- Ge zijt er vet mee, zei de Witte met minachting en geeuwde.
Lowieke zag de vrouwen het linnen keeren, zon intusschen om ook de Witte te overduivelen.
- En hebt ge geen fruit meegebracht, polste de Rosse.
- Neen, weerde Lowieke af.
- Ziet ge wel, zegevierde de Witte, dat heeft rijke familie maar krijgt niks...
- Ik heb vorschenbillekens gegeten, probeerde Lowieke weer af te leiden.
- Maar ge hebt toch niks gekregen, plaagde ook de Rosse.
- Ja wel, loog Lowieke, die zijn prestige wou ophouden.
- Wat dan?
Lowieke tuurde in de lucht naar den vlieger en den man in den mast.
- Wat dan?
- Een koei, fluisterde hij.
- Wat, vroeg de verbaasde Rosse.
- Een koe!...
- Hij liegt, besliste de Witte en begon te fluiten.
- Ik lieg niet... 't is eerlijk waar... mijn onkel zei: daar Lowieke, daar is een koei voor uw verjaardag!...
- En waar staat de koei op stal, vroeg de Voermanszoon, bij den melkboer op de Ankerrui?
- Neen, zei Lowieke met de oogen in de lucht, zij staat bij ons thuis!...
- Toch niet in de slaapkamer, veronderstelde de Rosse.
- In de keuken, Lowieke?
- Neen, zei Lowieke geheimzinnig en keek de jongens vlak in de oogen, neen, zij staat in den kelder.
- Dat kunt ge pakken, ontkende de Witte.
- Mogen wij ze eens zien, Lowieke, bad de Rosse.
- Ik mag van moeder niemand in den kelder laten!...
- Is het een met bruine plekken?