punten, en snijd het plankje na de lijntjes af, dan sal het seskantig zijn; welcke seskanten ontrent een halve duim diep moeten uitgeholt zijn; voeght dan die twee seskantige Planckjes heel vast op de twee halve Klooten, en maekt luchtgaten daer de hoecken van de Planckjes komen; neemt dan ses pylen, aen malkanderen gebonden, in sulcker voegen als men ze voor een Vuurrad bind; elke pijl moet juist soo lang zijn, als de kerven in de seskantige plankjes; bind dan de pijlen vast aen de helft van de Kloot, en neemt dan de andere helft van de Kloot, en legt ze op de pylen, die in de eerste helft gelijmt zijn; bind dan de twee halve Klooten vast en lijmt Papier over de ses Lochtgaten van de Kloot heen, en ’t is gedaen: Maer men moet niet vergeten een teiken te geven op het Lochtgaetje van de eerste pijl, die eerst branden sal, of daer men ’t aen brand steken soude; en als men ’t gebruiken wil breekt men ’t Papier, dat op het eerste Lochtgaetje gelijmt is, op, en steeckt de eerste pyl aen brand; en als het wel aen branden is, werpt men ’t soetjes van zich; want soo men ’t hard weg werpt, sal het van malkanderen bersten. De gedaente van dit werck is in de vijftiende Figuur, geteikent met de lettteren A.B.
A. Beduid de halve Kloot, met het seskantige Hout daer in gepast. |
B.B. De manier hoe men de Pijlen in de halve Kloot stelt. |