| |
| |
| |
Iets over zelfmoord
Zelfmoord komt vrij veel voor. In Nederland, dat in dit opzicht nog gunstig bij andere landen afsteekt, plegen per jaar gemiddeld zo'n duizend mensen zelfmoord. Het schijnt, dat mannen vaker een reden voor zelfmoord hebben dan vrouwen. Het kan ook zijn, dat vrouwen beter tegen de moeilijkheden van het leven zijn opgewassen. In ieder geval ligt het percentage zelfmoorden bij mannen aanzienlijk hoger. Ongeveer twee op de drie zelfmoordenaars zijn mannen.
Er wordt aan zelfmoord, althans in Nederland, zo weinig mogelijk ruchtbaarheid gegeven. Zelfs wanneer een vooraanstaand persoon, wiens overlijden in de pers niet onvermeld kan blijven, zelfmoord pleegt, dan wordt dit feit verzwegen en spreekt men in de regel van een tragisch ongeval. Dit niet publiceren van zelfmoorden geschiedt voornamelijk om tweeërlei reden. Ten eerste ter wille van de nabestaanden en ten tweede, omdat zelfmoord aanstekelijk werkt.
Toen Goethe zijn roman ‘Die Leiden des jungen Werthers’ publiceerde, volgde daarop een stroom van zelfmoorden. In de roman wordt verhaald van een jongeman die uit verdriet over een ongelukkige liefde zelfmoord pleegt. De zelfmoordenaars lieten afscheidsbrieven na, waarin zij hun daad motiveerden en verwezen naar het lijden van de jonge Werther.
| |
| |
Hetzelfde was het geval bij het verschijnen van het gedicht ‘Oh sombere zondag’ van een Franse dichter. Het gedicht handelt over de eenzaamheid tijdens de steeds weerkerende zondagen. De dichter wordt gegrepen door een angst voor die kwellende eenzaamheid en besluit op een sombere zondag tot zelfmoord.
Zelfmoordenaars hebben vaak een bijzondere voorkeur voor bepaalde tijden en plaatsen. Zo zijn er in Zwitserland bepaalde hellingen, die op Silvesterabend door de politie streng worden bewaakt om te voorkomen, dat mannen en vrouwen zich in het ravijn storten.
Ook de bruggen over de Seine in Parijs zijn bij de zelfmoordenaars zeer in trek. Het aantal ongelukkigen dat uit de Seine wordt gevist, is ontstellend groot. De Parijse politie, die bij het identificeren van de slachtoffers tal van moeilijkheden ondervindt, stelt alle lijken, die uit de Seine worden gevist, in een soort diepvriesetalage aan een ieder ten toon. Er zijn mensen die uit een ziekelijke belangstelling elke dag komen kijken.
Op de zogenaamde ‘telkaart voor zelfmoordenaars’, die ten behoeve van de statistiek door de recherche bij een zelfmoord moet worden ingevuld, staan vragen over het motief. Deze vragen zijn in twee groepen verdeeld, namelijk psychisch- en lichamelijk lijden. Het is gemakkelijker zo'n vragenlijst samen te stellen dan antwoord op de gestelde vragen te geven. Het is niet zo eenvoudig de reden van een zelfmoord op te sporen. Vaak is dat in het geheel niet te achterhalen. De rechercheur is in de meeste gevallen al dankbaar, wanneer hij het bewijs van de zelfmoord kan leveren.
Het onderzoek bij een zelfmoord is namelijk een ernstige zaak, die zeker niet te onderschatten is. Hoe weet een rechercheur, dat inderdaad van een zelfmoord kan worden gesproken en niet van moord? Hij zal uit de omstandigheden waaronder het lijk wordt gevonden, zijn conclusies moeten trekken. In de regel geven die omstandigheden wel een duidelijke aanwijzing in een be- | |
| |
paalde richting, maar niet altijd. Daarom gaat een rechercheur bij een dood die zich als zelfmoord aandient, steeds uiterst voorzichtig te werk en hij zal zeker niet voorbarig zijn, conclusies te trekken. Een moord is al dikwijls als een zelfmoord gepresenteerd.
Als een reeks mislukte pogingen vooraf zijn gegaan en een afscheidsbrief in het handschrift van de overledene wordt gevonden, dan kan in de meeste gevallen wel gesteld worden, dat het overlijden het gevolg is van een zelfmoord. Maar niet altijd zijn dergelijke ‘pogingen vooraf’ bekend en niet alle zelfmoordenaars laten een afscheidsbrief na. Doen zij dat wel dan nog is het motief niet altijd even duidelijk.
Wat bij het lezen van afscheidsbrieven van zelfmoordenaars steeds opvalt, is dat de motieven die worden aangevoerd, niet in verhouding staan tot het onherroepelijke karakter van de daad. De aangevoerde motieven zijn vaak zo onbenullig, dat men zich moeilijk aan de indruk kan onttrekken, dat ze slechts voorwendsels zijn en dat de ware motieven worden verzwegen.
Een rechercheur vond bij een zelfmoord van een moeder een afscheidsbrief waarin zij als motief voor haar daad verwees naar een woordenwisseling die zij 's morgens met haar zoon had gehad. Uit het onderzoek bleek, dat de zoon die morgen bij het ontbijt een bedorven ei had gekregen. Moeder had zich verontschuldigd. Zij had het ei eerst een dag tevoren bij de kruidenier gekocht. Het enige commentaar van de zoon was: ‘Dan heb je je weer wat in je handen laten stoppen.’ Dat was alles. Meer was er niet gezegd. Een klein familiedrama dus, dat misschien wel dagelijks in tientallen Nederlandse gezinnen wordt opgevoerd, zonder dat nu direct een zelfmoord volgt. De rechercheur was er dan ook niet tevreden mee en groef verder.
Het bleek, dat de zoon, enig kind, drie maanden voor de zelfmoord van zijn moeder was getrouwd. Het jonge stel, dat geen woning had kunnen bemachtigen, trok bij | |
| |
moeder in. Het jonge vrouwtje was er aanvankelijk op tegen. Zij had liever met trouwen willen wachten tot er een woning voor hen ter beschikking was. Maar juist de moeder, een vijftigjarige weduwe, had er sterk op aangedrongen, dat het jonge stel bij haar kwam inwonen. Het jonge vrouwtje stemde toe.
Toen het huwelijk was voltrokken, wilde zij echter een eigen huishoudinkje gaan voeren, maar dat stond moeder niet toe. Zij wilde voor haar zoon, ook na zijn huwelijk blijven zorgen. Over dit onderwerp waren direct al harde woorden gevallen. De zoon had bemiddeld. Het jonge vrouwtje bleef zich echter voortdurend bij haar man beklagen. De jongeman, die gemangeld werd tussen het conflict tussen zijn vrouw en zijn moeder, leidde een hels leven. Wanneer hij de moeilijkheden met zijn moeder trachtte te bespreken, dan zei ze altijd: ‘Ja, ik weet het. Voor mij is geen plaats meer in dit huis.’
Toen moeder zelfmoord had gepleegd, was de zoon radeloos. Hij achtte zich persoonlijk voor haar dood verantwoordelijk en jammerde bij herhaling: ‘Had ik maar nooit iets van dat ei gezegd.’
De rechercheur had medelijden met de jongeman, maar wist niet goed hoe hij hem zou kunnen helpen. Uit hetgeen hij te weten was gekomen, dacht hij de diepere achtergrond van de zelfmoord wel te vatten. Hij was ervan overtuigd, dat de ongelukkige moeder door haar daad juist gevoelens van schuld bij haar zoon had willen oproepen.
Maar zou de jongeman, die niet bijzonder intelligent was, begrijpen, dat zijn moeder, waaraan hij zeer gehecht was, zich door haar dood op hem had willen wreken? En als hij zijn opvatting over de zelfmoord van moeder aan de zoon vertelde en zijn diagnose was verkeerd, wat dan? Ten slotte was het maar een veronderstelling. De jongeman bewaarde ongetwijfeld een dierbare herinnering aan zijn zorgzame moeder. Hoe kon hij die herinnering gaaf houden en toch de jongeman bevrijden van zijn schuldgevoelens?
| |
| |
Enige dagen na de begrafenis ontbood de rechercheur de jongeman aan het politiebureau. Hij had een lang onderhoud met hem. Hij vertelde hem van zijn ervaringen met andere zelfmoorden en leidde het gesprek zo, dat de jongeman ten slotte zelf het antwoord gaf op de vragen, die de dood van zijn moeder had opgeroepen. De rechercheur slaakte een zucht van verlichting, toen de jongeman opgelucht het bureau had verlaten.
Toen ik mijn collega vroeg hoe het was gegaan, zei hij: ‘Waar bemoei ik mij eigenlijk mee. Laten ze verdomme zelf hun problemen oplossen.’
Ik wist, dat hij dat niet meende. Hij had na het inspannende onderzoek eenvoudig even behoefte zijn gemoed te luchten.
Misschien wel de meest curieuze afscheidswoorden werden gevonden bij de zelfmoord van een kruidenier. Hij had, tijdens de afwezigheid van zijn vrouw, de tafel keurig met een wit tafellaken gedekt. Toen hij zijn maal - een flinke uitsmijter - had genuttigd, had hij met een blauw vet krijtje om zijn bord een cirkel getrokken en daarbij geschreven: ‘Dit is mijn laatste vreten.’
Ook om de foto van zijn schoonmoeder, die aan de wand hing, had hij een onregelmatige kring getrokken. Naast een pijl, die in de richting van de foto wees, stonden, geschreven met hetzelfde blauwe krijtje, op het lichte behang, de woorden: ‘Dat is een rotwijf.’
Men spreekt van zelfmoord, wanneer iemand zich zelf van het leven beroofd. Maar kan men ook van zelfmoord spreken, wanneer de dood het ongewild gevolg is van eigen handelingen?
Voor deze vraag kwam eens een rechercheur te staan, toen de leider van een godsdienstige sekte bij hem inlichtingen kwam vragen over de dood van een van zijn volgelingen. Het was voor deze leider van het grootste belang te weten, op welke wijze die volgeling om het | |
| |
leven was gekomen, want wanneer het een zelfmoord betrof, dan zouden aan de dode bepaalde godsdienstige wijdingen worden onthouden.
Hoewel de betrokken rechercheur zelf niet bijzonder godsdienstig was, begreep hij ten volle de consequenties. Het zou van zijn antwoord afhangen of de dode werd gewijd of niet. Men kan over godsdienstige normen denken hoe men wil, maar men moet altijd beseffen, dat deze normen door degenen die ze belijden zeer ernstig worden opgevat en in feite van levensbelang zijn.
De rechercheur stond dus voor een gewetensvraag.
De man om wie het hier ging, was met een ketting om zijn hals dood in een w.c, aangetroffen. Uit allerlei omstandigheden, die beter onvermeld kunnen blijven, bleek dat de man al jaren auto-erotiek bedreef. Het was altijd goed gegaan, maar nu had een foutje in de regie tot een noodlottige afloop geleid. Het overlijden was dus - ongewild - een gevolg van eigen handelingen.
Natuurlijk had de rechercheur eenvoudig kunnen zeggen - zoals bij zelfmoorden in de regel geschiedt - dat hij geen inlichtingen verschafte. Maar hij was bang, dat een dergelijk ontwijkend antwoord verkeerd zou worden uitgelegd. Daarom vertelde hij de leider van de sekte, dat in dezen van zelfmoord geen sprake was, maar dat de man tengevolge van een ongeval om het leven was gekomen. Hij kon dat zonder gewetensbezwaar doen, omdat dit in feite de juiste toedracht was. Men kon hem later hoogstens verwijten, dat hij het begrip ‘ongeval’ op een bepaald eigen wijze had geïnterpreteerd.
Zoals te verwachten, vroeg de leider van de sekte nadere bijzonderheden over het ‘ongeval’. De rechercheur weigerde echter een nadere uitleg te geven. Hij wilde hem niet uiteenzetten op welke wijze de man de dood had gevonden, omdat de omstandigheden ronduit beschamend waren. En over de doden niets dan goeds.
Toen de leider van de sekte aandrong, werd de rechercheur kriegel. ‘Wat wilt u,’ zei hij. ‘Het is voor u | |
| |
van belang om te weten of er sprake is van zelfmoord of niet. Volkomen in overeenstemming met mijn geweten, zeg ik u, dat hier van een zelfmoord, zoals dit algemeen wordt opgevat, niet gesproken kan worden. Meer kan ik u niet zeggen. Het is verder aan u om uit te maken of u aan de dode de wijdingen wilt toedienen of niet.’
De eerwaarde, een beslist sympathieke man, ging teleurgesteld heen.
Later vernam de rechercheur van een familielid van de overledene, dat alles toch in orde was gekomen en dat voor de dode een indrukwekende uitvaartdienst was gehouden. Bijna alle leden van de sekte waren bij de begrafenis aanwezig geweest.
Beslist tragisch was de dood van een 15-jarige jongen. Het gebeurde kort na de oorlog, tijdens het proces in Neurenberg. Een bekend dagblad had, in verband met de daar uitgesproken doodvonnissen, een artikel opgenomen van een Amerikaanse professor, waarin deze betoogde, dat bij ophanging de dood niet beslist behoefde te volgen, wanneer de nekspieren maar op het juiste moment in bedwang werden gehouden. De professor ging uitgebreid op dit onderwerp in. De jongen had de wijze lessen van de professor aan de praktijk willen toetsen.
Sommige zelfmoordenaars hebben de onhebbelijkheid om hun identiteit te verbergen. Men kan het de zelfmoordenaars niet meer kwalijk nemen, maar het bezorgt de recherche nogal wat hoofdbrekens.
In een kamer van een Amsterdams hotel werd eens, liggend in bed, het lijk van jongeman aangetroffen. Er waren geen uiterlijke tekenen van geweld aan het lijk zichtbaar. Doordat de kamer aan de binnenzijde was gegrendeld, kon wel worden aangenomen, dat niemand bij zijn overlijden aanwezig was geweest. Maar de doodsoorzaak was een raadsel. Er werden geen etens- of drankresten gevonden, zodat niet direct kon worden | |
| |
vastgesteld of de jongeman iets had ingenomen. In de regel vindt men wel verpakkingsmateriaal van pillen, poeders of vergif. Maar in zijn kamer werd niets van die aard gevonden. Een ontboden arts kon slechts de vrij overbodige mededeling doen, dat de jongeman was overleden.
Er waren geen bescheiden waaruit de identiteit van de jongeman bleek. Bagage had hij niet. In het hotelregister stond hij ingeschreven onder de naam Peter Joanissen, een Noors zeeman, afkomstig uit Oslo.
Het vreemde was echter, dat zijn reeds veel gedragen kleding van Nederlandse makelij was en dat in zijn hoed de initialen F.D. stonden. Er rees dus direct al twijfel aan zijn Noorse nationaliteit en de juistheid van de naam die hij had opgegeven. Bij navraag kon geen enkel lid van het personeel van het hotel zich herinneren ooit een woord met de jongeman gesproken te hebben, zodat ook de taal geen aanwijzing gaf. Hij had zelf zijn hotelbriefje ingevuld. De naam die de jongeman op dit hotelbriefje had gesteld, was later in het hotelregister overgenomen. De jongeman had geen paspoort of andere identiteitspapieren overgelegd.
Naast zijn bed, op een tafeltje, lag een Engels pocketboekje, getiteld ‘One night with Olga’. De meeste zeelieden spreken Engels, zodat het boekje in dit opzicht van weinig belang was. Het boekje gaf echter wel een aanduiding, dat hier van zelfmoord sprake was. Een van de bladzijden van het boekje had namelijk een vouwtje en op die bladzijde stond, vrij in het Nederlands vertaald, een zin, die luidde: ‘Als ik er niet meer ben, dan zul je me missen.’ Dit was met groene inkt onderstreept.
In zijn colbertjasje werd een vulpen met groene inkt gevonden, zodat aangenomen kon worden, dat de jongeman zelf de streep onder die bewuste zin had gezet.
Bij sectie op het lijk van de jongeman kon worden vastgesteld, dat hij inderdaad zich zelf van het leven had beroofd, door het innemen van een grote hoeveelheid slaappoeders.
| |
| |
Het boekje ‘One night with Olga’ bleek tenslotte toch de sleutel tot de oplossing te zijn. Aan de binnenzijde van het titelblad, waarop de afbeelding stond van een beeldschone dame van uitdagende proporties, zat een plakplaatje met de naam van een boekhandel in Breda. De boekhandelaar herinnerde zich de jongeman, omdat hij speciaal naar het boekje ‘One night with Olga’ had gevraagd. De boekhandelaar had het boekje niet in voorraad en moest het extra bestellen. Daarom had hij de naam van de jongeman, die al sinds zijn geboorte in Breda woonachtig was, genoteerd.
Toen het onderzoek het drama verder onthulde, bleek een verbroken verloving het motief van de zelfmoord te zijn. De ex-verloofde heette...: ‘Olga’.
Persoonlijk heb ik een hekel aan zelfmoorden, maar zij vormen nu eenmaal een facet van mijn beroep. Ik heb in de loop der jaren vele zelfmoorden behandeld en een onderzoek naar de achtergronden moeten instellen. Ik heb in de praktijk nog nooit een zelfmoord ontmoet, waarvoor ik waardering heb kunnen opbrengen, ook al leken de motieven nog zo aannemelijk. Ik vind een zelfmoord een laffe daad. Waarom zou ik het verzwijgen. Zo voel ik het nu eenmaal. Er wordt wel eens gezegd, dat er toch moed voor nodig is om de hand aan zich zelf te slaan. Ik vraag mij af welke moed er steekt in het opendraaien van een gaskraan, het innemen van een te grote dosis slaappoeders of het overhalen van de trekker van een pistool.
Een zelfmoordenaar onttrekt zich aan de discussie. De discussie met het leven. Het is een blijk van ware moed om door te gaan totdat omstandigheden buiten onze wil aan die discussie een einde maakt.
|
|