| |
| |
| |
Twee steden.
Nobilibus Bruxella viris, Antverpia nummis...
DE Schuermansen stamden uit Hoboken... De oudste trok naar de stad en verzeilde aan de dokken. Het ging hem voorspoedig, hij trouwde een dochter uit een tabakswinkel aan de haven, een eenig kind, en won met de jaren het aanzien van een ondernemend man. Hij verkocht niet alleen tabak en sigaren, maar tevens messen, lederwaren, muziekinstrumenten, zoowel harmonica's als ocarina's, reukwaren, een specialiteit van Floridawater en kanarievogels.
Schuermans senior was een ingetogen maar opgewekt man. Wanneer hij maar eventjes gelegenheid had kwam hij op den drempel van zijn winkel staan en keek over het levendig Falconplein. Kort en gezet was hij, had blozende wangen, een zware snor en goedhartige blauwe oogen. Eeuwig hing hem de doorgerookte, meerschuimen pijp in den mond.
Zijn vrouw was een blijmoedig mensch... Zij ging op in haar huishouden en had de handen vol. Twee ravotters van jongens hielden het rumoer in huis.
Schuermans had er den slag van om met de klanten om te gaan. De zeelieden aanzagen hem voor een zeebonk die aan land gebleven was. Hij had zoo'n manier van de hand te drukken, sprak zoo familiaar en noemde hen ‘old chap’. Van het leven aan boord wist hij alles af.
s Avonds ging hij kaarten in De Klok, de oude estaminet in het Klapdorp. Daar praatte hij als een echte Sinjoor over stedelijke aangelegenheden en voorvallen van den dag. Zijn vriend was Janssens, de vischverkooper van de Paardenmarkt. Met hem ging hij s Maandags namiddag wandelen en herbergen bezoeken.
| |
| |
Schuermans junior had den soldatenrok gedragen en het tot wachtmeester bij de artillerie gebracht. Hij was kop en hals langer dan zijn broeder en zijn fraai postuur had hem de gunst doen verwerven van een jonge kruidenierster die te Brussel, waar hij in garnizoen lag, een winkel hield nabij de Hallepoort. Zoohaast zijn diensttijd verstreken was trouwden zij, en Senior was zijn huwelijksgetuige.
De zaak bloeide en Junior, die weinig zorgen had en veel de cafés in de buurt bezocht ter wille van de klandizie, werd spoedig ingelijfd bij een club van honderdkilosmannen.
Hij werd een vroolijk, zwaarlijvig heer met driedubbele kin, rood gezicht met glansoogen en opgestreken snor. Bij de minste inspanning brak het zweet hem uit en hij moest zich ontzien oordeelde zijn vrouw.
Met zijn tallooze vrienden maakte hij uitstapjes en reizen. Hij sprak over de kunstschatten der musea, over schilderachtige landschappen en de genoegens des levens
Zijn vrouw bewonderde hem en de twee winkeldochters zagen met eerbied naar hem op.
Schuermans Junior was een waardig Brusselaar geworden. Zijn Marolsch klonk gemeenzaam, en Geuzenlambik en Faro waren zijn geliefde dranken. Maar in de groote koffiehuizen was hij eveneens thuis. Hij ontmoette er een gepensioeneerd kolonel, een ontvanger der registratie, een handschoenfabrikant uit de Nieuwstraat. - Zijn vriend, Mijnheer Salu, die een ‘salon de coiffure’ hield, had hem ingeleid. Mijnheer Salu was een geboren Brusselaar, die hem overbluft had door zijn kennis van de hooge wereld. Door hem werd zijn smaak gewekt voor Münchenerbier en Pilsen, voor likeuren en sigaren. Mijnheer Salu was een verstokt vrijgezel.
Junior had geen kinderen, maar hij troostte zich gemakkelijk in dat gemis. Hij verzamelde postzegels en bracht zijn verloren oogenblikken door met nieuwe aanwinsten in zijn album te plakken. Senior zond hem wat hij krijgen kon.
| |
| |
De jongere Schuermans was van een overborrelend, levendig humeur. Ontstemming achtte hij zeer nadeelig voor zijn gezondheid, en zijn vrouw, die zijn gevoelig gestel kende, nam de zorgen uit zijn weg. Het gezelschapsleven had hem woordenrijk gemaakt en hij sprak bazig over alles en nog wat. Een zweempje misprijzen toonde hij voor zijn oudere broeder, die, naar zijn opvatting, van het leven niet wist te profiteeren. Hij hield een kanarievogel voor zijn plezier, had een Groenendaalsche schapershond om zijn vrienden jaloersch te maken en lonkte tegen de meisjes als een flierefluiter.
Viermaal 's jaars zagen de broeders elkaar, op hoogdagen, tweemaal kwam Senior naar Brussel, en tweemaal ging Junior naar Antwerpen... Dan was het vette tafel. Senior haalde wijn op waarvan hij de namen niet kende. Junior noemde de namen van wat hij op tafel bracht en trakteerde met champagne. Samen bezochten zij de cafés waar zij bekend waren en vonden er pleizier in hun broer voor te stellen aan de vrienden. Lichtjes beneveld namen zij aan het station van elkaar afscheid, broederlijk ontroerd en elk toch overtuigd van zijn eigen voortreffelijkheid. Een enkelen keer kwam de vrouw mee, want dat liet de zaak niet toe, noch te Antwerpen, noch te Brusssel... Zij informeerden naar de gezondheid, naar de vrienden, spraken over de floreerende winkels, over hun jeugd en ten slotte steeds rees de twistvraag over de superioriteit van de een stad boven de andere op. Senior, de Antwerpenaar, en Junior de Brusselaar, konden het nooit eens worden. Zij hadden leedvermaak wanneer zij elkaar iets konden verwijten. Het werd haast een persoonlijke veete. Het was gewoonlijk laat in den namiddag wanneer het onderwerp ter sprake kwam. Doch het vertrek verzoende hen weer en maanden later, bij een volgend bezoek, waren zij weer blij elkaar te mogen weerzien. Telkens echter herbegon het gehaspel. Nauwelijks was het spel aan gang of de Brusselaar begon zijn Marollenfransch te bezigen en de Antwerpenaar kwam met zijn Havenengelsch uit den hoek. Dan begrepen zij elkaar
| |
| |
maar half en het misverstand klaarde er niet door op.
- Broer, begon Junior, die toevallig altijd regen trof bij zijn bezoek, de properheid der straten is maar zus en zoo... Wat slijk!... Te Brussel...
- Hier wordt gewerkt, pareerde Senior vlug.
- En te Brussel niet?
- Och!...
- Neen, maar te Brussel zou men dat niet tolereeren, de gazetten zouden er over schrijven.
- Die hebben niks anders te doen, tergde Senior.
- Dat is mogelijk, maar Brussel is toch een heel andere stad... au point de vue panorama bijvoorbeeld... is dat niet magnifique daar op de hoogte van de Congreskolom... en de boulevards...
- Die hebben wij ook!...
- Het zijn ook boulevards!... En dan het leven... die chic...
- Er zullen wel veel krotters bij zijn, zuchtte Senior.
- 't Is een klein Parijs, jongen... Luxe en rijkdom en dan het Bois de la Cambre, Tervueren en al de andere environs... Welke wandelingen hebt ge rond Antwerpen?
- Heel schoon wandelingen... naar de Dikke Mee, naar Oosterweel... over het terras en de Meir...
- En dan de Groote Markt en het Broodhuis...
- En Onze-Lieve-Vrouwetoren dan!... Daar kan niks tegen aan... en de dokken?... Mij dear brother... de haven... flags of all nations... en de natiepaarden, en de buildragers... Ja, Brussel-zeehaven, maar dat is truut, he?... Zes notenschelpen en uw haven ligt vol...
- Antwerpen is toch maar een ville de province!
- The first port of the continent...
- En dan het bier. Kent ge iets beters dan Geuzenlambik?
- Ja, garsten van Sint-Jansplein.
- Niet slecht, maar toch maar een gewoon bierken!...
- 'n Brusselaar zou er toch gauw zat van worden...
- Zat?... Neen, broeder, wij drinken de Antwerpenaars gemakkelijk onder tafel...
| |
| |
- Dat zou ik willen zien?
- Onder tafel, zeg ik, en dan gaat de Brusseleer nog naar den theater alsof er niks gebeurd is en de theaters hebben wij toch ook wat beter en schooner, zou ik peinzen!...
- 'k Zou durven wedden, bedacht Senior.
- Ik ook, zei Junior.
- Twintig frank tegen tien, waagde Senior.
- Neen, twintig tegen een, blufte Senior, en bier... van uw fameus bier... ik breng mijn vriend mee...
Bij zijn volgend bezoek was Junior vergezeld van Mijnheer Salu. Senior had Janssens verwittigd en onder hun vieren bezochten zij, voor het middagmaal een tiental koffiehuizen en garstencafés. Het dispuut werd niet aangeraakt in de aanwezigheid der twee vreemden en bij elken broederlijken dronk steeg de gezelligheid.
- 't Is niet voor de ganzen gebrouwen, oordeelde Senior.
- Dat is nu ten minste nog convenabel bier, gaf Junior toe om zijn oudere pleizier te doen.
- 'n Mensch heeft toch niet meer van het leven dan wat hij zich gunt, wijsgeerde Janssens.
- Ik ben gecharmeerd over mijn visite aan Antwerpen, une belle ville, complimenteerde Mijnheer Salu.
Zij kwamen aan tafel met hoogroode gezichten en danig luidruchtig, aten stevig en dronken in verhouding wijn. Dan gingen zij opnieuw op wandel. Senior trakteerde eerst in een Engelsche bar, waar zij Scotch ale en Stout proefden. Dan vonden de Brusselaars, die genoeg aan den plaatselijken smaak hadden geofferd, zich gerechtigd voor te stellen nu wat geuzenlambik aan te spreken.
En zij dronken het levend bier zonder suiker en met suiker, flesch na flesch. Rond negen uur s avonds waren zij danig vroolijk.
- Dane kadee kan drinken, ie is ni bieëst, vertrouwde Salu aan Junior.
- Da manneke is goe van innemen, getuigde Janssens aan Senior.
| |
| |
Daarna stapten Janssens en Salu arm aan arm voorop, lachten om elkaars grappigheden en de twee broers volgden, gemoedelijk opgewonden.
- Een schoone dag, broer, betoogde Senior.
- Ja, en geen regen.
- Wat heeft men nu anders in familie... men ziet elkaar niet alle dagen, besefte Senior.
- En we zijn toch maar met twee broeders...
Toen gebeurde het dat zij plots een vreemd geluid vernamen. Janssens en Salu stonden weerszijden van een gaslantaarn en gaven aan hun gelijktijdig opgekomen onpasselijkheid.
- Match nul, zei Junior.
- Dead-heat, fluisterde Senior.
- 'k Had het nooit gepeinsd, fluisterde Junior onthutst.
- Wij zijn toch nog frisch!
- Zij zijn malkander waard, misprees Junior.
- t Zijn maar... voddenmannen...
- Een Brusseleer en een Sinjoor zijn even sterk...
- Zij kunnen tegen niet veel...
- Maar wij dan, broer?...
- Wij, wij zijn van Hoboken, fezikte Senior.
- Ja, erkende Junior.
Slap en bleek zaten de twee proevers achter hun glas spuitwater en gaven geen asem, terwijl de twee broeders, als afscheid, nog een pot Munchener dronken, Junior nam Salu mee in den trein en Senior bracht den wezenloozen Janssens naar huis.
Maar met Allerheiligen was het leed lang vergeten en ging de vischverkooper mee, naar Brussel, waar hij hartelijk verwelkomd werd.
Mijnheer Salu kon spijtig genoeg, 's morgens niet meegaan. Zij kuierden langs de drukke straten, naar de Groote Markt, langs Sinte Goedele naar het Justiciepaleis, het Park en bewonderden zeer inschikkelijk het uitzicht aan de Congreskolom. Zij dronken matig en op hun gemak, keuvelden genoeglijk en kwamen kalm aan tafel... Toen de champagnekurk tegen de zoldering
| |
| |
vloog, - kwam Salu eventjes groeten en een glas drinken op de gezondheid van het gezelschap.
- Mon cher ami Janssens, betreurde hij, het spijt mij kolossaal dat ik in mijn affaire moet blijven... maar ik zou gecharmeerd zijn als ge straks op mijn kleine soirée zoudt komen!...
- Ja, maar, verweerde zich Janssens, die bezwaren had.
- Och, 't is heelemaal sans gêne, entre amis...
Er was geen ontkomen aan. Zij hadden nog amper den tijd om eenige estaminets in de buurt te bezoeken en rond half zes voerde Junior de Antwerpenaars naar de ‘salon de coiffure’ waar zij met veel plichtplegingen door Mijnheer Salu ontvangen werden.
In de achterkamer stond een klein kacheltje, een duiveltje, te ronken. Er naast, op een stoel, stond een pot met een handdoek bedekt. Op de tafel lag een wit ammelaken gespreid en stonden glazen en borden. Een bleeke leerjongen leunde tegen de schouw, peuterde doelloos in zijn neus of streek over zijn aschblonde haren. Hij droeg een wit schort.
- We gaan eerst een glas drinken, zei Mijnheer Salu.
Profijtelijk schonk hij uit een flesch die in een teenen korfje lag, maar hij moest het werk onderbreken daar er opnieuw gescheld werd. Het waren twee vrienden met hun dames. Een kleine, magere goudsmid met een zwaarlijvige echtgenoote, en een fijn heerken, een stadhuisklerk, met een elegante, tengere vrouw.
Nu begon de leerjongen koeken te bakken en elk werd om beurt bediend, eerst de dames, dan de Antwerpenaars, daarna de vrienden. Het werd zeer warm in de kamer en de vetwalm dreef weg in het salon. Keer op keer werd een flesch leeggeschonken, en de heeren kregen sigaren met bandjes. Mijnheer Salu straalde van tevredenheid onder de complimenten zijner vrienden.
- Een gezellige avond, prees Senior, die iets moest zeggen, omdat Janssens zoo donker en teruggetrokken zat te rooken.
| |
| |
- Heelemaal sans gêne... op zijn Brusselsch, verontschuldigde zich Salu.
De stadhuisklerk had den mond vol van den Burgemeester, scheen hem zeer intiem te kennen. Junior babbelde over de nieuwsjes uit de hooge wereld. De goudsmid vertrouwde welke juweelen zijn patroon aan de noblesse verkocht had.
- Eten zij veel visch, informeerde Janssens.
Dat wist de goudsmid niet, maar Mijnheer Salu, die een president van een lijnvisschersmaatschappij kende, zou eens inlichtingen inwinnen.
- Amuseert ge u, vroeg Senior stillekens aan Janssens.
- Gelijk een vlieg op een pekton!... Er er zit kurk in mijn sigaar... zij brandt scheef.
De leerjongen bakte onverdroten voort alsof de pot geenen bodem had, keek ondertusschen gretig naar de tafel en loerde naar de klok. Ook Senior telde de minuten af.
Eindelijk was het tijd om op te kramen. Het gezelschap ging mee naar het station, en onderweg wou elk op zijn beurt nog eens onthalen.
- Hebt ge u geamuseerd, vroeg Mijnheer Salu aan Janssens bij het afscheid nemen.
- Kolossaal, verzekerde Janssens, met een effen gezicht.
- Dat doet mij plezier, mon cher Janssens... Au revoir!...
- Tot in den pruimentijd, groette Janssens.
In den trein zuchtte Senior, bezag Janssens in het wit der oogen en vroeg:
- Awel?...
- Uw broer is een joviale vent...
- Hij is geen Brusselaar... wij zijn van Hoboken!
- Dat explikeert alles...
- Maar zoo'n soirée, droomde Senior.
- Een soirée, noemen ze dat!
- Wij noemen dat koeken bakken!
- Maar ik laat mij niet meer vangen... Ik ga naar geen soirées meer, zwoer plechtig Senior.
| |
| |
- Neen, nooit meer, grinnikte Janssens, 't is maar stoef... liever geen Greef als zoo'n tikkenhaantje!...
- We zullen seffens een goed glas garsten gaan drinken, troostte Senior.
- Antwerpen boven, zei Janssens vol overtuiging en Senior knikte goedkeurend.
Dan keken zij naar de verre lichtjes die wegdreven in den donkeren avond, terwijl de trein gillend voortstoof langs de baan.
|
|