- Wat kost hij?
- Niks, Commandant... Gij zijt zoo goed... Doe mij het plezier en laat mij hem geven?...
- Waarom gaat gij niet naar Hoogstraeten?
- Solferstek trekt liever rond, Commandant, en hij doet niemand kwaad...
- Neen, zei de Commandant met vreemde bevangenheid. Trinette zal u wat te eten geven... Ga nu maar naar den bak.
- God zal u zegenen, prevelde de schuwe vagebond, de wereld is nog vol goede menschen!...
- De Commandant zorgt voor zijn klanten, zei de kittige oude vrouw, terwijl de man wegging.
In de verte, op de rivier, toette een stoomer.
- Nonkel Jan van hierover, - bazelde tante Trees, bracht weer eten aan de kinderen van den armen schoenmaker... Zijn vrouw was naar het lof... zij mag het niet weten, want zij is gierig... Zij zou kijven en zij bracht de cens mee in het huwelijk... Doe nog maar wat meer melk in zijn koffiie, Trinette, en breng Solferstek maar eerst zijn boterhammen.
- De arme sloeber, zei Trinette.
- Lekkere paling, smulde de oude vrouw.
Na het avondmaal probeerde de Commandant een pijp te rooken, maar een geweldige hoestbui overviel hem. Weggezakt in den leunstoel staarde hij voor zich uit, luisterend naar al de varende avondgeruchten. Hij hoorde manschappen uitrukken, de beiaard rammelen en kindergeschrei opstijgen uit de schunnige, wrakke huisjes aan de overzijde van den steenweg.
- Slaapt wel, kinderen, groette tante Trees.
- Ik ben moe, kloeg de Commandant.
Trinette had de tafel afgedekt, de stoelen aan kant geschoven en stak het nachtlichtje aan. Het venster sloot zij, draaide de lamp neer die met een lichtflap uitging.
In zijn bed woelde de Commandant. Hij hoestte zonder ophouden, en Trinette lag bezorgd en klaar wakker naast hem te waken. De anstige vrouw vond geen opbeurende woorden.