| |
| |
| |
Hubert Lampo
Geboren op 1.9.1920.
Was gedurende lange tijd redacteur voor literatuur en toneel bij de Antwerpse krant ‘De Volksgazet’ en redactie-secretaris bij het NVT. Is kunstcriticus bij de BRT. Kreeg de Belgische Staatsprijs voor proza in 1963 voor zijn roman: ‘De komst van Joachim Stiller’. Werd uitgenodigd om het Nederlandse Boekenweekgeschenk 1969 te schrijven - de eerste maal dat deze opdracht aan een Vlaams auteur werd gegeven.
Publikaties:
Romans en novellen:
Don Juan en de laatste Nimf (1943); |
Hélène Defraye (1945); |
Triptiek van de onvervulde liefde (1947); |
De ruiter op de wolken (1948); |
Idomeneia en de kentaur (samen met B.V. Eysselsteyn) (1951); |
De Belofte aan Rachel (1952); |
Terugkeer naar Atlantis (1953); |
De duivel en de maagd (1957); |
De komst van Joachim Stiller; |
Dochters van Lemurië; |
De heks en de archeoloog (1967); |
De Goden moeten hun Getal hebben (1969). |
Studies en essays:
De jeugd als inspiratiebron (1943); |
De roman van een roman (1953); |
Toen Herakles spitte en Kirke spon (1957); |
De Draad van Ariadne; |
De Ring van Möbius. |
Vertaalde verder romans (o.m. Alain-Fournier en F. Sagan) en toneelwerken.
| |
| |
A ‘Alles gaat eenieder aan, onherroepelijk’, zegt Benjamin in ‘De Belofte aan Rachel’. Dat is iets waar we het allemaal mee eens zijn, of zouden moeten zijn. Trouwens, in zijn boek ‘Oorlogsmisdaden in Vietnam’ herinnert Bertrand Russell er ergens aan dat het argument van vele Duitsers dat hun protest toch niets aan de situatie zou veranderd hebben, door de tribunalen niet als geldig aanvaard werd. Wat betekent dat voor een schrijver?
L Inderdaad, alles gaat iedereen aan. Ik meen het, net als Benjamin. Doch wel is het zo dat Benjamin zich, wanneer het er op aankwam zijn verantwoordelijkheid op te nemen, in een uitzonderlijk gunstige positie bevond. Hij was de broeder van Jozef, de almachtige kanselier van de farao, die ook in hem, naaste verwant van zijn hoogste ambtenaar, een zeker vertrouwen koestert. Benjamin staat derhalve temidden van de de gebeurtenissen van zijn tijd. Het strookt niet met zijn karakter voor éminence grise te spelen. Hij is daarentegen Josefs grootste tegenstander. Maar niettemin kan hij iets doen. Hij zal herhaaldelijk invloed uitoefenen op de ergens toch aan zijn almacht twijfelende dictator. Zijn bijzondere positie zou ik mogelijk kunnen vergelijken met die van een hypothetische broer van Hitler, Stalin, Franco, Peron, Mussolini, enz., allesbehalve een aanhanger van het regime, doch door de banden des bloeds soms in de gelegenheid gesteld om de machtsdrang van de potentaat even af te remmen. Er hebben beslist dergelijke figuren bestaan: ik denk aan de man die Himmler regelmatig met massages behandelde en er gebruik van maakte om een dolzinnig plan in verband met de deportatie van het ganse Nederlandse volk naar het Oosten te dwarsbomen. Laten we hopen dat ook André Malraux, malgré tout, wel eens een stommiteit van le général zal geneutraliseerd hebben. Hopen, zeg ik. Maar kan een schrijver het wereldgebeuren beïnvloeden? Het is mogelijk. Ik herinner mij, dat een Steinbeck in de late jaren 40, door zijn reportage over een reis door de Sovjetunie wel enigermate de toenmalige, uitzonderlijk gevaarlijke anti-Russische ketze een flinke knauw toebracht. Het bewustzijn, dat de Amerikaanse rassendiscriminatie iets afschuwelijks is, werd ongetwijfeld voor een behoorlijk part door roman- | |
| |
ciers
bij het publiek ‘ingeplant’. Aldus bekeken kan de schrijver ongetwijfeld iets doen om de wereld wat properder en wat bewoonbaarder te maken. Het lijkt mij echter noodzakelijk dat het een schrijver betreft, wiens stem reeds een ontzaglijke weerklank heeft of die, bij voorkeur van een wereldtaal gebruik makend, over het nodige talent beschikt om onmiddellijk met een intens-geëngageerd boek bij honderdduizenden gehoor te vinden.
A Het kan niet op wereldschaal, maar misschien dan toch binnen onze eigen landsgrenzen? Nochtans schreef u, in ‘De Draad van Ariadne’: ‘Nooit heb ik de argeloze illusie gekoesterd als auteur ook maar de geringste invloed op het bestel van deze wereld te kunnen uitoefenen.’
L Auteurs van universeel formaat kunnen, zoals ik zei, een invloed op de bewustwording van de mensheid uitoefenen. Wat mij zelf betreft, ik stel mij niet voor een dergelijke unieke boodschap te kunnen brengen. Wij moeten alleen doen wat wij menen te moeten en kunnen doen. Als louter navelkijkerij belangrijk was voor mezelf, dan zou ik mij niet generen om mij in die navelkijkerij te verdiepen. Het is best mogelijk dat ik ook dan mijn publiek niet verliezen zou. Oprechte zelf analyse schijnt nog steeds meer vertrouwen op te wekken dan het bij velen dan nog hypocriete of opportunistische aanhaken bij de headlines van het wereldnieuws. Dit laatste noemt men geëngageerde literatuur, doch eigenlijk is er helemaal niets geëngageerds aan. Er is minder moed toe nodig om platonisch de partij der revolterende koloniale volkeren te kiezen dan om eerlijk te onderzoeken wie men als mens zelf is op de weg tussen stations geboorte en dood.
A Stations geboorte en dood, dat suggereert een voor en na, en dan zitten we meteen in een magisch-realistische sfeer. En al hebt u dikwijls het standpunt verdedigd dat het magisch-realisme geen vorm van evasie is, toch begrijp ik niet hoe in dat klimaat een man kan leven die met ontelbare spijkers vastgenageld ligt aan de realiteit van ieder werkdag, die revolteert tegen het leven waartoe hij o.m. door politieke, sociale en economische factoren gedwongen wordt.
L Volgens mij spruit een dergelijke vraag voort uit een conven- | |
| |
tioneel
gedachtenpatroon. Door sommige fatsoenlijkheidsrakkers wordt ons voorgehouden dat het niet netjes is al te zeer op het sexuele comportement van de mens te insisteren. Hieraan vegen tegenwoordig alle schrijvers, ook overtuigde gelovigen, grandioos hun pollevieën. Nochtans blijken daarentegen velen onder ons er vaak toe bereid zich gewillig door de vogelverschrikker van de sociale verantwoordelijkheid van de schrijver te laten intimideren. Ieder van ons wordt onmiskenbaar in zekere mate door politieke, sociale en economische factoren geconditioneerd. Niets verhindert de auteur die bijzonder gevoelig is voor die dingen er zijn inspiratie uit te betrekken. Ondertussen heeft het leven zelf mij echter geleerd dat meestal geheel andere, intiem-psychische factoren en hoofdzakelijk persoonlijke ervaringen onze lotsbestemming beheersen. Dit hoeft niet rechtstreeks tot magisch-realisme te leiden. Moeilijk te achterhalen imponderabilia hebben het echter zo voorbeschikt dat egocentrische zelfverkenningen - het autobiografisch element in mijn werk is aanzienlijk! - kennelijk elementen uit het door Jung gedetecteerde collectief onbewuste voor mij losmaakten. Hierdoor kwam onopzettelijk een mythische dimensie tot stand, die ik als karakteristiek voor mijn vorm van magisch-realisme beschouw. Zij voegt een vierde dimensie toe aan de alledaagse werkelijkheid, doch hoeft niet ipso-facto een aliënatie t.o.v. de maatschappelijke werkelijkheid te betekenen. Mijn zopas voltooide roman ‘De Goden moeten hun Getal hebben’ speelt zich volledig in het magisch-realistisch perspectief af, doch niettemin staat het gebeuren in aanzienlijke, ja beslissende mate in het teken van een sociaal conflict en de hieruit voortspruitende werkstaking.
A Problemen als geweld, macht, dictatuur, vrijheid in politieke systemen hebben u toch heel duidelijk geïnspireerd toen u ‘De Belofte aan Rachel’ schreef.
L Ik was zowat 30 jaar toen ik dat boek schreef. In niet geringe mate was het voor mij een bilan van mijn jeugd. Van het ogenblik af dat zij een begrijpende blik op een krant kon werpen is mijn generatie met even intense problemen geconfronteerd geworden als de mensen die op dit ogenblik hun adolescentie of eerste maturiteitsjaren beleven. Het begon met de crisis van
| |
| |
1929, die voortduurde tot aan de tweede wereldoorlog. Er waren de opkomst van het nazisme in Duitsland en de consolidatie van het Italiaans fascisme. Later zagen wij van jaar tot jaar Hitlers machtshonger toenemen en hem, voorlopig ongestoord, door louter intimidatie de hand op Oostenrijk en Tsjechoslovakije leggen. Ook in eigen land stak het fascisme de kop op. Terloops dit: het Belgisch fascisme was niet in de eerste plaats een Vlaams fenomeen! Ik ben ervan overtuigd dat bv. de eerste fascistische strekkingen te Antwerpen gezocht moeten worden onder de franskiljonse burgerij, ik denk aan Hoornaert's ‘Légion Nationale’. Veel Vlaamse collaborateurs waren ontevredenen, soms om begrijpelijke redenen. Het verbaast mij dat er in dit land anno 1968 nog zo weinig gepraat wordt over de echte fascisten, nl. de hoofdzakelijk Waalse en Brusselse handlangers van Degrelle en hun smerige rol tijdens het Ardennenoffensief. Dit stilzwijgen is een van de schandalen van het ogenblik. Weet u dat er reeds in 1914-18 een Waals activisme bestaan heeft waarover steeds barmhartig de tricolore spons is geveegd geworden? Enfin, dat is lang geleden... Voor mijn generatie was de Spaanse Burgeroorlog wat voor de huidige jongeren de gebeurtenissen in Vietnam vertegenwoordigen. In zoverre was de situatie echter dramatischer dat de huidige solidariteit-in-de-verontwaardiging ontbrak. Het hele Belgische katholicisme, van de hoogste gezagsdragers tot de laatste collegejongen in korte broek, hield het met het fascisme van Franco. Baskische priesters die aan de kant van de Republikeinen vochten en door Franco's soldeniers tegen de muur werden gezet? Nooit van gehoord! Hoofdzaak was dat in globo het rode, aan Satan en zijn trawanten verknochte rapalje werd uitgeroeid, liefst in naam van Christus en zulks met de na dertig jaar kennelijk nog steeds doeltreffende zegen van de toenmalige Paus. Tenslotte is de oorlog van 1939-1945 gekomen. Vermoedelijk hoef ik hier geen commentaar aan toe te voegen. Dit alles lag nog vlakbij toen ik ‘De belofte aan Rachel’ schreef. Deze roman werd voor mij het afreageren van het nabije verleden, het oog niettemin op de toekomst gericht. Het boek ontstond inderdaad uit het besef dat ik als auteur op mijn manier getuigen moest. Op mijn manier, zeg ik. Misschien
| |
| |
was mijn toon te intellectualistisch om dadelijk ingang te vinden. Een geëngageerde roman moest bij ons tot voor zeer korte tijd de traditie van een Lode Zielens - overigens coup de chapeau voor een authentiek doch doodgezwegen kunstenaar - voortzetten. Een deel van de kritiek wist kennelijk niet wat aan te vangen met de avonturen van mijn Benjamin. Toen het boek verscheen waren de exegeten van de geëngageerde literatuur nog steeds niet veel verder geraakt dan het verhaal over de uitgehongerde proletariër enz., u kent het wel. Ook in dit geval is inmiddels echter gebleken dat ik tot het schrijverstype behoor dat zich zonder tussenkomst van de kritiek tot het publiek richt. Ofschoon je er nergens wat over leest is ‘De belofte...’ momenteel een best-seller, ondanks de uitzonderlijk grote oplagen van mijn huidige uitgever, en na de stagnatie van de eerste uitgave bij A.A.M. Stols, op enige jaren tijds aan zijn achtste uitgave.
A Het was een afreageren, zegt u, maar ondertussen zijn de problemen zelf blijven bestaan, we worden er steeds weer op indringende en ergernis wekkende wijze mee geconfronteerd.
L Akkoord, ik ben na dat boek een andere weg uit gegaan. Maar zo iets gebeurt nooit bewust. Slechts achteraf geeft men er zich rekenschap van. Doch uw vraag hindert mij niet, gezien ik mij zelf bestendig over mijn eigen werk ondervraag. ‘De belofte aan Rachel’ was voor mij een definitieve ideologische stellingname. Alles wat ik op wereldbeschouwelijk gebied meende te moeten zeggen, heb ik er in verwerkt. Hieraan had ik niets toe te voegen. Ik voelde niet de geringste behoefte sommige themata uit het werk weer op te nemen. Op het ogenblik dat wij volop de welvaartsconjunctuur tegemoet stevenen zette ook niets er mij toe aan opnieuw het voetspoor van Lode Zielens te gaan drukken. Het leven had het inmiddels zo voorbeschikt dat mijn sterkste stimulans mettertijd mijn eigen problematiek zou worden, door de benadering via het magisch-realisme van navelkijkerij ontdaan. Geleidelijk kreeg het autobiografisch element de voorrang. Het is mijns inziens een organisch proces, waarover ik mij niet schaam. Wanneer wij over dergelijke dingen praten moeten wij vooral de veinzerij vermijden. Terwijl zich in de ganse wereld afschuwelijke
| |
| |
drama's afspelen, gaat niettemin in de eerste plaats onze aandacht naar de eigen vraagstukken en verdrietigheden. Ik herinner mij, dat mijn dochtertje zwaar, ja levensgevaarlijk ziek was op het ogenblik van de Hongaarse tragedie. Welnu, wat er in Budapest gebeurde kon mij toenmaals tijdelijk gestolen worden. Het enige wat mij interesseerde was, dat mijn kind genas. Ik kan niet de nodige hypocrisie opbrengen er een andere draai aan te geven. Welnu, na ‘De belofte’... zijn het mijn persoonlijke moeilijkheden die ik, vooral van ‘De komst van Joachim Stiller’ af, door de therapie van het schrijven onder de knie heb proberen te krijgen. Sommigen zullen dat als een verwerpelijk egocentrisme doodverven. Niettemin zijn het precies de hierdoor tot stand gekomen boeken die mij voorgoed een alsnog onvoorstelbare doorbraak verzekerden bij het vooral jongere (héhé) publiek. De schrijver, die bij een paar honderdduizend lezers apart iets blijkt wakker te roepen, vervult mijns inziens ook een sociale rol, belangrijker dan de wereldverbeteraar, wiens stem bij gebrek aan attachante kracht slechts door enkele honderden gehoord wordt.
A Nu we het toch hebben over de invloed van actuele problemen op het werk van de schrijver: in ‘De Draad van Ariadne’ vraagt u zich af wie ooit een roman situeerde in het aan het gruwelijk V-bombardement van de winter 1944-45 blootgestelde Antwerpen. Niemand, voor zover ik weet, inderdaad. Niettegenstaande het feit dat er in Antwerpen heel wat auteurs wonen, drinken en schrijven. Wat is de oorzaak volgens u?
L Ik vraag het mij nog steeds af... Ofschoon het thema in een paar van mijn boeken opduikt moet ik wellicht ook een mea culpa slaan, zij het dan, dat ik blijkbaar één van de weinigen ben, die er aandacht aan besteedde. De herinnering aan de tijd van de V-bommen ligt reeds meer dan 20 jaar in mij te sudderen. Het zou nochtans onrechtvaardig zijn inmiddels ‘De Wenteltrap’ van wijlen Anton Roothaert over het hoofd te zien. Wat mij zelf betreft moge het een verzachtende omstandigheid zijn, dat ik tenminste het belang van een dergelijk onderwerp erken en er in het magisch-realistisch perspectief, denk aan ‘De komst van Joachim Stiller’, beroep op deed. Misschien zijn de momenteel actieve Antwerpse schrijvers net
| |
| |
iets te jong om hun inspiratiestof aan de periode oktober 44 - maart 45 te ontlenen. Tenslotte hebben ook de bezettingsherinneringen meestal weinig opgeleverd ofschoon ik wel met een heftige onrechtstreekse beïnvloeding rekening houd.
A Hoe staat u tegenover het geweld? Ik bedoel: ik heb de indruk dat niets zo snel aan het veranderen is als de wijze waarop men het verschijnsel bekijkt. De krankzinnige bewapeningswedloop bij voorbeeld is in wezen een veel gewelddadiger gebeuren dan een politieke moord, studentenopstanden of guerilla-activiteiten. In ‘De belofte aan Rachel’, om dat boek nog maar eens te citeren, zegt u dat een abstracte leer het leven en de mens moet respecteren, geen slachtoffers mag maken. Maar een leer die dat consequent zou doen moet zichzelf, helaas, wel tot immobilisme en onmacht veroordelen. Ik zou het zo kunnen zeggen: Benjamin lijkt nooit zwakker en Jozef nooit sterker, zelfs mooier, dan in de scène waarin Jozef de giftbeker drinkt.
L Benjamin staat in dat boek tegenover zijn broeder Jozef, voorzien van het wapen om hem te doden. Doch in hem voltrekt zich de tragedie van de zachtmoedige. Hij kàn gewoon niet toeslaan. Het gaat in deze passage niet om het principiële, doch om een psychologische kwestie. Benjamin is gewoon niet bij machte te doden. Hij is de opvatting van ‘oog om oog, tand om tand’ ontgroeid. Men verlieze overigens niet uit het oog dat hij, hoe dan ook, tijdens deze ultieme confrontatie beseft, dat hij de sterkste is.
Wat mij zelf nu betreft, ik koester een instinctieve afkeer voor het geweld. Zulks dwingt er mij evenwel niet toe onvoorwaardelijk het onvermijdelijk gewelddadig rebelleren tegen het geïnstitutionaliseerde geweld af te wijzen. Ik denk in dit verband aan de samenzwering tegen Hitler en de hierop volgende mislukte bomaanslag. Het lijkt mij duidelijk, dat de uitschakeling van dit ene schizofrene beest der vernietiging het onnoemelijk leed van ontelbare onschuldige slachtoffers had kunnen verhinderen. Ondertussen is niets moeilijker dan het beoordelen van de diepste gronden van revolutionnaire fenomenen. In wezen ben ik een vredelievend anarchist, die als modusvivendi de sociaaldemocratie de voorkeur verleent. Maar ik weet heus niet, of ik daarom moet verlangen, dat het regime
| |
| |
in Rusland omver zou geworpen worden ten bate van een meer aan onze westerse denkbeelden beantwoordende schijndemocratie, waar onbeteugeld het negentiende-eeuwse ‘laisser faire, laisser aller’ en de onbeperkte vrijheid van de kapitalistische jakhalzen weer de toon zouden aangeven. Anderzijds is het normaal, dat wij in ons eigen miniatuurlandje vele redenen menen te hebben om te vertrouwen op een langzame doch zekere evolutie naar een gesocialiseerde maatschappij, voor ieder redelijk mens aanvaardbaar. Welnu, ik heb onlangs nog een uitzonderlijk intelligente katholieke economist ontmoet, die in besloten kring, met door zin voor humor getemperde ergernis, uit de doeken deed, op welke ergerlijke wijze de samenstelling van een regering door de drukking van het grootkapitaal beïnvloed wordt. In de meest duistere Zuid-amerikaanse republiek kan het er nauwelijks gortiger aan toegaan! En toch maken wij geen revolutie!
A Helaas, zou men moeten zeggen.
L Ik kan enkel voor mezelf praten en, wat mij betreft, ik zou als revolutionair vermoedelijk niet deugen. Als puntje bij paaltje komt zie ik nog alleen de individuele mens, hulpeloos in een knelsituatie terecht gekomen, zelfs als de nieuwe meesters het recht voor 100% aan hun kant hebben. Een voorbeeld? De hele oorlog was ik zo ‘wit’ als iemand maar wit kon zijn. Doch vijfentwintig jaar later begrijp ik nog steeds niet, hoe wie ook onder onze krijgsauditeurs, die zo vrolijk met doodvonnissen jongleerden, nog één rustige nacht kon doorbrengen.
|
|