liet de dochter des huizes ons binnen, en op een bovenkamer: boers, tafels met banken, maar zindelijk. Wij sliepen spoedig en goed.
Te 5 uur vrijdags was ik weer op en ging het dorp rondkijken, midden in de bergen, alle huizen van hout, zoals verder overal. Ik zal er u een model van trachten mee te brengen. Onze rekening voor 's avonds brood, boter en kaas en 3 flessen wijn, logeren in 3 bedden en ontbijt was 6 franc! Wij gingen te 6 uur op een char-à-bancs zitten en reden door heerlijke dalen langs de Sarine, die naderhand in de Aar valt, met zeer goed weer tot Saanen of Gessenai. Dit was een groot, welvarend dorp, winkel aan winkel. Het was daar juist marktdag. De taal is daar Duits, maar bijna onverstaanbaar, overigens zeer goede lieden. Wij dineerden daar waarlijk goed en reden toen verder. Alweer even fraaie route, zeer smalle vallei, hoge bergen. Maar... daar begon regen te vallen en niettegenstaande onze paraplu's werden wij nogal nat, hetgeen veel van het genoegen wegnam. Te zes uur kwamen wij aan te Zweisimmen, lieten dadelijk een goed vuur van hout stoken op onze kamer en braaiden ons en onze kleren daar heerlijk bij. Toen de thee, en naderhand een glas wijn, en ten slotte een goed bed. Zo waren wij weer klaar voor de volgende dag. Men begint hier zeer veel welvaart te ontwaren. Ons logement hier was een geheel nieuw houten huis, zeer ruim gemaakt en zo is het overal door de vertering van de reizigers.
Nu reden wij zaterdag de 7de (gisteren) door het overschone Simmental naar Thun. Deze route is nieuw gemaakt en al wat men ziet, levert, hoewel op een kleine schaal, het voortreffelijkste op van de Zwitserse streken. Ongelukkig was de lucht beneveld en hoewel wij geen regen hadden lagen de wolken bij menigte op en onder de bergen. Wij zagen de meeste houten huizen in de gevel van grote inscripties voorzien, behelzende teksten uit de bijbel of soortgelijke stukken. De taal blijft mij
| |
| |
hard in de oren klinken Het is niet dat zuivere Duits. En dat ja, Herr is vrij minder aangenaam dan het lieflijk uitgesproken Si Signore. Te 1 uur kwamen wij te Thun aan langs de Thuner See dat een echt Zwitsers meer is, blauw en met bergen omzoomd. Evenwel, nu wij al zoveel gezien hebben, treft ons het een en ander minder. Te Thun hadden wij geen plan om te blijven. Ook baatte het niets, want door het nevelachtige weer kon men toch niet van de gezichten jouisseren. In het hotel Freienhoff kwamen wij net op het uur van de table d'hôte, 1 uur. Men is daar volmaakt goed, zeer geschikt om een paar dagen te bijven. Wij vonden daar weer de heer Verwoert. Ook waren aan tafel een baronesse Perponcher van Utrecht en juffrouw Paijen van Nijmegen. Te drie uur gingen wij (met Verwoert) in een aparte schuit, en met een guide, over de Thuner See naar Unterseen aan de andere zijde. Dat is een vaart van 3 uur. Zeer goede en nette schuiten, overdekt en met raampjes.
Het bleef nevelachtig toen wij aankwamen en daarom kon ik gisteravond deze brief aan u beginnen. Ik heb uitmuntend geslapen. De lucht is nog dik. Evenwel moeten wij voort naar Lauterbrunnen. De Italiaanse heldere lucht schijnt voor ons verloren te zijn. Courage evenwel. Ik zal misschien deze avond kunnen vervolgen. Ziedaar mij weer aan mijn tafeltje op mijn kamer te Lauterbrunnen. Het is nu half zeven 's avonds en de betere lucht die wat opgehelderd is geeft mij nu uit mijn raam niet alleen op de beroemde Staubbach, een waterval die als stofwater 800 voet valt langs een kale rots en vlak bij mij is, uitzicht maar ook op het begin van het Lauterbrunnental en in het verschiet op de Jungfrau, een der hoogste Alpen na de Montblanc. Wij zijn deze morgen (zondag, 8 augustus) omstreeks 7 uur van Unterseen gereden. Men passeert de twee armen van de Aar. In de eerste is even beneden de brug een val van de gehele breedte van de vloed. Dat maakt, dat men te Unterseen dit eeuwigdurend gedonder hoort zonder het te zien. Dan komt het beroemde Interlaken, 10 minuten van Un- | |
| |
terseen, aan de Aar. Dit is het Zwitserse Velp, de verzameling van alles wat luxe en smaak is, waardoor in en rondom het geringe dorp een menigte van nieuwe en fraaie huizen zijn, ingericht als pensionhuizen, om kamers in te hebben. Ik ben er nu maar even langs gereden en heb wel gezien, dat er zware allées zijn in lief vlak land, en dat al het genoeglijke van ons land in het midden van prachtige bergen ligt. Wij komen er naderhand weer door, dan zal ik het beter opnemen. Het dure leven in Zwitserland valt mij mee. De extra onkosten zijn de gids à 6 franc en het rijtuig à 15 franc per dag, zodat het extraordinaire op elf of 12 gulden kan lopen, dat wij met ons vieren betalen. In de herbergen is men zeker duurder dan in Duitsland, maar volmaakt in orde. Te 10 uur kwamen wij te Lauterbrunnen. Altijd lief hout, gras, bruisende beken en stromen en Alpen in de
rondte. Toen zijn wij gaan wandelen met de alpenstokken. Eerst om de Staubbach van nabij te zien en toen de hele vallei tot het einde, tot waar wij vlak tegenover de Schmadribach waren (namelijk op een driekwart uur afstand). Deze wandeling is allerfraaist. Zeer hoog behoeft men niet te klimmen, altijd langs een sterk bruisende stroom, ingesloten tussen rechte, kale wanden van de bergen, die naar muren en torens geleken. Dan weer in het verschiet de Jungfrau, de Breithorn en de Mittaghorn, met verscheidene glaciers, waaruit wij in de verte beken zagen ontspruiten. Uit de Madrigletsjer valt de Schmadribach, zeer sterk van water en zeer hoog, onberekenbaar zelfs. Het weer was nevelachtig geweest en bij het terugkomen zelfs nu en dan regen. Tegen de avond helderde het op. Ik heb heden ruim 8 uur gelopen en geklommen en blijf onder de helden! Te 7 uur hebben wij table d'hôte hier gehad, perfect goed en aangenaam met kaarslicht. Men richt hier alles in tot genoegen van de reizigers, die overdag de grote touren maken. Het is weer vol Engelsen. Bij de Staubbach zag ik een Engelsman zeer galant met zijn vrouw. Bij het beklimmen van een kleine hoogte ging hij vooruit en zijn vrouw hield hem aan
| |
| |
De Staubbach
| |
| |
beide panden van zijn rok vast. Aan tafel hadden wij Engelsen en Fransen. De knecht presenteerde aan een jonge Engelsman een schotel met gemzegebraad, in het Frans Chamois (een lekkere schotel). Die Engelsman verstond het niet en repeteerde cestmois, waaruit ik maakte c'est moi alsof de knecht zichzelf gebraden presenteerde, hetgeen die mensen scheen te amuseren. Ik schrijf u dit nog te 9 uur 's avonds, zo van tafel komende. Morgen hoop ik verder. Goedenacht, beste, lieve vrouw. Tegenwoordig droom ik elke nacht van u.
| |
Grindelwald, maandag 9 augustus.
Ik heb weer van u gedroomd, beste. Gij waart bitter bedroefd en niet te troosten. Het is misschien gek en wat niet al om zich aan dromen te storen, maar als men zo ver van elkaar af is wordt men wel eens dwaas. Wij zijn hedenmorgen na het ontbijt (alles gaat langzaam door Hamaker en nu ook door Verwoert) gewandeld van Lauterbrunnen de weg op naar Interlaken. Doch op de helft gekomen dachten wij beter rechts af te slaan, onmiddellijk op Grindelwald. Dit deed ons een heerlijke wandeling doen van goed 4 uur langs de Hunenflohe door het Grindelwaldtal met de stoutste Alpen naast ons of in het verschiet de toppen vertonende. Thuis kan ik u op de kaart die tour wijzen en de namen van de bergen met de hoogte. Hier is 10 à 12 duizend voet zeer gewoon. In het geheel moet ik nu reeds bekennen, dat het Oberland wel het neusje van de zalm is en dat men eens daar zijnde, het fraaiste van Zwitserland in een goede veertien dagen als een kort begrip kan zien. De bergen, voor zover zij groen zijn en gras leveren, zijn bezaaid met duizenden chalets, zomers bewoond om de koeien die er dan grazen of het hooi, dat er gemaaid kan worden. Van Interlaken is dat de enige rijdbare weg naar Grindelwald, de andere is over de berg, slechts te voet of te paard te bereiken. En de paarden zijn niet zo goed als de muilezels die wij elders hebben gevonden. Grindelwald zelf is een dorp, bijna aan het eind van het dal. De herberg is goed. Wij kwamen er te 1 uur aan en vonden het huis leeg van gasten.
| |
| |
Ja, ik zou vergeten te zeggen, dat wij op weg 's Gravenweert ontmoet hebben, van wie gij mij wel hebt horen spreken, met zijn knecht en guide. Hij was netjes in het zwart en met een kasjmieren zwarte spanbroek gekleed, en toch de pet op. Dat was een aangename ontmoeting. Hij kwam van Parijs en ging nu de winter in Italië doorbrengen. Wij dineerden te 2 uur en gingen te 4 uur naar de glacier du Grindelwald. Er zijn er twee. Zij zijn zoals die ik te Chamounix gezien heb. De kleinste heeft een soortgelijk hol, waaruit een riviertje stroomt. Zie mijn beschrijving van de bron van de Arveyron te Chamounix. Wij zijn daar bovenop geklommen. Het was zeer interessant. Een ogenblik daarvóór waren nog enige dames daar geweest, die nog verder waren gegaan dan wij. Ik zou evenwel deze plaats niet bestemmen voor een logeerplaats, maar wel om van Interlaken af op een dag heen en weer te gaan zien. Toen wij te 6 uur weer thuiskwamen (ik moet eerst nog zeggen, dat wij vlak naast die ijszee aardbeien geplukt hebben, die daar tot in september in het wild groeien) waren er ondertussen in de 20 gasten aangekomen. Wij lopen elkaar allen achterna. Wij hebben boven thee gedronken. De achterkamers hebben het zicht op de glacier en die ijsgrot. Wij hebben de Zwitserse zangeressen gehoord, die voor de tafel van 7 uur zongen: vreemd, maar niet altijd mooi. Zij zullen ons naderhand op 't water beter bevallen. Ik heb eerst nog op mijn eentje een uur gewandeld, zo al mijmerende (hoe graag zat ik zo eens daar, waarover ik denk) en jouisseerde nog van treffende gezichten. Ik zag de hoogste top van de Finsteraarhorn, wit als een suikerbrood, door de zon bestraald, de Eiger gedeeltelijk nog tussen de hoge wolken door en de Milch-bach, die waarlijk als melk neerstort bij de grote glacier du Grindelwald. Het hindert mij nu verschrikkelijk, dat ik weet, dat er een brief van u ligt te Bern en ik die niet kan zien voor de 20ste misschien. Dat komt ervan, wanneer men in
gezelschap reist, vooral, wanneer men met meer dan twee is! Onze derde man denkt niet veel aan corresponderen. Hij heeft
| |
| |
pas 2 brieven naar huis geschreven en niet gezorgd, dat hij meermalen tijding ontvangen kan. Nu is ons plan om eerst naar Meiringen, de Grimsel, de St-Gotthard, de Rigi enz. te gaan en dan over Luzern naar Bern te komen. Maar niets zal mij weerhouden om de 24ste te Bazel te zijn, en dan ben ik in 10 dagen gemakkelijk thuis. Maak daar staat op!! Nu is het tijd om naar bed te gaan. Het is 9 uur en wij moeten te 5 uur op. Sedert een uur zit ik op mijn kamer mij te amuseren met aan u te schrijven. De conversatie is niet altijd bevredigend. Zeker heb ik veel fraais gezien, maar werkelijk en innig genoegen heb ik gemist op de reis. Ik meen dat ware genot en geluk, dat men met de zijnen alleen deelt. Gij weet ook wel, dat mijn origineel plan geheel anders was. Met u, o, dat was een zaligheid geweest. Maar laat ik tevreden zijn, ik heb dat moeten missen om een groot, zeer groot geluk. God geve, dat ik alles behouden weervinde! Goedenacht, beste vrouw, vol van u ga ik naar bed.
| |
Dinsdag, 10 augustus.
Ik heb best geslapen. Te 5 uur was ik op en te half 7, met heerlijk weer, gingen wij de beladen paarden vooruit naar de Grote Scheidegg om naar Meiringen te komen, dat als een der liefste plekjes gerecommandeerd wordt. De tocht ging langs de grote glacier du Grindelwald. Vlak daarvoor staande hoorden wij het daverend gedruis van een avalanche diep in het gebergte. De hemelhoge en heerlijk gevormde bergen die wij aan de rechterzijde hadden dekten ons met hun diepe schaduw voor de zon. Dit en omdat de helling geheel niet steil was maakte dat de wandeling zeer aangenaam en verrukkend was, hoezeer wij goed 3 uur werk hadden om op de top te komen, die ruim 6 duizend voet boven de zee is. Daar was de boer uit het chalet bezig om op een zeer lange hoorn tonen te blazen, waarvan de echo zeer ver in 't gebergte en bij oneindige herhalingen door de rotswanden gehoord een betoverende mengeling van tonen gaf. In het chalet op de top troffen wij een Hollandse familie aan, die naar Grindelwald trok. De heer Schmöle met vrouw en twee dochters, zeer lieve en
| |
| |
knappe mensen. Twee paarden voerden twee dames en de vader en de jongste dochter marcheerden met alpenstokken. Wij genoten in het chalet behalve van het treffend gezicht op de vallei waar wij vandaan kwamen, en rondom op de heerlijke Alpen, met sneeuw en ijsbergen en sprietachtige toppen, ook van de lekkere room, brood, kaas en een glas wijn, die wij meebrachten. Toen aan het afdalen. Te twee uur kwamen wij te Rosenlaui, schilderachtig in een vallei liggend midden tussen met sparren bezette bergen, die rondom er groen uitzien. Het logement is lief en boers. Ik kon er een goed bad nemen. Er zijn daar zwavelbronnen. Het deed mij veel plezier. Na Italië had ik dit nog niet kunnen genieten. Op dit ogenblik zit ik met de vrienden te eten en daar ik mijn eetlust sparen wil tot Meiringen schrijf ik aan tafel nog deze regels aan de brief, die ik altijd bij mij heb om ieder ogenblik te kunnen vervolgen. Aan u te schrijven is mij waarlijk dikwijls genoeglijker dan de conversatie aan tafel. Kon ik nog maar ontvluchten! Vlak tegenover mij zie ik een hoge alp, een glacier en een lieve waterval. Tot vanavond, als ik te Meiringen ben, zal ik mijn best doen om nog verder te schrijven en dan zoek ik naar een of ander postkantoor. Nog één regeltje. Ik heb daar zo van het dessert nog een stuk goede confiturentaart en zeer lekkere citroenvla gegeten. Dat herinnert mij de uwe en zo iets doet mij thans dubbel genoegen. Het mooie weer gaat wat over en de wolken komen lager op en beneden de bergen te hangen, wat op zichzelf interessant is, maar ons bevreesd maakt voor regen. Maar wij hebben de paraplu's en de sarraus bij ons, goede dikke alpenschoenen en dat waarborgt tegen het vocht.
Twee dagen zijn voorbij, zonder dat ik verder kon schrijven. Nu ga ik voort om de samenhang niet te storen. Rosenlaui waar wij toen aten, is een heerlijk plekje. Wij gingen na het eten een waterval zien van de Reichenbach, dat een treffende en bruisende stroom is, altijd dalende, altijd vallende, over en tussen rotsstukken. Eindelijk ziet men Meiringen en het schilderach- | |
| |
tige Haslital. Eer wij geheel daarin neerkwamen, gingen wij opzij af om de beroemde val van de Reichenbach te zien. Men klimt een weinig en dan ziet men, uit een expres daartoe gemaakt koepeltje, de Reichenbach van boven af door een smalle rotsspleet met ontzaglijk veel en helder melk-schuimend water 200 voet neerploffen, met groot gedaver en gestuif. Ik hoop er een plaatje van mee te brengen. Wij zagen daar nog in een boerenhuis een levende gems (chamois), een zeer lief dier, met twee horentjes, zwart en glad als ebbehout, zo op de kop staande . Ik zal zulke horentjes meebrengen. Daar maakt men ook van hout, dat menigvuldig in Zwitserland groeit allerlei aardigheden, doch minder elegant dan men te Spa werkt. Overal presenteert men die dingen te koop, zoals ook mineralen, in de Alpen gevonden. Van de hoogte ziet men de prachtige Aar door het Haslital stromen als een breed lint. Men gaat vervolgens over de brug van de Aar, slaat linksom en ziet in het voorbijgaan links nog de Reichenbach, rechts de andere vallen van de bergen en dan komt men in Meiringen. Het weer was regenachtig en wij verlangden naar onze kamers. Evenwel merkten wij nog zoveel op: dat de boeren daar welvarend waren, en dat vrouw en kinderen er goed uitzagen, de huizen ook beter dan elders. Het is de moeite waard de landman van zijn werk te zien komen. Alles moet hij op de bergen doen. Daarheen moet hij zijn gereedschap brengen en ook weer terug. En vandaar ziet men vrouwen, zelfs kinderen, terugkeren met pakken gras, hooi of koren op 't
hoofd. Op sommige plaatsen waar de bergen geheel schuin naar de vallei strekken, doet men dan alles in grote zakken en rolt die dan naar beneden. Wonderlijk ziet men die balen springen en huppelen, tot zij beneden zijn, somtijds van duizenden voeten hoog. Meiringen heeft een zeer goede herberg en dit plekje is zo lief en de vallei zo breed, met vlak land, evenals of men de Betuwe ziet. En even vruchtbaar. Daarbij levert het zulke heerlijke berggezichten op en watervallen en dan beschikt het nog over een uitmuntende
| |
| |
rijweg naar de voornaamste punten van Zwitserland. (Heb ik geen heerlijke inkt? Ik zit in een miserabele herberg te schrijven.) Op deze dag heb ik ruim 9 uur gewandeld. 3 uur daarvan met de paraplu gelopen, wat op de bergen in het geheel niet gemakkelijk is. Evenwel met enig omkleden in de herberg en een goed souper en bed komt alles weer in orde.
| |
Woensdag, 11 augustus.
Het plan moest vervolgd worden en ik deed het gaarne, omdat het mijn afzijn van u zal verkorten. Anders zou ik met weerzin Meiringen verlaten hebben. Uit mijn slaapkamertje zag ik een der benedenste watervallen van de Reichenbach en nog zoveel ander fraais! Te half 8 (deze keer laat, omdat één van ons slecht geslapen had) trokken wij voort naar de Grimsel, een hoge berg, die het Canton Bern van Walliserland afscheidt. De tour was zeer zwaar (Geel en ik voeteren geheel) maar uiterst belangrijk. Wij volgden de loop van de Aar opwaarts. Het stijgen begon reeds even buiten Meiringen aan de linkeroever van de stroom. Kort daarop gaat men van de weg af om - (tot dusver schreef ik in het Hospental, aan de St. Gotthard, maar kon door het gedruis niet verder voortgaan. Ik neem de zin op te Altdorf) te gaan zien de finstere Aareschlucht. Hier staat men aan een steile afgrond, wellicht 300 voet hoog. Beneden vloeit de Aar tussen de rotsmuren, die zo glad en recht zijn of het een gepleisterde muur was, in een vrij smalle sleuf. De zijde waarop men staat hangt zelfs enigszins voorover, zodat de rivier om zo te spreken onder uw voeten heensnelt. Dat is een plechtig en trots gezicht. Het is verder telkens al hoger en hoger, het dal enger. Achteruitziende werpt men nog een afscheidsgroet op het beminnelijke dal van Meiringen en na veel klimmen, altijd langs de Aar, komt men te Guttannen, een klein dorpje. Daar moesten wij dineren. In de sombere, maar zindelijke herberg vonden wij brave mensen. Men logeert er ook wel. Ons maal was zeker niet prachtig, maar een goede fles wijn en een paar omeletten met welwillende aangezichten is genoeg om tevreden mee te zijn. De keuken inspecterende,
| |
| |
waar een dochter onze omelet bakte, zag ik, dat de gehele keuken schoorsteen was en met een ruime trechter zeer hoog in de open lucht uitkwam. Toen onze wandeling vervolgend kwamen wij nog aan een uitmuntende waterval van de Aar, maar niets overtreft die aan de Handegg, waar de Aar en een tweede rivier, van opzij komende, tegelijk tegen elkaar in, in een vervaarlijke afgrond neerstorten. Dit alles gaat alle verbeelding te boven en is ontzettend, vooral, wanneer men op de bruggen van enkele balken gemaakt gaat staan, die over die rivieren, vlak bij de val liggen. Dicht bij diezelfde plek konden wij ons weer verversen in een chalet met heerlijke room, brood en kaas. De man had voor de verkoop een grote verzameling van mineralen enz., in de Finsteraarhorn gevonden. Het laatste gedeelte van de tocht was zwaar en zuur, omdat het daarbij begon te regenen en donker te worden. Daarbij kwam de koude. Wij kwamen zo langzamerhand 5 duizend voet hoog. Na veel courage en ongeduld zagen wij eindelijk de kaarslichten van het Hospiz du Grimsel. Ik had reeds de raad gegeven om dadelijk een goed vuur te vragen, maar zie, toen wij onze ellendige kamertjes gezien hadden en vuur commandeerden, was het antwoord, dat er geen schoorsteen, behalve de keuken, in huis was. Mijn partij was dadelijk genomen. Ik deed schone kousen aan en pantoffels, legde mijn natte sarrau af, deed andere onderkleren aan en trok mijn laken jasje aan, dicht toegeknoopt. Zo ging ik met de vrienden naar de keuken en tussen de keukenprinsessen stonden wij ons heerlijk te braden tegelijk met de koteletten enz. die men voor ons gereed maakte. Wij hadden die nacht zeer de wollen deken nodig: een hoge bergtop, omringd van sneeuw en ijs!
| |
Donderdag, 12 augustus.
Heerlijk geslapen, opgestaan met heerlijk weer, geen wolkje aan de lucht. De sneeuwtoppen glinsterend van de vroege zonnestralen. En evenwel is het hier een akelig verblijf. Een ruwe, dorre natuur, zodat er in de wintermaanden maar één knecht in het huis blijft. Wij trokken bijtijds
| |
| |
de volgende top over en daalden toen twee uur achter elkaar zeer moeilijk af. Daar kwamen wij aan de glacier du Rhône (zie mijn beschrijving van de Arveyron te Chamounix). Men vindt er een herberg die nog gebouwd wordt en daarnaast armzalige hutten, waar wij brood en wijn namen tot versterking, zittend op een plank in de zon, hetgeen in de koude aangenaam was. Toen trokken wij de nog geringe Rhône over en verder langs de ijszee naar boven, op de Furka, een baas van zowat 6 duizend voet hoog. Die klim was zwaar en duurde steil omhoog ruim twee uur. Daarop volgde een even zware afdaling van 3 uur. In die gehele tussenruimte woont geen sterveling, zelfs geen dier wordt er geweid. Een grote gier kwam over ons heen vliegen en vervolgens ontmoetten wij enige reizigers. Eindelijk ontdekten wij het Urserental. Wij zagen de oorsprong van de Reuss, die vervolgens door dat dal vloeit. Daar leiden wij op in het dorpje Realp, aan het begin van het dal gelegen. De herberg, zeer zindelijk eenvoudig, is een onderneming van de geestelijke van het dorp, een kapucijner monnik. Wij dineerden zeer goed en gingen toen de kapucijner, in zijn grauwe monnikstabbaard en met baard en blote voeten, bedanken voor zijn onthaal (hetgeen wij toch betaald hadden). Toen hadden wij nog twee uur te gaan door het lieve dal naar Hospental, een dorpje aan de Reuss, waar de route van de St. Gotthard begint. Dat was een zware dag lopen geweest. In de winter is die gehele streek, zelfs tot in het voorjaar, ontzaglijk gevaarlijk wegens de avalanches. Dit jaar zijn ook verscheidene mensen omgekomen. Ook zijn wij midden in die barre streek een teken voorbijgegaan, gesteld tot aandenken van een Tiroler, in februari laatstleden daar door de sneeuwval omgekomen. Te Hospental wilde ik deze brief vervolgen, maar ver kon ik het niet brengen vanwege het verschrikkelijke uit- en inlopen in de salon waar wij zaten.
| |
Vrijdag, 13 augustus.
Nu marcheerden wij verder de Reuss langs en kwamen door Andermatt aan de heerlijke plaatsen van het Reusstal. Eerst een galerij door de rotsen, dan de prach-
| |
| |
De Duivelsbrug
| |
| |
tigste waterval, of liever watervallen, de Duivelsbrug en al het overige. Dat dal is schrikbarend eng, met naakte rotsen. Bij de Duivelsbrug werd nog veel gewerkt en in ons bijzijn geschiedden er juist enige ontploffingen van buskruit om rotsen te doen springen. Wij zagen de brokken vliegen als stof. De gehele route langs de Reuss is belangrijk. Wij reden nu van het dorpje Göschenen af in een wagentje, want het was zeer heet en de zon brandde in het dal. Ik voor mij vind toch de dalen die een weinig ruimer zijn veel aangenamer. Te Amsteg hebben wij gedineerd. Wij hebben vandaar nog 2 uur rijden nodig gehad om te komen te Altdorf, waar ik nu onder een kop thee u dit zit te schrijven, vlak bij een fontein, die op dezelfde plaats staat, waar Wilhelm Tell de appel doorschoot van het hoofd van zijn kind. Die gehele geschiedenis is hier te Altdorf en in de Vierwaldstättersee (hier vlakbij) gebeurd. Morgen, zaterdag, gaan wij over dat meer heen naar de Rigi, en dan snel ik naar Bern om uw brief van de post te halen. Gij moet toch al mijn brieven bewaren, omdat ik behalve dat niets heb aangetekend. Ik zal het u alles nog nader, met de kaart bij de hand en enige prentjes, kunnen expliceren, en er dan nog veel bijdoen. Nu zal ik zien deze hier te Altdorf op de post te krijgen. Zeker schrijf ik nog één na deze, om mijn stellig besluit van terugkomst te melden. Ik wenste wel, dat ik met aangenamer gewaarwordingen naar die zo geroemde Rigi-berg trok. Maar vol verlangen naar tijding en nog altijd verder van de plaats waar ik die krijgen kan, dat bevredigt mij geheel niet. Dag lieve, beste vrouw, nu hebt gij wat te lezen gehad, maar slecht geschreven, in herbergen met slappe inkt en ellendige pennen. Veel complimenten aan Tante en Mien, en ook mijn tijding aan Mama enz. Ik krijg toch moed, nu ik denk hoe veel nader ik bij u ben en zal komen. Adieu.
|
|