vloed geschonken, en de boeren bedachten hem wanneer een varken geslacht werd!... In zijn optreden was Petruske steeds bezadigd... Met kermis, met carnaval of loting kon hij schikken en sussen. Hij was zijn gewicht in goud waard, oordeelde de Burgemeester. Maar liberaal was Petruske, hij diende zijn bestuur trouw en vol toewijding.
Buiten, in de Dorpstraat, liep hij zelfbewust door de drukte van kiezers en kijkers.
Op de voetpaden waren reusachtige blauwe reclames geschilderd: Kiezers, stemt onder Nr. 2! Aan het Gemeentehuis hingen vechtplakkaten aan flarden gescheurd.
Voor den ingang deelden de jonge wachten nog strooibiljetten uit namens de beide partijen...
De waard uit ‘De Roode Leeuw’, uittredend raadslid, klampte Petruske aan.
- Wat denkt ge, Champetter?
- Hm! zei Petruske en pinkte zenuwachtig.
- Ze krijgen een davering van belang!
- Hm!... 't Is geuzenweer!
- Ja, Champetter... Z'hebben anders in stilte gewerkt! In ‘De Witte Leeuw’ zuipen ze al twee dagen kosteloos, voor niets... Eer is gegeven met de macht... Maar wij hebben ook gewerkt, wat zegt ge van die blauw letters? Goed gevonden, he?... Maar z'hebben dezen nacht onze plakkaten afgetrokken... 'k Ga nog wat propaganda maken... saluut, Champetter... tot straks... op u kunnen wij rekenen... en 't avond drinkt ge toch mee op d'overwinning...
Petruske zag het Raadslid na, wou dan binnengaan om te kiezen, maar werd terzijde getrokken door een mager heerschap, de klerk van den katholieken notaris.
- Ze krijgen een buis, fluisterde hij, - wat denkt gij er van, Champetter?
- Hm! Hm! herhaalde Petruske pinkend en streek zijn snor op.
- Ze liggen buiten... wij hebben geteld... al hun plakkaten helpen niks...