Versteend zeewier(1941)–Theo van Baaren– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Berenice Gloeiend haar dat tussen Leeuw en Maagd de nacht behangt met heldere guirlanden. Ze sneed de strengen met haar eigen handen ten offer af en eigenhandig draagt ze naar het altaar, waar de bekkens branden, het wijgeschenk dat de godin behaagt. De schare der slavinnen weent en klaagt, dat zij haar schoonheid zo waagt aan te randen. De vlammen weigren, maar de duiven komen en dragen 't boven de planeten uit, waar 't zachtjes golvend op de aetherstromen, een zilvren teken langs de hemel drijft, een blanke baken, 't merk van een volkomen smeekoffer, dat zich zelf onder de sterren schrijft. Vorige Volgende