‘Uw man heeft het lijk anders gisteren al gevonden, zei De Cock.
‘Maar kunnen wij niet iets bedenken?’
‘Het beste is, dat u alles eerlijk aan uw man vertelt.’
‘Neen,’ gilde de vrouw, ‘dat nooit.’
‘Toch lijkt mij dat de beste oplossing,’ zei De Cock.
‘Neen,’ herhaalde de vrouw, ‘hij mag het nooit weten.’
De Cock was bang, dat een voortzetten van het onderhoud nadelig voor de gezondheid van de vrouw zou zijn en daarom nam hij afscheid van haar. Hij zocht de behandelende arts op en vertelde hem van het onderhoud dat hij met de vrouw had gehad.
‘Wat denkt u, dokter, ‘zal ik haar helpen?’
‘Hoe wilt u dat doen?’
‘Wel, misschien, dat ik haar man wel een aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van het lijk in het bed kan geven.’
‘Een leugen dus,’ zei de arts.
‘Als therapie,’ antwoordde De Cock met een glimlach.
‘U weet zelf hoever u kunt gaan. Ik heb er geen bezwaar tegen.’
De Cock ging terug naar de vrouw.
‘Ik wil u helpen,’ zei hij.
De vrouw, die weer enigszins gekalmeerd was, keek hem dankbaar aan.
‘Het enige dat u uw man moet vertellen is, dat u zich al maanden vreemd en onrustig voelde. Gisteren kon u het in huis niet meer uithouden en vluchtte de straat op. U hebt toen de deur achter u open laten staan. Vooral dit laatste is belangrijk. U hebt de deur achter u niet gesloten. Begrijpt u. Bovendien ben ik hier niet geweest. U kent mij dus niet en ik heb dit onderhoud met u niet gehad. De rest laat u maar aan mij over.’
De vrouw knikte begrijpend.
Met de dokter maakte hij de afspraak dat deze hem zou berichten, wanneer de vrouw uit de inrichting werd ontslagen. Toen het bericht kwam, wachtte hij nog een dag en ging toen naar de woning van het echtpaar.