hart scheen hem in de keel te kloppen, hij ademde kort en snel achter elkaar, zijn wangen gloeiden. Zijn brandende blikken gleden langs den kanten rand van haar ondergoed, dat zich tegen haar roomkleurige huid onder haar armen afteekende.
‘Nu, hoe denk je er over?’ vroeg zij eindelijk, schijnbaar achteloos over hem heen ziende. Wright ging voort haar aan te zien met blikken, die de bedekking harer verlokkende schoonheden schenen te willen verzengen.
‘Je vraagt teveel,’ mompelde hij tenslotte dof.
‘Teveel? Zou ik teveel vragen?’, riep zij uit in volle bewustzijn van haar bedwelmende schoonheid.
‘Neen, maar het kán niet. Ik ben gebonden,’ riep hij plotseling met een gebaar van tegenzin uit.
‘Gebonden? Bah, wie zou je kunnen binden? Je bent ongetrouwd... hebt geld... Wat zou je kunnen binden? Ach, dat zijn slechts uitvluchten. Kom laten wij naar het gezelschap terugkeeren.’
Zij wilde opstaan, doch hij sprong haastig op en weerhield haar. ‘Wacht even, dan zal ik het je vertellen. Ik heb er nog nooit met iemand over gesproken: Edith is mijn nicht niet!’
‘Zoo, wat is zij dan!’
‘Dat doet er niet toe. Het zou te lang duren je dat te vertellen. De hoofdzaak is, dat ik een zoon bij haar heb en dat zij in het bezit is van brieven, waarin ik dit erken. Ik ben dus volkomen in haar macht.’
‘Waarom heb je haar dan niet getrouwd?’
‘Toen ik haar kón trouwen, wilde ik dat niet meer. Mijn liefde voor haar was toen verdwenen.’
‘En nu wilde je mij op dezelfde manier behandelen. Maar ik ben slimmer dan zij! Ik herhaal het nogmaals: ik zal je alleen toebehooren als je vrouw!’
‘Maar dat is onmogelijk, dat moet je toch begrijpen!’
‘Ik begrijp niets. Als men een vrouw bemint, moet men alles durven trotseeren om haar tot de zijne te maken!’
‘Maar denk dan toch eens na. Nu maakt zij geen gebruik van die brieven, omdat zij nog steeds hoopt,