| |
| |
| |
Jacq Firmin Vogelaar
(*) Geboren te Tilburg, 3 september 1944.
Woonachtig in Amsterdam.
Bibliografiese gegevens: publiseerde o.a. in tijdschriften als Merlyn, De Vlaamse Gids, Podium, Vandaag 11 en 12, Tirade, Kontrast, Literair Akkoord 10;
Parterre, en van Glas (1965) gedichten;
De komende en gaande man (1965) 7 stukken;
Anatomie van een glasachtig lichaam (1966) situasieroman;
Folie-à-deux/In staat van blijvende oorlog (radiofonies gedicht, gepubliseerd in Podium nov. '65 en in de bundel Ultrakort en Langer ('66), uitgezonden na 2 jaar voorbereiding in maart '68;
Open Gedichten (niet gepubliseerd);
Vijand gevraagd (1967) boerenroman + 14 topen;
Gedaanteverandering of 'n metaforiese muizeval ('68) misdaadroman;
Het heeft geen naam (1968) 3 stukken.
Werk in uitvoering:
Pp;
Hoe meer hoe minder (waarnemingsproeven & momentopnamen).
A In ‘Anatomie van een glasachtig lichaam’ doet het meisje Hilde allerlei afstompende, absurde, geobsedeerde, soms krankzinnige dingen in grote eenzaamheid en eentonigheid, maar met een zeer helder bewustzijn. Nu is het ontbreken van een dergelijk bewustzijn kenmerkend voor onze tijd. In de moderne literatuur krioelt het van half of niet-bewusten. Toch is uw boek zeer eigentijds. Is dat paradoxaal?
| |
| |
V Het meisje Hilde vertoont in dit opzicht overeenkomsten met andere personages in mijn werk, namelijk dat ze min of meer vrijwillig uit dit systeem is gestapt. Ze willen het niet meer meemaken omdat ze waarschijnlijk voelen dat als ze meedoen om ondanks en door de ellende een beetje bevrediging te kopen ze uiteindelijk zichzelf geheel verkopen, en niets meer over zichzelf te zeggen hebben. Misschien is het dan beter zelfs dit beetje schijnbare bevrediging op te geven. Bewustzijn hiervan kan een opening naar vrijheid zijn, alhoewel maar een partiële vrijheid, een vrijheid uit onmacht zou je kunnen zeggen. De onmacht van degene die niet meer meespeelt, zich tot toeschouwer maakt maar ziet dat hij of zij ook dan of juist dan toch medeplichtig blijft. Ik heb het dan ook altijd als een misverstand opgevat als men mijn figuren eenzaam noemde, want eenzaam wil zeggen dat men niet kan maar eigenlijk wel wil meedoen, terwijl mijn figuren per se niet meer mee willen doen. Dat is dus heel iets anders.
A Maar wie niet wil meedoen telt ook niet meer mee, kan geen invloed uitoefenen. U sprak zelf van vrijheid uit onmacht.
V De paradox in de huidige maatschappij is dat, ook als men weigert mee te doen, als men inziet dat men door principes van prestatie, bezit en zelfhandhaving - zonder overigens een ‘zelf’ te kunnen zijn - gedegradeerd wordt tot een berekenbaar en manipuleerbaar object, men toch nog altijd een onderdeel van het systeem blijft. De vrijheid van buitenstaanders is inderdaad narrenvrijheid, ze worden getolereerd omdat ze ongevaarlijk zijn. Dat is ook de positie van de literatuur überhaupt. De onmacht is zo groot dat zelfs dit vrijgevochten bewustzijn partieel is, een constatering van atomisering. Het is wel een mogelijk begin van bevrijding, want men leert inzien dat het geen onontkoombaar noodlot is waardoor men gedetermineerd zou zijn, maar een onderdrukking die aanwijsbaar is, in handen van enkelen en dus, in theorie althans, uit de wereld te helpen is.
A Welke rol speelt de literatuur in dit bevrijdingsproces? U noemde ze daarjuist überhaupt ongevaarlijk.
V De literatuur kan geen regering doen vallen, maar ze kan wel sleutelen aan de mentaliteit die bepaalde regeringen mogelijk maakt. Het verzet tegen een maatschappij is een prelude op
| |
| |
wat komen moet, een maatschappij waarin de arbeid is afgeschaft, waarin de mens zich creatief volkomen kan ontplooien, en de kunst niet meer in een reservaat is ondergebracht. Spreken van de vrijheid van de kunst in een onvrije maatschappij is onzin, spreken van democratisering van de kunst in een maatschappij waarin geen echte democratie bestaat is absurd. Elke krant heeft een speciale literatuurpagina: deze arbeidsverdeling is precies wat de literatuur onschadelijk maakt. De schrijvers spelen in hun reservaat, en de rest gaat gewoon door.
A Hoe kwamen de schrijvers in een reservaat terecht? Door eigen schuld, of heeft het publiek hen daar in opgesloten? Omdat wat ze te zeggen hadden onbelangrijk of onverstaanbaar was?
V Het probleem van de verstaanbaarheid is moeilijk. Maar toch: als de schrijver ‘tot het volk’ wil gaan door simplificaties en gemakzuchtig taalgebruik verwaarloost hij zijn taak. Hij moet nieuwe termen zoeken, want de bestaande zijn vervalst. De critici zouden het publiek moeten helpen, een criticus is geen politieagent of perschef, hij zou een soort ombudsman moeten zijn. Nu helpen ze mee aan het verdommingsproces van het publiek en aan het isolement van het kwalitatief goede schrijfwerk; dit isolement is beslist niet alleen de schuld van trotse schrijvers. In ieder geval kan in het algemeen dit gesteld worden: in het westen is niet meer in de eerste plaats sprake van materiële ‘Verelendung’ maar van geestelijke armoede. De onderdrukking heeft zijn zwaartepunt in de misvorming, de verschraling, de uitbuiting van geestelijke vermogens. Secundaire behoeftes worden o.a. door de reclame geschapen om de aandacht van de primaire behoeften af te leiden en een produktie van overbodige goederen in stand te houden. We worden uitgebuit door onze overvloed, we produceren op deze manier dus onze eigen uitbuiting.
A De ‘vijand’ is dus duidelijk, dat zijn wijzelf, niet meer zoals vroeger in de eerste plaats een andere klasse, ras of nationaliteit. De schrijver keert zich tegen zijn lezer?
V De schrijver die de mensen helpt verstrooien in hun zogenaamde vrije tijd leidt hen af van wat wezenlijk is, namelijk van het zich bewust worden en zich bevrijden. Schrijfwerk is een voorbeeld van vrije arbeid zoals die voor de toekomst moet be- | |
| |
vochten
worden. Crisis van de literatuur/kunst is dus geen kwestie meer van inadequaatheid of zoiets, maar überhaupt een crisis van de rede tegenover de werkelijkheid, dus van producenten tegenover eigen produkten, zolang zij niet de macht over de produktiemiddelen zelf in handen hebben. Dat zoveel schrijvers werkzaam zijn in de reclame maakt trouwens alleen maar duidelijker wat zij in feite als schrijver doen: het publiek als een kneedbare massa behandelen, hun lezers afleiden om ze in de rug aan te pakken, de esthetiek in sinterklaaspak. Door reclame te maken voor overbodige consumptiegoederen verhindert hij de opheffing van de arbeid, zet dus de onderdrukking voort, en zorgt als schrijver voor het amusement dat hen zal beletten het knagen van hun hersens te horen. Zo zullen ze nooit doorhebben hoe verneukt ze worden. Elk boek wat ze schrijven is een hindernis voor de werkelijke bevrijding.
A Dat brengt ons toch weer in de buurt van het probleem van de verstaanbaarheid. Achterin uw ‘Vijand gevraagd’ hebt u 14 ‘topen’ opgenomen, stellingen waarin u duidelijk uw visie op de maatschappij en de taak van de schrijver uiteenzet. Waarom deed u dat? Was de roman niet voldoende?
V Dat ik de stellingen achterin geplaatst heb betekende dat ik enerzijds een roman alleen niet meer genoeg vond en anderzijds dat ik hoe dan ook een roman niet uitsluitend wilde gebruiken als transportmiddel. Een tekst blijft autonoom, dat is zijn kracht, maar dat wil niet zeggen: onafhankelijk van de werkelijkheid. Ook heb ik mezelf toch niet verloochend door me te verlagen tot simplismen. Ik geef het niet op een totaliteit te willen construeren, tegen de werkelijkheid in. En juist in die poging wordt de onmogelijkheid zichtbaar de fragmenten onzichtbaar aan elkaar te lijmen. Het is ook onrealistisch te doen alsof het inderdaad een harmonisch geheel is, wat in de hand wordt gewerkt doordat b.v. alle verschillende niveau's in één lettertype en in een conforme bladspiegel ondergebracht worden. Laten we eerst maar weer eens perspectief leren zien: het eenvormige, allesomvattende geheel in stukken hakken, want het is geen organisch geheel: de onderdelen worden kunstmatig aan elkaar geplakt om de schijn te wekken dat het ook werkelijk harmonisch op elkaar aansluit. Dit is toch de samenhang
| |
| |
tussen de aloude romantheorie, inclusief het structuralisme, dat het werk tot elke prijs als een gesloten eenheid wil zien, én een eendimensionele maatschappij waar de identiteit van de verschillende onderdelen en subjecten geëgaliseerd wordt, eenieder gelijkgemaakt aan een fictieve algemeenheid. Dus niet analyseren, verbrokkelen en ontleden om een nieuw geheel te formeren volgens een toch weer dogmatische moraal, maar om een mobiel geheel te maken, waarin de delen het vermogen behouden of terugkrijgen om meerdere gehelen samen te stellen, meerdere tegelijk, met telkens nieuwe mogelijkheden. Dit ideaal kan men als ideaal stellen van de nieuwe roman, maar is tegelijk het ideaal van een nieuwe maatschappij. Alleen dàt realisme is dus gerechtvaardigd dat de realiteit presenteert als een onechte, valse werkelijkheid, want anders wordt het reclame voor het bestaande - en een nieuwe roman is alleen mogelijk in een nieuwe maatschappij. Het gaat erom het valse in het ware aan het licht te brengen; voor men het weet gebruikt men geweld en macht nog enkel als esthetische stoffering. Denk maar eens aan de lengte van bepaalde shots in de James Bond-films.
A Als men op de actualiteit aansluit ligt het verwijt dat men de ellende esthetiseert inderdaad klaar. Als een landmijn.
V Men kan bijvoorbeeld het woord beter niet gebruiken: men moet het op de achtergrond laten meespelen. Alles wat ik reeds over Vietnam gezien heb was een belediging voor de Vietnamezen, het werd tot ‘theater’ gemaakt. Dus moet je er je handen van af houden, anders werk je er aan mee. Kunst is strijd met het bestaande. Deze strijd betekent verandering, inbreuk op de stilstand, hoezeer ook de schijn van beweging gewekt wordt door een ideologie van de vooruitgang waarin, zoals in een ouderwetse roman, alleen dat bruikbaar is en recht van bestaan krijgt wat functioneel is en in het kader van de heersende belangen past, een vooruitgang die, zoals het er nu uitziet, een vooruitgang van verdere fragmentatie van het menselijk bestaan en van meer fragmentatiebommen is. Nu nog volhouden dat deze maatschappij een organisch geheel is, nu nog beweren dat de roman een organisch geheel moet zijn, is misdadig.
A Maar is bij het doorbreken van de traditionele roman niet al te
| |
| |
veel de nadruk gelegd op het loutere vormexperiment?
V De tendens om zich terug te trekken op het zuivere materiaal - wat een algemeen kenmerk van de jongste produktie is in alle kunsttakken - is als beweging niet verkeerd, alhoewel deze ‘terugtocht’ alleen dan in een vooruitgang kan omslaan als ingezien wordt dat het materiaal maatschappelijk voorgevormd, dus historisch materiaal is, en niet meer beschouwd wordt, zoals meestal het geval is, als ‘zuiver’ materiaal. Deze teruggang is historisch geloof ik hierop terug te voeren dat diverse functies die de literatuur in vroegere tijden had, zoals informatie, declaratie, communicatie, nu door andere media zijn overgenomen. Er blijft slechts over wat ze in wezen is: werken met taal, en dat is ook de plaats waarin ze zich, en daarin is ze politiek, moet verzetten tegen de bestaande orde en denkorde. Het denken vormt zich in de taal, en het denken wordt ook in de taal misvormd. Kijk maar eens hoe de taal door politici gebruikt, of liever verbruikt of misbruikt wordt. Maar vergoddelijking van het materiaal is een verloochenen van het historisch subject, dat wil zeggen van het subject dat zich moet bevrijden van het materiële dat het gevangen houdt. Niet voor niets weet Konrad Boehmer fascistische tendenzen aan te wijzen in de manier waarop John Cage de brokken realiteit ‘onverwerkt’ gebruikt en ze een eigen betekenis toekent die ze niet bezitten. Men mag het materiaal niet afsluiten voor de ervaring, dat zou een fetisjering inhouden. Literatuur is geen modelboerderij van technische vooruitgang omwille van de techniek, maar door middel van onder meer druktechnische vooruitgang wordt een nieuwe literaire betekenis geproduceerd die alleen mogelijk is op grond van nieuwe ervaringen.
A De schrijver die dus met zijn boeken, ook al bevatten die een protest tegen de maatschappij, op een belangrijker niveau toch niet wil meehelpen aan het in stand houden van wat hij aanklaagt, bevindt zich dan toch wel in een haast uitzichtloze positie.
V De kunst heeft in haar vorm nog niet de ervaringen van 50 jaar permanente oorlog verwerkt, is zich nog niet bewust geworden dat ze fungeert als afleiding in een totalitair systeem, en schijnt zich ondanks aanpassing aan moderne reclametechnieken,
| |
| |
marktmechanismen en (re)produktiemethoden, te weren tegen de nieuwe taal die in staat zou zijn de verschrikkingen van datgene wat nu is en nu gebeurt over te brengen, én de belofte van datgene wat mogelijk is. Als er een grote breuk met de kunst van het verleden zal moeten zijn, dan is het wel, zoals ik al zei, dat kunst niet meer de schijn ophoudt en een illusie voor waar verkoopt, maar dat ze de schijn als schijn laat zien. Niet wat is heeft het oktrooi de werkelijkheid te zijn, maar wat men zich kan voorstellen dat een betere wereld is. De verbeelding is een wijze van kennen; ontdekking van andere mogelijkheden, exploratie van het bewustzijn. En de kunst, wil ze haar taak weer opnemen van een revolutionaire kunst te zijn, moet hieruit de consequenties trekken: vorm geven aan denkbeelden die tegen de heersende belangen ingaan. Met andere woorden, kunst kan haar revolutionaire taak alleen vervullen als ze niet zelf deel van de gevestigde orde wordt. Dit gaat zelfs zover dat de kunstenaar een waarheid moet formuleren en overdragen die onverenigbaar lijkt me wat nog altijd voor artistieke vorm versleten wordt. Met de vernietiging dus van aftandse kunstvormen, wat immers dictaten zijn van de bestaande behoeften en bevredigingen, agressieve en uitbuitende instincten, werkt ze mee aan de algehele negatie van onmenselijkheid en onderdrukking. Haar functie is dan ook niet behagen maar aanklagen, achter de schone schijn de gemene werkelijkheid zichtbaar maken - dat is realisme - en de scheuren in dit waterdichte systeem groter maken. En daar wil ik dit nog bijvoegen: het verguizen van de fictie, ook door links, is een overgave aan de empirie. De fictie, de fantasie is een van de drijfveren voor de transformatie van de onderdrukte maatschappij in een vrije maatschappij, de transformatie van gedwongen arbeid in vrije arbeid.
A De fictie is een drijfveer voor hervormingen, maar dat veronderstelt ook materiaal, het gunstige klimaat, responsie. Is dat alles nu aanwezig?
V Men kan nu natuurlijk geen revolutie meer maken met politieke heldhaftigheid, maar wel met solidariteit, en ook daarvoor is langzamerhand weer fantasie nodig. En de solidariteit van de arbeiders vroeger, die op losse schroeven werd gezet, zou nu
| |
| |
moeten opgebracht worden door de mannen van de wetenschap. Alleen zij kunnen nog iets werkelijk lam leggen.
A Maar daarin schuilt ook een nieuw gevaar, een gevaar onder meer voor de democratie.
V De democratie waarin wij leven is een totalitaire democratie geworden. De idealen van de achttiende eeuw zijn vergeten, verdrongen en kapotgebombardeerd. Het liberalisme is noodzakelijk ontaard in het fascisme en het fascisme leeft nu nog voort in een vooruitgangsgeloof, een overproduktie ten koste van de producenten en het proletarische deel van de wereld, in bewustzijnsmanipulatie, terreur van de meerderheid, uitbannen van andersdenkenden, enz. Democratie die een schijn-democratie is moet uit de wereld geholpen worden. Individuen moeten het recht in eigen handen nemen om hun eigen lot, eigen levensvorm, eigen idealen en behoeften te produceren. Ze moeten zich voor een deel ook bevrijden van zichzelf. Voorwaarde voor een revolutie van een maatschappij die gefixeerd wordt door het realiseren van een vrije samenleving is afschaffing van de arbeid, mogelijk door volledige automatisering, die nu wordt tegengehouden door degenen die de produktiemiddelen in handen hebben en producenten gebruiken als mogelijke consumenten. Deze cirkel moet doorbroken worden.
A Wou u, om het gesprek rond te maken, daar misschien nog iets aan toevoegen?
V Misschien een opmerking die volgens mij op dit moment het kritieke punt is: het gaat er niet meer om aan de onnoemelijke grote hoop boeken van allerlei aard nog een boek toe te voegen - ongevraagde en ongereflecteerde accumulatie - maar om ‘al schrijvend’ te bewijzen of het überhaupt nog mogelijk is te schrijven (althans zo te schrijven dat het niet de zoveelste re-produktie is en de zoveelste herhaling van overbodigheid, instemming, aanpassing, onvrijheid, enz.) in het perspectief van een Vietnam, en de vele komende Vietnams - daarom gaat het, of we het nog zullen overleven. Om te sluiten, een citaat van Hegel: ‘Als kunst verplaatst wordt naar een veilige zone, kan het echt nog wel goede kunst blijven, en ook heel populaire kunst, maar de inwerking op ons bestaan zal verdwijnen’.
| |
| |
Zoals Multatuli niet precies zei, maar wel had kunnen zeggen: ‘Boek goed, al goed... maar de Javanen verrekten verder’.
|
|