| |
| |
| |
Jef Last
(*) Ik ging op de HBS in Deventer, Rotterdam, den Haag, Dordrecht en de Chr. HBS in Amsterdam. Slaagde in 1928 voor mijn examen als onderwijzer, en was later drie jaar leraar Engels aan de HBS in Singaradja (Bali, '50-54). Ik was echter wel haast een gesjeesde student geworden, want ik begon mijn studie in het Chinees te Leiden, waar ik in 1918 aankwam en in 1947 mijn kandidaats deed (Chinees, bijvak Russisch). Toen ik dan in 1958 eindelijk in Hamburg doctoreerde (Chinees, bijvakken Japans en Indonesisch) zei mijn oudste dochter terecht ‘Je hebt er anders lang genoeg over gedaan’. Mijn dissertatie ging over de grote Chinese schrijver Lu Hsün, en de vertaling van een bloemlezing uit zijn werk verschijnt binnenkort bij Bruna.
Het spreekwoord ‘twaalf ambachten dertien ongelukken’ zou wel enigszins op mij kunnen toegepast worden, want ik was achtereenvolgens mijnwerker, afhouwertje op de visserij, matroos op de marine en de koopvaardij, assistent manager bij de ENKA (Ede), bordenwasser in New York, salesman in Kingston on Hudson, bankwerker bij de Otis elevator fabrieken in Flushing en bij van Berkels patent, leider van de filmdienst van het Instituut voor arbeidersontwikkeling, explicateur, chauffeur en acteur in de eerste Nederlandse avant-garde film die Joris Ivens maakte, en waarvoor ik het scenario had geschreven.
Daarna was ik een jaar secretaris van Sneevliet, jeugdleider, spreker, redacteur van verschillende bladen, waaronder Links Richten, werkte mede aan de Literaire Sowjet Encyclopaedia in dienst van de Internationale van revolutionaire schrijvers, smokkelde emigranten uit Nederland via België, in de Hitlertijd, leerde André Gide kennen, vertaalde zijn werk en reisde met hem naar Marokko en Rusland, bracht het in Spanje van milicien tot kapitein en verloor zo mijn Nederlanderschap, reisde als propagandist voor Spanje door Scandinavië, waar ik Noors, Zweeds en Deens leerde
| |
| |
spreken, werkte onder leiding van Edo Fimmen in Antwerpen en Narwik voor de ITF onder de Duitse zeelieden, en kwam in het begin van de oorlog terug naar Nederland waar ik mijn brood verdiende als journalist aan de Groene Amsterdammer. Ik moest onderduiken, redigeerde de hele oorlog door het illegale blad ‘de Vonk’, later ‘de Vlam’, nam deel aan het verzet in Ommen, kreeg mijn Nederlandschap terug van Schermerhorn, hertrouwde met mijn eerste vrouw, met mijn kinderen als getuigen, en werd ambtenaar bij Schermerhorns Oog en Oor, bij de drooglegging van Walcheren. Werd leraar op Bali en adviseur voor kunst en cultuur van dat eiland van Soekarno. Terug in Europa combineerde ik mijn studie, met een correspondentenschap voor ‘Het Vrije Volk’ in Hamburg, maakte reizen voor deze krant en ‘Het Parool’ naar het Verre Oosten en vond daartussen de tijd voor het schrijven van een tiental dichtbundels en een dertigtal prozawerken.
In Duitsland kreeg ik voor mijn werk de internationale Vondelprijs, in Nederland heb ik het met de schrijverij niet verder dan de Marianne Philips-prijs en een vergulde medaille van Kunstenaarsverzet kunnen brengen. Desondanks werd mijn 70e verjaardag een groot feest, en vrijwel alle Hollandse kranten schreven grote artikelen, alleen ‘Vrij Nederland’ en ‘De Groene’ voor wie ik jarenlang gewerkt heb vonden het niet nodig ook maar één woord over mij te schrijven.
Ook politiek ben ik een verdacht figuur, een ‘windvaan’ die zelfs een ereplaats kreeg in het ‘Renegatennummer’ van ‘De Gids’. Overigens in goed gezelschap. Sinds 1937, toen ik ontslag nam uit de Communistische partij omdat de Stalinistische politiek mij te zeer tegen de borst stuitte ben ik bij geen partij meer aangesloten geweest, hoewel ik mij in 1966 op verzoek van Provo op de laatste en onverkiesbare plaats van hun lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van A'dam liet stellen.
Mijn grote hobby is schilderen.
Vanwege deze veelzijdigheid, die bij ons voor dilettantisme doorgaat, deed de dichter Lehmann mijn gehele dichterlijke werk dan ook af met het ene woordje ‘onvoldoende’.
Het eigenwijze jongetje is het daar echter zelf niet mee eens en rekent tot zijn beste werk nog steeds de dichtbundel ‘De bevrijde Eros’ en zijn poëtisch oorlogsdagboek ‘Oog in oog’. Hij is nu bezig aan het tweede deel van zijn mémoires, waarvoor hij nog geen uitgever heeft gevonden.
A Praat met iemand over deze tijd en onmiddellijk praat men over Vietnam. Ik stel me voor dat eens de Spaanse Burgeroorlog het onbehagen kristalliseerde. Zijn er volgens u overeenkom- | |
| |
sten
in de wijze waarop men, en dan vooral de kunstenaar, reageerde op beide gebeurtenissen?
L Er zijn parallelen. Maar de tegenstellingen zijn fundamenteel. En die tegenstellingen worden bepaald door de gewijzigde positie die de arbeider in onze samenleving sindsdien heeft ingenomen. Vroeger sprak men over de vervreemding van de arbeider die de zin van zijn leven in de arbeid moest vinden, men dacht aan hem als de producent, maar nu is de arbeider in de eerste plaats een consument geworden, en dat tekent de levenssfeer van nu. Ik heb iets gepresteerd voor de arbeidersbeweging van toen. Als schrijver werd mijn journalistieke proza-stijl door de jongeren nog lang aanvaard, ik was de eerste die hier agitatorische poëzie heeft geschreven, ik heb ‘Links Richten’ helpen oprichten, ik heb met Joris Ivens nog een avant-garde film gemaakt, ik was geëngageerd auteur, maar ik moet wel zeggen dat het accent dat de arbeidersbeweging nu heeft gekregen maakt dat ze me niet meer zo erg interesseert. Een verkeerd begrepen historisch materialisme heeft geleid tot een vulgair marxisme. Het doel is enkel nog meer loon, meer geld verdienen. Alsof ze daarmee gelukkiger worden. De Staat zal het wel betalen, redeneren ze. En dat is fout. Ik wantrouw de Staat. Daardoor is mijn belangstelling zich steeds meer gaan verplaatsen naar de rassenproblemen en de toestanden in de ontwikkelingslanden. Ik ben tenslotte sinoloog en orientoloog. Mijn laatste boek handelt over het onrecht tijdens de Hollandse tijd op Formosa. Het heet ‘Strijd, handel en zeeroverij’, een titel die naar Goethe verwijst.
A De situatie van de arbeider en van de linkse beweging is veranderd. Maar speelt ook geen rol het feit dat men zich nu veel machtelozer voelt tegenover de gebeurtenissen dan in de jaren 30.
L Natuurlijk. Men kan niet gaan vechten in Vietnam. En dus gaat men maar wat manifesteren. Kan men denken dat Nederland het centrum van de aarde is. Maar die manifestaties zijn vaak slechts uitwijkmaneuvers. Dezelfde mensen die demonstreren voor een vrij Spanje winden zich helemaal niet op over de schandalige toestanden waarin de Spanjaarden hier
| |
| |
verplicht worden te wonen en te leven. Druk doen over Griekenland valt best mee, maar als ze een Griek of een Turk met een Nederlands meisje zien moeten ze het moeilijk doorslikken. De consulaten, die toch niets te betekenen hebben, die worden bezet, maar de reisbureaus laat men ongemoeid. We doen heel dik over de democratie, maar laten de gastarbeiders hier niet merken wat democratie is. De verontwaardiging van de manifestanten richt zich alleen op het buitenland. Men wenst geen duikboten te leveren aan Zuid-Afrika, maar als ze gebouwd worden dan zullen de arbeiders niet staken. In dat opzicht ben ik anti-links geworden. De hele zaak is fout georganiseerd. Men schijnt zich nog altijd niet gerealiseerd te hebben dat toen Marx leefde hier situaties heersten zoals nu in Afrika en Azië. Men moest strijd voeren tegen de honger. Dat is nu niet meer waar. Nu voert men strijd voor het broodbeleg. En dan nog rigoureus vasthouden aan de theorieën van Marx werkt de hypocrisie in de hand. Er gaat nu toch ook geen enkele chirurg meer opereren met een handboek van Boerhave naast zich. Wij worden niet meer uitgebuit door de kapitalisten, wij zijn zelf de uitbuiters geworden. Als wij de grondstoffen uit de ontwikkelingslanden zouden betalen wat ze waard zijn dan konden wij ons levensniveau niet meer handhaven. Er wordt niet geprotesteerd tegen de dingen die geld opbrengen, tegen de krankzinnige manier waarop de reserves van de aarde worden aangetast, tegen lawaai en water- en luchtvervuiling, tegen alle dingen die ergens het gevolg zijn van de kapitaalwinst die men tracht te maken. Zelfs in de USSR leven de arbeiders nu al meer voor de consumptie dan voor de produktie. En dat alles heeft toch duidelijk voor gevolg dat wij vechten tegen een kapitalisme dat niets meer gemeen heeft met dat van Marx.
A Manifestaties moeten nu eenmaal plaatsvinden onder duidelijke slogans. Dat leidt wel eens tot misverstand natuurlijk.
L Ze worden totaal verkeerd gebruikt. Ze gaan met geweld gepaard en een minderheid moet, als ze weet dat er toch geen kans toe bestaat de massa mee te krijgen en dus een meerderheid te worden, nooit naar geweld grijpen, want dan wordt ze vernietigd. De enigen die dat duidelijk inzagen waren de
| |
| |
provo's. Zij waren geweldloos, en geweldloos kan een minderheid nog iets bereiken. Het geweldloze verzet van de Tsjechen, dat zal doorwerken in alle andere landen, tot in Rusland. Maar wat bereikt men met geweld? Dat men de bourgeoisie steeds meer naar rechts jaagt. In Zuid-Amerika is elke revolutie geoorloofd, maar ze moet zo georganiseerd worden dat ze kans op succes heeft. De studenten in Mexico komen in opstand, zij zullen de Olympische Spelen in gevaar brengen. Mij een zorg, maar hoe reageren duizenden Mexicaanse handelaars die hoopten aan die spelen een extra-stuiver te verdienen? Zij schrikken op en gaan nog wat meer rechts staan. Vroeger ontketende de politie een putsch vóór de tijd er rijp voor was en doofde daardoor de kans op een revolutie. Dat doet links nu zelf. Kijk maar eens naar Frankrijk. Als de mensen die over de middelen tot geweld beschikken in de meerderheid zijn dan kom je er toch niet met Parijse barricades. Links vergooit zijn krachten. Ze zweren nog bij Marx en dat is onzin. Wie zijn de kapitalisten van nu? De banken? Nee. Dat zijn de veiligheidsdiensten. Niet zozeer om het geld maar wel om de macht is het te doen. En er zijn belangrijker gevaren die nu opduiken en waartegen moet geprotesteerd worden, het manipuleren van het menselijk leven vanuit laboratoria, waar men experimenteert met kunstmatige inseminatie, en de chromosomen leert veranderen. Waar ik naar zoek is een groep, zoals provo was, die een nieuw anti-kapitalisme gestalte kan geven, en daarbij niet verlamd wordt door een vulgair materialisme. Dat tast alles aan. De parijse studenten bouwen barrikades, maar daarna heeft toch 80% zich gemeld voor de examens. Ik kan de hippies en de drop-outs best begrijpen, maar hun beweging kan tot niets leiden, want als je niet meedoet tel je ook niet mee. Als je te oud bent evenmin. Deuren intrappen vraagt veel energie, maar als ze open zijn denkt men er niet meer aan. Ik geloof dat uiteindelijk mijn belangrijkste boek een kinderboek is: I Bontot en I Koese. Het is bedoeld als een jeugdige injectie tegen de discriminatie. Gelukkig is het thans reeds in vijf talen, waaronder ook het Japans, verschenen.
Weet je, een voorloper zijn kan ook nadelig werken. Fries- | |
| |
land
was de provincie waar de eerste stoomtram reed, maar ook de provincie die het laatst overschakelde op de autobus.
A U bent een sinoloog. Vertelt u eens wat over de culturele revolutie.
L De Chinese culturele revolutie is een contra-revolutie. Ik ben het daarover volledig eens met de Russen. Het is gewoon een poging tot terugkeer naar het geïsoleerde China van de oude keizers. De Chinese muur is weer helemaal heropgebouwd. In China kan men met niemand meer praten. Het bewijs waar men liever niet meer over spreekt: de lasdeskundigen in den Haag. De klok wordt weer achteruit gezet. Er werden reeds 41 universiteitsrectoren ontslagen. De duur van de universitaire studies werd bekort, voor de medicijnen bijvoorbeeld zelfs van acht op drie jaar gebracht. Sinds vier jaar heeft de president van China niet één buitenlands journalist mogen ontvangen tegen wie hij zich kon verdedigen. Men denkt er niet meer. Enkel Mao denkt nog. Er heerst een inquisitie-terreur. Iedereen wordt er geïndoctrineerd. Onverdachte Chinese bronnen vermelden zelf een zelfmoordepidemie bij de intellectuelen. Maar wat schrijven de linkse bladen daarover? Niets. Die hebben het nog altijd te druk met Tsjang-Kai-Tsjek. De fabeltjes herkauwen. Fabeltjes die men zelfs bij Malraux kan vinden: hoe Tsjang gevangenen liet opstoken in de locomotieven, en telkens als er een lijk weg was trok men triomfantelijk aan de stoomfluit.
Iedere cremator en iedere stoker van een locomotief kan je vertellen dat zoiets totaal onmogelijk is. Maar die verhaaltjes houden stand. Dat Formosa na Japan het meest welvarende land in Azië is met een redelijke democratie (behalve op internationaal gebied), dat wordt nooit vermeld.
A Amerika gebruikt Formosa als een uitstalraam om Azië te verleiden, dus is die welvaart niet verwonderlijk.
L Formosa ontvangt sinds jaren geen geld meer voor economische hulp van de Verenigde Staten. Formosa kan nu zelf leningen geven, is een exportland geworden. De politieke revolutie dient als basis te hebben de revolutie van de produktiekrachten. Dat wist Marx en dat is nog altijd geldend.
De culturele revolutie echter ondergraaft de revolutionaire
| |
| |
krachten door de leus te verkondigen dat politiek de techniek moet voorafgaan. Wat fout is. Zelfs Formosa bewijst het: door de toename van de produktie-capaciteit groeit het vrije denken in Formosa. Het zwaartepunt van het historische gebeuren verplaatst zich duidelijk naar het Oosten. Maar dat veroorzaakt hier helemaal geen toename van belangstelling voor het Oosten. In heel Nederland is geen degelijk boek over de Chinese wijsgeren in onze eigen taal te verkrijgen. Over de fantastische ontwikkeling van Japan weet men hier zo goed als niets. Dat gebeurt hier allemaal buiten de mensen om. Een blad als ‘Vrij Nederland’ is grotendeels gevuld met de kleinstmogelijke Nederlandse politiek. Alle aandacht voor het Oosten concentreert zich op Mao. En men vergeet dat ook Napoleon nog Jacobijn werd geacht toen hij al lang een aartsreactionair was.
A Malraux, vroeger revolutionair, wordt nu ook beschouwd als een reactionair. Ik geloof dat ik nooit meer bewondering voor een auteur heb gehad dan voor Malraux. Hij leerde me het verschil kennen tussen lectuur en literatuur. En nu ontslaat hij reporters bij de ORTF en gooit Barrault buiten. Hoe kan dat? U hebt hem gekend. En in uw boek ‘Mijn vriend André Gide’ citeert u hem, waar hij zegt, sprekend over anarchisten en communisten: ‘Maar de geschiedenis staat aan hun kant, en men moet met de geschiedenis meegaan’. Is dit misschien de reden, dat hij ook nu met de geschiedenis meewil, een opportunist is?
L Ik geloof wel dat ik hem begrijpen kan. Malraux is altijd een man geweest die vooral de integriteit bewondert. En ik geloof dat dat hem precies naar De Gaulle heeft gedreven, een man waarvan men denken kan wat men wil maar wiens integriteit buiten kijf staat. Ik ben het lang niet altijd eens met de opvattingen van Malraux, maar ik geloof dat dat bij hem een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Hij is er van overtuigd dat een dictator als De Gaulle, geen dictator van het Hitlersoort, maar een man die mee door zijn integriteit de boel bij elkaar houdt, de democratie in Frankrijk beter kan redden dan de politieke intriganten die de plaats van De Gaulle zouden innemen. Bovendien is Malraux iemand die China veel centraler stelt dan
| |
| |
men het hier gewoonlijk doet. De buitenlandse politiek van Frankrijk is er de ganse geschiedenis door op gericht geweest de twee grote wereldmachten, Rusland en Engeland, Rusland en Amerika, uit elkaar te houden. Zij willen ook nu een derde front vormen tussen Amerika en Rusland, van China af, over de Arabische landen. En deze visie op de internationale politiek van Frankrijk was voor Malraux belangrijker dan de binnenlandse politiek die De Gaulle voert. Malraux is ook buiten de politiek altijd de man die de grote vragen stelt, de vragen naar de zin van dood, eer en moraal. Hij stelt vragen, hij lost niets op, maar precies daardoor denk ik heel wat meer na bij het lezen van bijvoorbeeld zijn Anti-Mémoires, dan bij het hele oeuvre van Sartre.
A En zo zitten we meteen weer bovenop het u wel vertrouwde probleem van het schrijversengagement.
L Ik ben er van overtuigd dat er voor de kunstenaar een weg moet bestaan om, zonder direkt in de ouwe retoriek te vervallen, de mensen aan te spreken. Iets in de zin van Pasternak bijvoorbeeld. Maar dat is noodzakelijk een middenweg, en wie daarop wandelt komt niet meer aan het woord. Mensen als De Kooning en Rauschenberg dragen tot de algemene verwarring bij, evenals al die schrijvers die je niet begrijpen kunt. Ik heb de pest aan hen. Het moet allemaal verschrikkelijk vooruitstrevend zijn maar in de grond denken ze vanuit totaal verouderde instellingen. Hun kunst is vaak nieuwe woordkunst of kunstnijverheid. Ze zijn op de toekomst gericht, zeggen ze, maar hebben het nog altijd niet door dat chromosomen belangrijker zijn geworden dan het vervreemdingsproces waarover Marx het had. Op dat gebied liggen de politieke gevaren van de toekomst. Maar je bent er wel mee. Geen enkele politieke partij, die zich daar voor inzet. Die totaal verouderde probleemstelling ergert me bijvoorbeeld steeds meer bij iemand als Bertold Brecht.
A De intellectuelen, de schrijvers schieten dus te kort, kijken de verkeerde kant uit...
L Natuurlijk. Waarmee houden ze zich bezig? Met Van Heutsz o.a. Daar gaan ze zich over opwinden. Maar dat was gewoon een man van zijn tijd, en het is belachelijk hem te verwijten dat
| |
| |
hij onze inzichten niet had. Als hij vandaag moest leven, ja dan zou hij een ploert zijn. Het engagement van nu doet me denken aan een soort ‘Trahison des clercs’. En dat is treurig, want de intellectueel, de auteur, heeft een belangrijke rol te spelen. Geen enkele grote leider van de sociale strijd bijvoorbeeld is uit de arbeiderskringen voortgekomen. Het waren allen intellectuelen, Marx, Engels, Lasalle, Trotzky, Lenin, noem maar op. En de schrijvers... Zelfs Anatole France en Flaubert waren revolutionairen. ‘Les dieux ont soif’, daar zie ik een soort voorspelling in van de hele Stalin-periode. ‘Madame Bovary’ is een aanval op de burgerlijke romantiek. Zij hebben iets te betekenen, zij zijn niet weg te cijferen. Maar nu? Anti-Amerikaans zijn, dat is het nieuwe evangelie. Ik zou niet in Amerika willen wonen, maar ik wil wel de Nederlandse staatsman of denker leren kennen die hun problemen weet op te lossen. Ik ben tegen alle rassendiscriminatie, maar als we er iets willen aan doen komt Black Power en roept: Bemoei je er niet mee. Misschien hebben ze gelijk. We zitten in een kikkerhol. Hoe lang is het trouwens geleden dat een Nobelprijs nog eens aan een kleurling werd gegeven? Al protesten gehoord? Malraux heeft toch wel erg gelijk als hij in zijn Anti-Mémoires zegt dat onze tijd wel nieuwe machines heeft, maar nog geen nieuwe tempels of profeten.
A U werkt aan uw mémoires waarvoor u, wat haast ongelooflijk klinkt, nog geen uitgever hebt. Als u nu schrijft, of praat, over al die gebeurtenissen waar u zo nauw bij betrokken was, welk gevoel dringt zich dan op, welk idee, welk beeld of anecdote?
L Wel, ik moet steeds weer terugdenken aan het geval Van der Lubbe. Dat was een eerlijke en edelmoedige jongen, zowat het prototype van onze magiër Jasper Grootveld, die meende in zijn eentje de fakkel van de revolutie te kunnen ontsteken. Maar Hitler wrong hem de toorts uit de handen en stichtte er een wereldbrand mee. Het boek dat ik over hem schreef moest kort na zijn verschijnen ingestampt worden, toen de Duitsers ons land bezetten. Het schijnt mij nu actueler dan ooit, en ik ben zeer blij dat het vorig jaar onder de titel ‘Doodvonnis van een provo’ opnieuw is verschenen.
|
|