| |
Hoofdstuk XIV.
De club was dien avond zeer druk bezocht. Harold Wright, een der trouwste bezoekers, was als gewoonlijk aanwezig en vormde, aangenaam causeur als hij was, het middelpunt van een grooten kring. Zijn met smaak opgedischte verhalen, niet geheel vrij van overdrijving en bovenal handig doorspekt met goedgemaskeerde zelfverheffing, deden de toehoorders nu eens hartelijk lachen, dan weer den adem inhouden van spanning. Temidden van zijn vertellingen trad Clarcke de zaal binnen, vergezeld van een onbekenden heer. Toen echter Wright den vreemdeling opmerkte, zweeg hij plotseling en keek den naderende met een zonderlingen blik aan. De vreemdeling werd aan de heeren voorgesteld als Dr. Dunn. Eenige hunner, die bij het tuinfeest van wijlen
| |
| |
Wright aanwezig waren geweest, herinnerden zich nog den bescheiden jongen man, die evenals zoovele anderen, bij de treurige mare van Wright's zelfmoord, overhaast uit het landhuis was vertrokken.
‘De heeren hebben elkander reeds vroeger ontmoet, meen ik,’ zeide Clarcke, toen hij met Dunn tegenover Wright stond. Beide heeren knikten, terwijl zij elkander zwijgend de hand reikten. Geen van hen scheen zich over deze hernieuwde kennismaking bijzonder te verheugen. Harrison had, toen de introducé aan hem werd voorgesteld een eigenaardige gewaarwording ondervonden. Het was of hem een electrische stroom doorvoer, toen hij den naam van den ander hoorde. Dunn! Dat was dus de man, die volgens zijn gevolgtrekking door Winter voor den schuldige werd gehouden! Dat was dus de persoon, op wiens arrestatie de detective nog steeds loerde! Hij nam hem nauwkeurig op. Onsympathiek zag hij er niet uit. Een flinke athletische gestalte, een ietwat melancholiek gezicht. Vergeefs trachtte hij een verraderlijken trek in dit ondoorgrondelijke, doch overigens rustige, gelaat te ontdekken. Zou hij zich vergissen of had Winter het ditmaal mis? Geen moment verloor hij den man uit het oog en de koele begroeting tusschen hem en Wright viel hem dadelijk op. Geen zweem van onrust vertoonde zich echter in de als uit marmer gehouwen trekken van den dokter. Deze bewoog zich even kalm als correct tusschen de aanwezigen en bleek al spoedig de sympathie te bezitten. Wat later op den avond bemerkte Harrison, dat de dokter, ondanks de onverschillige begroeting, toch in een lang onderhoud met Wright was geraakt, waarbij beiden zich wat van de overigen hadden afgezonderd. Gaarne had hij vernomen, wat zij bespraken, want hij had een onbestemd gevoel, dat hier over het onderwerp werd gesproken, dat hem zoozeer bezighield. Vanaf dat oogenblik veranderde hij van taktiek: hij liet zijn tot nu toe passieve houding varen en ging tot daden over. Allereerst wendde hij zich tot Wright, zoodra deze weder in den kring verscheen.
| |
| |
‘Een woordje Mr. Wright.’ Hij nam hem terzijde en begon:
‘Ik wilde nog even terugkomen op ons gesprek, hetwelk wij gisterenavond in het theater onder vier oogen met elkaar hadden.’
Wright keek hem een weinig verbijsterd aan en antwoordde dan luchtig:
‘Wel, mijn waarde, maak van je hart geen moordkuil. Waarmede kan ik je van dienst zijn?’
‘Ben je wel heel zeker van hetgeen je mij mededeelde?’ Wright wierp tersluiks een achterdochtigen blik op den ander.
‘Waarom vraag je mij dat?’
‘Omdat ik andere meeningen daarover hoorde.’
‘O, je bedoelt natuurlijk de meening der politie?’
‘Neen, dat bedoel ik juist niet. Een der heeren, die zich destijds op het landhuis bevond, wees een ander als dader aan.’
‘Hm... wien dan?’
Harrison antwoordde niet dadelijk en keek even rond, voor hij fluisterde: ‘Onzen gast, Dr. Dunn.’
Wright wist handig zijn verbazing te verbergen.
Bliksemsnel overwoog hij welke voordeelen dit nieuwe gezichtspunt voor hem opleverde, want hij betreurde reeds zijn onvoorzichtige verklaringen, die zijn haat aan Miss Forest hem had ingegeven.
‘Dr. Dunn,’ herhaalde hij langzaam om tijd te winnen, teneinde zijn gedachten te kunnen rangschikken. ‘Dr. Dunn... hm, het is mogelijk. Hij trok zich dien avond vroeg op zijn kamer terug. Hij was de eerste, die met mij het ongeval constateerde. Hij bleef alleen in het vertrek achter... Ik begin te gelooven, dat het mogelijk is.’
‘Uw eerste meening staat dus niet vast?’ merkte Harrison scherp op. ‘U had dus geen doorslaande bewijzen, waarop U zulk een vreeselijke aanklacht kon baseeren?’ Hij moest zich geweld aandoen om het niet uit te schreeuwen. Met fonkelenden blik zag hij den ander aan. Deze maakte een besluiteloos gebaar.
‘Hm... ja... vaststaande bewijzen heeft men voor zooiets nooit, nietwaar? Maar ik geloofde zeker,
| |
| |
dat Miss Forest schuldig was en heb haar, toen de politie eenmaal zelfmoord had vastgesteld, in mijn bescherming genomen. Het was eigenlijk alleen uit sympathie voor U, dat ik gisteren het stilzwijgen verbrak.’
‘Wij zullen aannemen, dat U te goeder trouw handelde,’ antwoordde Harrison koel, hem den rug toekeerende. Wright bleef alleen achter. Hij was volmaakt tevreden met de wending, die de zaken hadden genomen. Een onzinnige uitlating van hem was teniet gedaan, nadat deze zijn volle uitwerking had gehad. Wat kon het hem overigens schelen, wat Harrison van de zaak dacht. Of hij de lieftallige - hij lachte hatelijk - Miss Forest, dan wel dien bemoeizieken Dr. Dunn voor schuldig hield? Harrison had inmiddels een gesprek met Dunn aangeknoopt. Zijn gedragslijn zag hij thans scherpomlijnd voor zich. Hij zou den dokter op de een of andere wijze met zich mede naar zijn woning trachten te krijgen. Het zou stellig niet voor elven zijn, voor zij de club zouden kunnen verlaten en wellicht zou de dokter bezwaren opperen met het oog op het vergevorderde uur, doch hij moest er in slagen deze te overwinnen. Eenmaal in zijn woning aangekomen, zou hij den detective opbellen en hem daardoor in de gelegenheid stellen den man te vatten, dien hij reeds zulk een geruimen tijd zocht.
Hij slaagde er inderdaad in den dokter over te halen hem naar zijn woning te vergezellen.
‘Wil mij dan echter even excuseeren, Mr. Harrison,’ sprak Dunn met een beminnelijk lachje, ‘ik wilde gaarne mijn bediende nog eenige instructies geven.’
‘U wilt dat zeker telefonisch afhandelen?’
‘Stellig. Waartoe zouden ons de uitvindingen dienen, indien wij die niet in practijk brachten?’ Harrison geleidde den dokter naar de telefooncel, waarin deze eenige oogenblikken verdween. Toen hij zich weder bij den jongen man voegde, verklaarde hij zich bereid hem te volgen. Een auto bracht hen in korten tijd naar de woning van Harrison. In de vestibule kwam een bediende de heeren toegemoet en fluister- | |
| |
de Mr. Harrison eenige woorden toe. echter niet zoo zacht of Dunn kon verstaan, wat er gezegd werd.
‘Er wacht een dame op U,’ hoorde hij den bediende zeggen.
‘Waar?’, vroeg de gastheer kortaf.
‘Voor,’ klonk het antwoord. Met een handbeweging legde Harrison zijn bediende verder het zwijgen op en zich tot den dokter wendend noodigde hij dezen uit hem te volgen. Hij geleidde hem naar een gezellig ingericht vertrek op de eerste verdieping, hetwelk naar de meening van den dokter de werkkamer van den jongen man was.
‘Mr. Dunn,’ vatte Harrison het woord, toen de dokter zich in een gemakkelijke fauteuil had neergezet, ‘ik hoop, dat U het mij niet ten kwade zult duiden, indien ik U even alleen laat. Mijn bediende deelde mij zooeven mede, dat er iemand op mij wacht, die mij wenscht te spreken.’
‘Maar natuurlijk niet,’ viel Dunn hem in de rede, ‘ga gerust Uw gang. Ik zie hier zooveel, dat mijn belangstelling opwekt, dat ik mij gedurende Uw afwezigheid niet zal behoeven te vervelen.’
‘Alles staat te Uwer beschikking, Mr. Dunn.’ Hij verdween hierop in de aangrenzende kamer, waarvan hij de deur achter zich sloot. Op het eerste gezicht had hij reeds ontdekt, wie de dame was, die zich op dit late uur nog naar zijn woning had begeven. Op den divan, gehuld in een fraaie zwart zijden japon, waartegen haar blanke huid scherp afstak en die een groot gedeelte van haar mooie vormen onbedekt liet, zat Miss Dufour vaag beschenen door het door een roode kap getemperde licht van een electrische schemerlamp, die op een tafeltje dicht in haar nabijheid stond. Getroffen bleef Harrison staan en staarde sprakeloos naar deze sprookjesachtige verschijning. Op het gerucht, dat hij gemaakt had, zag Miss Dufour op van de illustratie, waarin zij verdiept was en keek hem met haar donkere oogen vol verlangen aan. Het tijdschrift terzijde leggend, strekte zij beide armen naar hem uit en uit haar halfgeopenden mond klonk in een smachtende verzuchting zijn naam: ‘Philip!’ Harrison voelde zich
| |
| |
een siddering door het lichaam loopen. Zij, die bijna bovenaardsch schoone vrouw met haar oogverblindende vormen, wier bezit duizenden begeerden, zij smachtte naar hém... hij behoefde de hand slechts uit te steken en zij zou zich met geheel haar wezen aan hem geven! Hij deed een pas voorwaarts. Dan plotseling zag hij het gelaat van een andere vrouw voor zich en ter zelfder tijd was de betoovering geweken. Het was of hij thans door een ander oog de op den divan zittende vrouw, die nog steeds de armen naar hem uitgestrekt hield, beschouwde. Was dat een door hartstocht verteerde vrouw of een ellendige comediante? Deze vraag doorflitste plotseling zijn brein. En wat bekommerde hij er zich eigenlijk om, wat deze vrouw was, of wat zij wenschte? Het was haar eenmaal gelukt hem in haar netten te verstrikken met haar verleidende intriges, die het verstand benevelden als het gif van het opium, doch thans gevoelde hij zich sterk genoeg om alle verzoekingen het hoofd te bieden. Een onnoemelijk verlangen naar de andere, thans van moord betichte vrouw, kwam in hem op. Kalm, met onbewogen gelaat, trad hij eenige schreden nader.
‘Wat wenscht U, Miss Dufour? Waaraan heb ik de eer van Uw bezoek te danken?’
Indien zijn houding haar nog eenigen twijfel mocht hebben overgelaten omtrent zijn gevoelens, de ijskoude toon, waarop deze weinige woorden werden uitgesproken, zou haar hieromtrent niet langer in het onzekere gelaten hebben.
‘Philip!’, riep zij nogmaals op hartroerenden toon. Zij was opgestaan en trad hem tegemoet. Dan met een bruuske beweging sloeg zij beide armen om zijn hals en drukte zich vol hartstocht tegen hem aan, terwijl haar vochtige roode lippen de zijne zochten. Als door een adder gestoken rukte hij zich los uit de omhelzing der schoone vrouw, die zich als een vampier aan hem vastklampte. Zoo sterk was zijn walging van de vrouw, die zich zoozeer tegenover hem verlaagde, dat hij haar ruw van zich afslingerde. Hijgend bleef zij op den divan liggen, de groote forsche gestalte voor zich, eerst verschrikt,
| |
| |
daarna met afwisselende gevoelens aanstarend. Zulk een vernedering was haar nog nimmer aangedaan! Op dergelijke wijze waren haar verleidelijkheden nog nooit beantwoord! Doch was 't wel deze vernedering, die haar zoo hinderde? Of was het het feit, dat juist híj het was, die haar deze aandeed? Zou zij inderdaad verliefd op hem zijn....? Zij geloofde het op dat oogenblik stellig, zij was er van overtuigd en gevoelde hoe de tranen in haar oogen opwelden, zonder dat zij in staat was zich te beheerschen.
‘Philip,’ snikte zij, ‘verstoot mij niet. Wat heb ik misdreven, dat je mij zoo behandelt?’ Hij antwoordde niet en staarde norsch voor zich uit. Zij had zich in zittende houding opgericht en keek hem met smeekende blikken aan.
‘Denk terug aan ons samenzijn, herinner je hoe gelukkig wij waren,’ hervatte zij op zachten, lieflijken toon, toen zij bemerkte, dat hij ongeroerd bleef. Onder het spreken was zij opgestaan en hem langzaam genaderd. Thans stond zij vlak voor hem, het gelaat naar hem omhoog geheven, en fluisterde hartstochtelijk:
‘Ik ben gekomen om mij nogmaals aan je te geven, ..... ik verlang zoo naar je.’
Zij strekte de beide armen op zij uit en zag hem, het hoofd achterwaarts gebogen met haar mysterieuse gloedvolle oogen als magnetiseerend aan; haar blanke boezem golfde onstuimig op en neer. De vrouw was op dat oogenblik onweerstaanbaar. Zij sprak thans niet meer, haar adem verliet hoorbaar haar halfgeopenden mond. Het was duidelijk, dat de passie haar op dat oogenblik geheel beheerschte. Iedere andere man zou wellicht op dit moment bezweken zijn voor zooveel schoonheid, verleidelijkheid en veelbelovenden hartstocht als deze vrouw thans bezielde. Harrison gevoelde zich echter vanaf het oogenblik, dat hij haar van zich stiet, sterk genoeg het ergste het hoofd te bieden. Het was hem, alsof hij door een onzichtbaar harnas was omgeven, waardoorheen de pijlen der verleiding dier vrouw vergeefs trachten te dringen. Hij deed een stap achterwaarts en bracht de rechterhand afwerend voor zich uit.
| |
| |
‘Genoeg! Bespaar U al die moeite, zij zou vergeefsch zijn. Ik heb trouwens nu geen tijd Uw verzuchtingen langer aan te hooren. Ik heb bezoek... men wacht mij.’ Als een bliksemschicht doorflitste haar de gedachte, dat het een andere vrouw was, die thans zijn terugkomst zat te verbeiden! Die gedachte alleen reeds was haar ondraaglijk. Wie zou het zijn? Voor Dolly behoefde zij niet meer bevreesd te zijn, die was thans ongevaarlijk. Welke vrouw zou hij dan boven haar stellen? Kon iemand zich met haar meten? Vol trotsch en zelfbewustheid richtte zij zich op. Zou er één vrouw bestaan, die zich zoo kon geven, wier schoonheid en passie de hoogste voldoening moest schenken?
‘Wie is het? Ik wil haar zien!’, klonk het sissend van haar lippen, voordat zij er zich zelf van bewust was.
‘Gij vergist U, het is geen vrouw, die mij wacht,’ antwoordde Harrison kalm. ‘Ik heb bezoek van een zekeren Mr. Dunn.’
‘Mr. Dunn?’, herhaalde Vera werktuigelijk. ‘Mr. Dunn?’ Zij trachttte zich te herinneren, waar zij dezen naam meer had gehoord. Ah, wacht eens: was dat niet de persoon, van wien Dolly haar eens had verteld, dat hij een gunstige uitzondering op alle mannen maakte? Een vroegere minnaar van haar natuurlijk. Plotseling rijpte een listig plan in haar voor intriges zoo toegankelijke hersenen. Ja, zoo zou zij het aanleggen: Zij wilde Harrison's jalouzie opwekken met Dunn! Zij begreep echter, na Dolly's verhaal, dat zij met dezen man zeer omzichtig te werk diende te gaan. Zij moest hem in haar netten vangen, zonder dat zij het zelf bemerkte. Was hij eenmaal onder haar bekoring, dan zou zij met alle middelen, die haar ten dienste stonden, hem tot het uiterste brengen. Ha, zij verkneuterde zich thans reeds van plezier bij de gedachte, hoe Harrison dan gefolterd zou worden door naijver en jalouzie. Al deze gedachten waren haar in minder dan geen tijd door het hoofd geschoten en zij had haar geheele plan reeds opgesteld, toen zij met goedgespeelde teleurstelling in haar stem zeide:
| |
| |
‘En moet ik nu onmiddellijk heengaan, nadat ik zoolang op je heb gewacht? Zou je dan niet een auto voor mij kunnen bestellen? Daarmede vraag ik toch zeker niet te veel? Of stoor ik wellicht de besprekingen der heeren?’ Harrison zag haar besluiteloos aan. Hij overwoog bij zichzelf of haar aanwezigheid niet hinderlijk zou kunnen zijn, doch hij kwam tot de slotsom, dat dit juist niet het geval was. Hij zou daardoor immers een prachtig motief hebben om zich even te verwijderen, zoogenaamd om een auto te bestellen, doch inderdaad om den detective op te bellen. Neen, hij moest haar niet wegzenden; hij moest haar mede nemen naar den dokter.
‘Goed, gij kunt blijven. Volg mij slechts.’ Hij wendde zich om en zag daardoor niet den straal van triomf, die even in haar oogen flikkerde. Toen even daarna de deur werd geopend, bemerkte de dokter tot zijn verbazing, dat Harrison vergezeld werd door een lieftallige jonge dame, wier naïef vragende oogen hem nieuwsgierig aankeken. Zooals zij daar stond, de armen rechtuit langs het lichaam, de handen in elkaar geslagen, een klein rood blosje op de wangen, de zacht geopende mond en bovenal die naïeve trek in de oogen, zag zij er uit als een engel van onschuld. Deze vrouw verstond de kunst, als wellicht geen andere, zich te verplaatsen in de rol, die zij wenschte te spelen en haar geheele houding en trekken daarnaar te regelen. Zij zou een tooneelspeelster met een wereldreputatie hebben kunnen zijn.
‘Ik heb Miss Dufour verzocht ons nog even gezelschap te willen houden,’ merkte Harrison op, nadat hij de twee aan elkander had voorgesteld.
‘Ik ben U daar zeer dankbaar voor, want ik zal daardoor in de gelegenheid zijn nog eenigen tijd van de aanwezigheid van Amerika's grootste danseres te kunnen genieten,’ antwoordde Dunn galant met een buiging voor Vera. Deze glimlachte hem gevleid tegen, echter zonder de minste coquetterie.
‘Uw naam komt mij bekend voor, Mr. Dunn. Als ik mij goed herinner, ontmoette U vroeger mijn vriendin, Miss Forest.’
| |
| |
‘Zoo is het. Het was op een buitenpartij van Mr. Wright.’
‘Ah.... ik heb daarvan gehoord. Ik was toen nog niet met Miss Forest samen. Men heeft mij wel eens verteld, dat zij zich daar leelijk gecompromitteerd moet heben, doch ik kan dat bijna niet gelooven. Ik heb haar steeds als een zeer degelijke vrouw gekend.... tot voor kort.’ Zij zeide het met hetzelfde lieve onschuldige lachende gezicht en de laatste uitzondering klonk bijna fluisterend. De beide anderen hadden haar evenwel zeer goed verstaan en het gelaat van Harrison kreeg een harde uitdrukking. De dokter zag eenigen tijd voor zich uit, terwijl Miss Dufour hem glimlachend vragend aanzag.
‘Wij zullen daar liever niet over spreken,’ klonk het eindelijk, ‘het behoort tot het verleden.’
‘Oh, dus toch,’ zei Vera, terwijl haar heele gelaat een diepe teleurstelling uitdrukte.
‘Ik had gehoopt... doch spreken wij er niet over, zooals U terecht opmerkte.’ Zij veranderde tactisch van onderwerp, zooals een vrouw met een fijn gevoel dit zou doen. Het gesprek werd nu algemeen en Vera, die haar zware rol op meesterlijke wijze speelde, bemerkte met innerlijke voldoening, dat de dokter haar steeds langer met onverholen bewondering opnam. Langzamerhand, doch heel geleidelijk, liet zij haar machtigen bondgenoot, de verleiding, een steeds grooter aandeel in haar spel innemen. Telkens als zij zich tot Harrison wendde, bemerkte zij, hoe de blikken van den dokter in vurig begeeren gericht waren op de fraaie lijnen van haar blanken hals, die door het afglijden van haar japon meer ontbloot werd dan wel strikt noodzakelijk was.
Eenmaal raakten hun handen elkander, toen zij beiden gelijktijdig naar hetzelfde voorwerp grepen en met een onweerstaanbaren blik, waarin zelfs toen nog een wereld van onschuld lag, maakte zij lachend haar excuses, voordat hij gelegenheid had dit te doen. Zij gevoelde hoe zij langzaam maar zeker terrein won en het duurde niet lang of zij coquetteerde openlijk met den hulpeloos verloren dokter met alle
| |
| |
middelen, die haar ten dienste stonden. Zij had het spel gewonnen, hij kon zich niet meer aan haar macht onttrekken. Tot haar verbazing en nog meer tot haar teleurstelling bespeurde zij echter, dat Harrison zich in het geheel niet om haar geflirt met den dokter bekommerde, ja, somtijds maakte het op haar den indruk, alsof hij haar opzettelijk in de gelegenheid stelde haar spel ongehinderd uit te voeren. Verwonderd vroeg zij zich af, wat dit wel te beteekenen kon hebben, doch waar het haar onaannemelijk toescheen, dat hij in zulk een korten tijd zoo geheel en al zou zijn omgedraaid, zag zij er een goed gespeelde onverschilligheid in.
Na eenigen tijd stond Harrison op en verwijderde zich om een auto voor Miss Dufour te bestellen. De twee achtergeblevenen zagen elkander eenige oogenblikken aan zonder een woord te spreken. Miss Dufour voorzag niet zonder heimelijke onrust, welk gebruik Dunn van dit samenzijn zou maken. Haar handelwijze had den man bijna tot het uiterste gebracht en het was duidelijk welk onuitgesproken verzoek er in zijn oogen te lezen stond. Dit nu wilde Vera voorkomen: zij had den dokter slechts als werktuig beschouwd en hem geen leidende rol in haar comediespel toegedacht. Zij was er tevoren van overtuigd geweest, dat Harrison uit jaloezie zou ingrijpen en dat was alles geweest, wat zij gewild had. De zaken waren echter eenigszins anders geloopen dan zij zich had voorgesteld: de onverschilligheid van Harrison was nog steeds niet geweken en zij kon nog in het geheel niet met eenige zekerheid voorzien of zij werkelijk zou slagen. Nerveus beet zij zich op de lippen, terwijl zij den blik van den dokter trachtte te ontwijken. Hoe groot was echter haar verbazing, toen de stem van den dokter weerklonk en hij over een geheel ander onderwerp begon te spreken dan zij verwacht en gevreesd had.
‘Ik geloof, dat wij nog een tweeden gemeenschappelijken kennis hebben, Miss Dufour,’ sprak Dunn. ‘Ik ontmoette dezer dagen Mr. Devon, een oude bekende van mij, die vol enthousiasme mededeelde, dat hij kennis met U had gemaakt.’ Vera was zoo ver- | |
| |
rast door deze plotselinge wending, die het gesprek nam, dat zij zonder eenig nadenken met beide handen dit onderwerp aangreep. Het gevaar scheen afgewend. Zoodra Harrison terugkeerde, kon zij haar spel weer hervatten.
‘O, is U een vriend van Mr. Devon? Een buitengewoon aangenaam mensch,’ antwoordde zij met schijnbare belangstelling, hoewel haar gedachten nog toefden bij het critieke moment, dat zoo onverhoopt gunstig was afgeloopen.
‘Pardon, ik beweerde niet een vriend van hem te zijn. Ik ontmoette hem vroeger eenige malen in.... wacht eens, waar was dat eigenlijk? ... Ik heb nogal veel gereisd, weet U... in Chicago, meen ik....’
‘San Francisco bedoelt U zeker? Daar komt hij oorspronkelijk vandaan.’
‘Hm, ja, dat is wel mogelijk. Merkwaardig kort geheugen voor gezichten heeft hij. Hij herkende mij in het geheel niet meer....’
Terwijl ik U alleen door Uw naam reeds herkende, zonder U ooit gezien te hebben,’ viel Vera hem in de rede. ‘Wat mij betreft ik kan heel goed gezichten onthouden.’ Zij vertelde hem op aantrekkelijke wijze eenige verrassende voorbeelden daarvan, waarbij zij er voor zorgde steeds aan het woord te blijven. Zij deed dit met een tweeledig doel. In de eerste plaats wist zij, dat zij, zooals zij daar zat, hem op levendige wijze toesprekend, er zeer bekoorlijk uitzag en ten tweede stelde zij hem hierdoor niet in de gelegenheid nog met zijn gevreesde verklaring voor den dag te komen. Zij bemerkte zeer goed, dat haar aangeboren meesterschap voor intriges haar ook ditmaal weer den juisten weg had gewezen. Dunn's blikken hingen als het ware aan haar lippen en zij was er van overtuigd, dat zijn op peil gehouden passie weer spoedig na Harrison's terugkomst tot een oplaaiende vlam aangewakkerd zou kunnen worden. Toen de gastheer kort daarop het vertrek weder binnentrad, was Vera nog steeds aan het woord, zonder dat Dunn gelegenheid had gekregen zich uit te spreken. Vera liet nu haar ingetogenheid weder
| |
| |
varen en begon met verdubbelden ijver met Dunn te coquetteeren. Onmiddellijk bemerkte zij, dat thans Harrison's onverschilligheid gebroken was. Hij slaagde er thans niet langer in zijn misnoegen tegenover haar te verbergen en deed alle mogelijke moeite om haar aandacht van Dunn af te leiden. Onder de aangename gezellige conversatie scheen hier een zware strijd gevoerd te worden om het bezit der schoone vrouw, die met haar verleidelijke intriges hen beiden langs verschillende wegen naar hetzelfde doel voerde. Het gesprek, dat op deze wijze werd gevoerd, werd afgebroken door het binnentreden van den bediende, die zijn meester berichtte, dat de auto reeds wachtte. Gelijktijdig met Miss Dufour stond ook Dunn op en bood haar op hoffelijken toon zijn geleide aan. Harrison viel hem echter niet zonder heftigheid in de rede, eveneens aanspraak op deze eer makend. Besluiteloos zag Vera van den een naar den ander. Zij gevoelde, dat dit verzet van Harrison zijn berouwvolle onderwerping te kennen gaf en juichte inwendig over deze overwinning. Aan den anderen kant echter was er iets in haar, dat haar aanspoorde hem niet zoo maar weer in genade aan te nemen. Had hij haar niet van zich gestooten? Moest zij zijn beleediging, een zoo zware als haar nog nooit was aangedaan, nu maar dadelijk vergeten, omdat hij, door jaloezie gedreven, berouwvol terugkeerde? Was het niet haar recht, hem nu de wrange vruchten van zijn eigen onzinnige daad te doen plukken? Deze gedachten schoten haar op het moment, dat zij voor het eindresultaat stond, door het hoofd en deden haar, nu zij de beslissing zelf in handen hield, toch nog in twijfel komen omtrent den laatsten zet in haar spel. Beide mannen wachtten in de grootste spanning haar uitspraak af. Neen, zij mocht hem nu niet afstooten, wellicht zou dan voor altijd alles verloren zijn. Plotseling kreeg zij een ingeving: Zij zou het lot laten beslissen en het daarbij zoo inkleeden, dat Harrison de gelukkige werd.
‘Mijn taak is zeer moeilijk, heeren,’ sprak zij hen schalks aanziende. ‘Wie van U beiden moet ik
| |
| |
nu kiezen? Heeft ieder Uwer niet evenveel recht als de ander? Wil geen van U beiden zich terugtrekken om mij uit dit moeilijk probleem te redden?’ Zij zag hen beiden beurtelings aan, doch geen hunner scheen genegen aan haar verzoek te voldoen.
‘Ik zie het al,’ ging zij voort, toen zij geen antwoord kreeg, ‘men wil met alle geweld de beslissing aan mij laten. Ik voel mij echter niet in staat een keuze te doen zonder één Uwer voor het hoofd te stooten. Wij zullen daarom de beslissing aan een ander laten.’ Beide heeren keken haar vragend aan.
‘Ik zie, dat U nog niet begrijpt, wat mijn bedoeling is,’ vervolgde zij. ‘Met “een ander” bedoel ik het lot. Het lot zal tusschen U beslissen. Gaat gij beiden daarmede accoord?’
Harrison knikte zwijgend, de lippen op elkaar geperst. Vera gaf hem heimelijk een wenk, naar zij meende, zonder dat Dunn het zag en die zeer duidelijk deed blijken, dat híj het was, dien zij als uitverkorene wenschte. Voor zij echter gelegenheid had om de wijze aan te geven, waarop zij zich ingedacht had het lot te doen beslissen, had Dunn het woord genomen.
‘Met het voorstel van Miss Dufour kan ik mij ten volle vereenigen. Om zelfs den schijn van partijdigheid te vermijden, waaraan de verliezende partij allicht geneigd is te gelooven... O neen, Miss Dufour, het is geenszins mijn plan Uw goede bedoelingen ook maar het minst in twijfel te trekken - voor dien schijn dus zou ik voor willen stellen, dat Miss Dufour twee briefjes maakte, op één waarvan een teeken gezet wordt, terwijl het andere blanco blijft. Hij, die het briefje met het teeken trekt, zal de gelukkige zijn.’ Vera's gelaat betrok even, doch spoedig verscheen het glimlachje weer en verklaarde zij zich met het voorstel te kunnen vereenigen. Wat Harrison betreft, de geheele wending, die de zaak nam, scheen hem niet te bevallen, doch ook thans onthield hij zich van eenige critiek. Kalm scheurde hij een blaadje uit zijn notitieboekje en overhandigde dit aan Vera, waarna hij uit een lade van zijn schrijftafel een schaar tevoorschijn
| |
| |
haalde. Vera zette zich op een stoel aan de tafel en begon twee briefjes van gelijke grootte te knippen. Harrison stond naast haar toe te zien, terwijl Dunn door de kamer wandelde en hier en daar iets bezichtigde. Toen zij gereed was en beide briefjes voor haar op tafel lagen, keek Vera Harrison even veelbeteekenend aan, waarna zij op het rechtsliggende blaadje, met den nagel een streep trok. Dadelijk daarop draaide zij het papier om. Aan de thans naar bovengekeerde zijde was niets te bespeuren, doch op den anderen kant liep een voor het oog van een oningewijde, onzichtbare glimmende streep.
Plotseling klonk achter hen een harde slag gevolgd door een hevig gerinkel. Verschrikt sprong Vera op van haar stoel en zich omwendend bemerkte zij Dunn, die met een verlegen gezicht naar een omgevallen piedestal staarde. De geheele grond lag als bezaaid met de scherven van een gipsen beeld, dat op het tafeltje had gestaan. Eenige fraaie boeken lagen met den rug naar boven daartusschenin.
‘Ik maak wel mijn excuses over mijn onhandigheid,’ stamelde de dokter onthutst.
‘O, het verlies is niet zoo heel groot: het was maar een goedkoop beeldje. Ik kan gemakkelijk een ander koopen,’ stelde Harrison hem gerust, zich bukkende om de boeken op te rapen. Miss Dufour zag een mooie gelegenheid om Harrison een waarschuwing toe te fluisteren. Zich eveneens bukkend om een boek op te rapen zeide zij zacht:
‘Kies het gemerkte papier.’
Toen allen weer rond de tafel hadden plaats genomen, wendde Miss Dufour zich tot den dokter met de woorden:
‘U ziet, dat er tusschen de beide briefjes geen verschil bestaat.’ Gelijktijdig plaatste zij op het rechtsche papiertje een klein kruisje.
‘Inderdaad, ik kan geen verschil zien,’ antwoordde Dunn, een vluchtigen blik op de papiertjes werpend.
‘Goed, dan zult U er wel geen bezwaar tegen hebben, dat ik Mr. Harrison laat trekken?’
Zij rolde de briefjes tuschen de handen op, schudde
| |
| |
ze daarop in de gesloten handen even heen en weer en hield ze toen Harrison voor. Deze deed, alsof hij er besluiteloos naar keek, doch inderdaad zocht hij de glimmende streep aan den onderkant van een der beide rolletjes. Eindelijk stak hij de hand uit, greep het gemerkte papier en ontrolde het, doch in hetzelfde oogenblik zag Vera hem in de grootste verbazing op het blad staren. De triomfantelijke lach, die flauw om haar lippen had gespeeld, zeker als zij was van den uitslag, verdween, want de verandering op Harrison's gelaat beviel haar niet. Wat beteekende dat? Waarom deed hij zoo verwonderd? Zij richtte zich een weinig op en keek op het papier, dat hij nog steeds in de hand hield. HET WAS BLANCO! Harrison, die een oogenblik geloofd had door Vera misleid te zijn, zag thans in, dat hij gedwaald had: met groote verschrikte oogen keek zij half voorovergebogen onafgebroken op het papier.
‘Wat is dat... dat kan niet... ik had toch een kruis gezet?’, bracht zij haperend uit.
‘Zeker, heeft U een kruis gezet, dat hebben wij allen gezien,’ merkte Dunn thans op en het kwam Harrison voor, alsof er een spottende klank in zijn stem lag. ‘Waarom zou het echter juist dit papier moeten zijn?’, vervolgde Dunn. ‘Open slechts het andere, Miss Dufour.’ Hij wees op het tweede rolletje, dat zij nog in de dichtgeknepen hand hield. ‘Ik ben overwinnaar.’
Werktuiglijk opende Vera het andere rolletje waarop inderdaad het kruis bleek te staan. Hoe was het mogelijk? Zij kon zich niet vergist hebben! Stellig had zij het kruis op het gemerkte papier dat nu blanco was, geschreven.
‘Miss Dufour, mag ik dit papier als een aandenken aan dezen avond meenemen?’, vroeg Dunn hoffelijk, terwijl hij het zonder een antwoord af te wachten, in zijn zak liet verdwijnen. ‘Het zal mij steeds de lieftallige scheidsrechter in geheugen brengen, die er een kruis op zette.’
Vera had zich inmiddels hersteld en beantwoordde glimlachend dit vleiende compliment.
Toen de auto kort daarop in het nachtelijk duister
| |
| |
was verdwenen en Harrison in de kamer was teruggekeerd, liet hij zich moedeloos op zijn stoel neervallen. Met de ellebogen op de knieën steunend, bleef hij geruimen tijd peinzend zitten, af en toe het hoofd schuddend. Zijn gedachten waren verre van vroolijk en daar was wel reden voor. Toen hij den detective had opgebeld en hem had medegedeeld, dat Dunn zich in zijn huis bevond en thans eindelijk de gelegenheid zich voordeed hem te arresteeren, had Jack Winter hem geantwoord, dat de dokter part noch deel had aan den moord op Wright. Haastig was hij daarop, na een auto besteld te hebben, naar het vertrek teruggekeerd, want het was aan zijn scherpziend oog niet ontgaan, dat de danseres bezig was den dokter te verleiden alleen om zíjn jaloezie op te wekken. Tot op dat oogenblik had hem dat koud gelaten, eerder had hij het met voldoening gezien, daar de dokter daardoor minder dan ooit op een verrassing voorbereid zou zijn, doch toen hij hem onschuldig wist, had hij wroeging gevoeld over zijn passieve houding. Zou het niet grootendeels zijn schuld zijn, indien de dokter ten offer viel aan de machinaties der danseres? En hij had zeer goed opgemerkt, dat de dokter reeds geheel in haar netten verstrikt was. Hij moest hem redden, hij mocht hem niet in de handen dier vrouw laten vallen. Zonder verder aan iets anders te denken, zonder verdere bijbedoeling, zuiver in het belang van den dokter, wiens ondergang hij, slechts uit liefde voor de jonge vrouw, wier onschuld hij bewezen wilde zien, kort te voren nog bewerken wilde, had hij voorgewend, weer onder de bekoring der andere te geraken. Daarop was het geschil over het geleide gevolgd, hetwelk ondanks het bedrog der vrouw, op zoo onverklaarbare wijze ten gunste van den dokter was beslecht. Hoe kon dat toch gegaan zijn? Zijn blik viel op de scherven van het beeld. Zou dit slechts een list van den dokter geweest zijn? Had hij iets van het bedrog gemerkt en was dit zijn tegenzet geweest? Hijzelf en Miss
Dufour, hadden op dat oogenblik hun aandacht niet bij de tafel gehad. Zij had hem nog iets ingefluisterd, dat herinnerde hij zich wel. De dokter
| |
| |
kon van dat moment gebruik gemaakt hebben door handig de papiertjes te verwisselen. Hij tastte in den zak en zocht naar het door hem getrokken lot. Hij vond het niet, keek op den grond doch het papiertje was verdwenen. Onbegrijpelijk! Hij wist toch zeker, dat hij het in den zak had gestoken. Vreemde dingen gebeurden er dien avond in zijn huis. Eerst die geheimzinnige verwisseling der briefjes en thans weer die onverklaarbare verdwijning van het zijne. Een vermoeden rees bij hem op.
‘Als dat zoo is, dan is die dokter met zijn onschuldige gezicht een zeer handige kerel,’ mompelde hij. ‘Het spijt mij werkelijk, dat ik hem niet uit de handen dier vrouw heb kunnen redden. Eerst hedenavond is mij ten volle gebleken, welke listige intriges in haar schuilen en hoe slim Dunn ook moge zijn, tegen deze menschelijke vampier is hij niet opgewassen.’
Dunn onschuldig! Zijn aandacht bleef thans op dat punt gevestigd. De drie door hem opgesomde veronderstellingen, waarvan er één volgens Winter juist was, werden thans tot twee beperkt. Hij rilde. Miss Forest de schuldige of Wright haar medeplichtige! Maar die twee mogelijkheden hingen immers samen, als hij de tweede als juist aannam? Dat kon dus niet en dus.... Zijn hart stond stil bij de ijzingwekkende gevolgtrekking waartoe hij. logisch redeneerend, moest komen. Het klamme zweet stond hem op het voorhoofd.
Dan moest zij schuldig zijn... zij, die hij met geheel zijn hart beminde. Neen, het kon niet, hij wilde deze mogelijkheid niet aannemen. Had de detective wellicht bedoeld, dat Wright medeplichtige was geweest, niet van haar, doch van een ander? Viel het zwaartepunt van zijn veronderstelling op het medeplichtig zijn, onverschillig, wie de hoofdschuldige was?
Wij zullen den jongen man overlaten aan zijn overpeinzingen, waarin hij beurtelings tusschen hoop en vrees werd geslingerd.
|
|