In den loop der jaren hadden zij zoo zeven stadsloten gekocht... Mieke knipte regelmatig de coupons, maar keek nooit naar de nummers die in de trekkingen uitkwamen.
En het leven was er niks minder aardig om... De interest diende om kleinigheden voor de kinderen te koopen.
Maar de goede geest, in dit geval een wisselagent, waakte voor hen. Zij waren vijftien jaar getrouwd. Jan zou weldra zijn vader gaan helpen op de kleermakerstafel, toen zij vernamen dat een hunner loten de hoofdpremie gewonnen had. Verbouwereerd kwam Mieke thuis.
- Suske, gilde zij, weenend bij het binnentreden.
- Wat is er gebeurd, vroeg Suske bleek van angst.
- Wij, wij hebben het groot lot uit, honderdduizend frank!
- Honderdduizend frank?... En moet ge daar nu voor schreeuwen?
- 'k Heb zoo verschoten toen de wisselagent het zegde... het zakte puur tot in mijn beenen... Wat gaan wij nu aanvangen?
- Maar, dan zijn wij rijk, besefte Suske.
- Ja, erkende Mieke en begon opnieuw te huilen.
- Dan doe ik geen steek meer, verklaarde Suske, dan gaan wij rentenieren.
Jan en Ubertas-Marianne kwamen uit de school.
- Jan, zei Suske, ga eens voor een frank sigaren koopen, zeg dat het voor mij is... van die goei... en daar, breng een flesch Franschen mee... we moeten toch een borrel drinken op ons geluk...
- Wat geluk, vroeg Jan.
- We hebben het groot lot uit, snikte Mieke droef.
- Is dat om te weenen, misprees de jonge Ubertas-Marianne.
- Neen, kind, maar 't heeft me zoo gepakt... Ubertas, ga eens pateekens halen... dat kan er op af...
- Maar zwijgen, kinderen, vermaande Suske, de geburen moeten het nog niet weten...