Versteend zeewier(1941)–Theo van Baaren– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 34] [p. 34] Naakt schreed zij... Naakt schreed zij door de sikkels van het water, de zilvren sikkels van het koude water, waarin ik nog zo-even, glanzend vlies, mij spieglend, half kon lezen en half ried de horens van 't geheim en hoe te mijden de weg, die telkens tot zich zelve keert, waarover wij als doffe sterren reizen. Het golvend water spelt geen toekomst meer. Maar in de ogen van een vreemde vrouw werd ik mijn doel en eigen wil ontrouw. Het water is een onbetrouwbare spiegel, moe van het weerkaatsen, andere spiegels zijn te vlak en tonen niet de diepte, die ik zoek. Wat is mijn deel? Wind wist de gouden roem van eeuwen in een enkle stormnacht uit en kent geen onderscheid tussen leerling en meester. Als het gestormd heeft, ligt het strand vol schuim, de sterre van de zee is een verdroogde zeester. Vreemde vrouw, je haren geuren van den zerpen dood, maar ik vergeet mijn afkomst in je schoot. Vorige