| |
| |
| |
Hugues C. Pernath
Geboren te Antwerpen op 15 augustus 1931. |
Bekroond met de Ark-prijs van het Vrije Woord 1961. |
Ontving de poëzie-prijs van de provincie Antwerpen 1968. |
Publikaties: |
Het uur Marat, 1958; |
Het masker man, 1959; |
De adem ik, 1960; |
Soldatenbrieven, 1962 (in samenwerking met P. Snoek); |
Instrumentarium voor een winter, 1963; |
Mijn gegeven woord, 1966. |
Vertaalde poëzie van o.a. Rutebeuf, Antonin Artaud en Henri Michaux. |
Vertaalde toneel (voor KNS, Antwerpen, in samenwerking met regisseur Walter Tillemans): |
Het drama van de Fukuryu-Maru (Gabriël Coussin); |
Tartuffe, Don Juan, De ingebeelde zieke (Molière). |
King Lear (Shakespeare). |
(Ik hoef geen eerste vraag te stellen. Nauwelijks ben ik binnen of Pernath vist uit een massa tijdschriften een nummer van ‘Paris-Match’ op.)
P Heb je die foto's al gezien uit Biafra? Prachtige foto's, zoals altijd in dat snertblad dat nooit een positie inneemt. Hier soldaten. En hier, levende kinderen die al dood zijn. Honger. Ik heb ooit eens iets geschreven over Biafra. Ik weet niet meer of het gepubliceerd is... neen. Het was een gedicht dat ik voorlas tijdens de Bezige Bij-namiddag op de Antwerpse
| |
| |
Boekenbeurs in november 1967. Dat is nu bijna 8 maanden geleden. Ik geloof dat ik de eerste ben die er iets over schreef in Vlaanderen. Ik ben daar niet fier op. Ik ben zelfs beschaamd dat ik de eerste moest zijn.
A Biafra is nu in de actualiteit gekomen. Na maandenlange gevechten. Hoe komt dat?
P Omdat er in Biafra een inmenging voorbereid wordt. Er staan ginds te veel belangen op het spel. Eerst had men gedacht dat het maar een beperkte stammenrel was. Maar men heeft zich daarin vergist. Internationale belangen worden nu bedreigd, en dus plaatst men Biafra in de belangstelling om ons voor te bereiden op een grootscheepse interventie. Men gaat de oorlog daar op een beschaafde Westerse manier organiseren. Men weet nooit wat de waarheid is. Ik heb mijn eigen waarheid, die misschien verkeerd is, wat toch nog meer waard is dan geen mening te hebben. De meeste mensen vormen zich altijd slechts meningen achteraf. Denk maar eens aan de Spaanse Burgeroorlog. Men wist het allemaal wel toen het veel te laat was. Men zegt dat de Spaanse Burgeroorlog het proeflaboratorium was voor de Tweede Wereldoorlog. Guernica, het Condorlegioen, de Panzers. Dat is zo. En ik geloof dat die Tweede Wereldoorlog het proefterrein was voor de na-oorlogse periode. Eerst de koude oorlog. Dan Korea, Vietnam, het stapelt zich op. Dat moet uitlopen op een drama. Wat me beangstigt is dat ik de chaos rond mij zie ontstaan. Langs alle kanten is er oorlog. En iedereen blijft onverschillig. Of erger. Minister Harmel beslist de wapenleveringen aan Nigeria stop te zetten - maar eerst moet er een Sabena-toestel neerstorten. De FN-fabrieken doen die wapenleveringen heel bescheiden. En wij gaan allemaal akkoord. Want als ze moesten stoppen dan waren er enkele honderden werklozen meer. Wapenleveringen naar Laos en zo gaan gewoon door. Ik vind het vreselijk dat de welvaart van velen, de tv, de auto, maar mogelijk wordt door het uitmoorden van mensen. Vreesaanjagend. Als je Orwell's ‘1984’ herleest dan krijg je het gevoel dat het boek ergens reeds voorbijgestreefd werd. Niet op het technische, wel op het psychologische plan. En de oorzaak daarvan zie ik in de ontwikkeling
| |
| |
van de communicatiemedia. De voorlichting wordt verkeerd gegeven, niet eens altijd te kwader trouw. Onlangs volgde ik een filmverslag van een reis van L.B. Johnson: overal zag men mensen de vuist naar hem opsteken. Bij de tweede nieuwsuitzending waren die beelden eruit. En wat krijgen we verder nog te zien? Feestelijkheden bij het zoveeljarig bestaan van een politiekorps. Politie is heel nuttig, ze schilderen zebrapaden en regelen het verkeer, maar het interesseert me geen barst. En een padvindersfeest, waarbij vermeld wordt dat het door de weersomstandigheden niet in open lucht kon doorgaan, en beelden van een vent die ergens in Hongarije bijzonder duurzame hoeden stoomt. Wat kan mij dat verdommen of die padvinders in open lucht dansen of niet, en of die hoeden generaties lang meegaan. Dat de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen in Bokrijk is geweest weet men onmiddellijk, de rest komt achterna. Lijkt niet belangrijk. Vooral de TV trekt de verhoudingen scheef over wat belangrijk is en wat niet. Onlangs was er een Vlaamse tv-uitzending over de Franse dichter Paul Claudel. Afgezien van zijn twijfelachtige waarde als dichter en dramaturg, ken ik Paul Claudel ook als de domme reactionair die in 1937 als verheerlijking van het Franco-fascisme een tamelijk lang gedicht schreef ‘Aux Martyrs de l'Espagne’ dat, vreemd genoeg te Brussel gedrukt op goed papier en in 2 kleuren, o.a. de volgende vreedzame regels bevat:
Robespierre, Lénine et les autres Calvin, ils n'ont pas
épuisé tous les trésors de la rage et de la haine!
Voltaire, Renan et Marx, pas encore ils n'ont touché le
fond de la bêtise humaine!
De wereld gaat te snel, en dat werkt ook de onverschilligheid in de hand. Ik ben soms beschaamd Belg te zijn. Als je ziet dat in een totalitair regime als Polen, ik ben er 7 maanden geweest, de studenten kunnen opstaan, als je ziet wat men in Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje of zelfs Zwitserland kan - en wat ze er hier van terecht brengen, dat is een schandaal. Vlamingen zijn te erg ingenomen met zichzelf, daardoor komen we altijd te laat. Alles loopt hier dood in de onverschilligheid. Kijk maar eens naar de politiek. Er wordt een nieuwe
| |
| |
regering gevormd waardoor de duizenden manifestanten van enkele jaren geleden voor aap worden gezet en niemand reageert. In Oostakker een zedenschandaal. Kleine jongetjes worden er bepoteld door de broeders en paters van hun school. En heel die zaak gaat de doofpot in. Hoe is dat mogelijk? Als ik een zoon moest hebben die later homofiel werd, dan zou me dat vrij onverschillig laten, maar het zou me verdomme niet onverschillig laten als ik moest te weten komen dat hij op 7 of 8 jarige leeftijd misbruikt wordt. Maar hier kan de zaak uit het nieuws verdwijnen. Reageren die ouders dan niet? Of bewijst dit feit eens te meer hoe machtig de Kerk hier is. Maar de schuld blijft bij de mensen die zich dat allemaal laten welgevallen. Misschien vergeten we te vlug... Ik ben in Auschwitz geweest, helemaal alleen, dat was een grote belevenis in mijn leven. Echt. Dààr staan waar zoveel mensen zijn vermoord. En vermoord konden worden gewoon door een handtekening te plaatsen, een telefoonnummer te draaien. Je beseft plots tot wat de mens in staat is. De massa. En de anderen hebben het niet willen verijdelen. Ergens heeft het nazisme aan het nazisme geen schuld. Wij hebben het zover laten komen. Men zei: het kan niet. Maar in werkelijkheid ging het enkel om het veilig stellen van belangen. Enkelen hebben geprotesteerd. Schrijvers ook. Onheilsboden noemde men ze. En ze predikten in de woestijn. Er wordt nooit gezegd dat schrijvers gelijk hebben. Akkoord, in Duitsland werden reusachtige autodafé's ingericht, maar terzelfder tijd werd in het democratische Amerika Joyce in beslag genomen. En of het om 1 of 1000 auteurs gaat heeft geen belang, het komt op het principe, op de mentaliteit aan. Eerbied voor de persoonlijke vrijheid. En is die er nu nog? Iedere mens draagt tegenwoordig een uniform. Weet je, ik heb 13 jaar legerdienst gedaan, en in die afstotende gemeenschap heb ik me vrij gevoeld, vrijer dan soms daarna in het burgerleven. Dat was mijn universiteit.
A Maar u hebt het leger toch nooit aanvaard, u hebt ook nooit de mentaliteit van een beroepsmilitair ontwikkeld. U bent er een buitenstaander gebleven?
P Een buitenstaander? Ik ken maar één soort buitenstaanders
| |
| |
en dat zijn auteurs met een typische schrijversmentaliteit.
A Wie zijn dat?
P Schrijvers die een vorm van engagement beoefenen dat geen engagement is.
A Wat is engagement?
P Iets doen. Uit de onverschilligheid loskomen. Onverschilligheid is het ergste wat bestaat. Ik ben liever een dweper dan een onverschillige. Vechten tegen taboes. Tegen heilige huisjes. De legendes rechtzetten. Dàt is het recht en de plicht van de creatieve mens. Ik spreek niet van politiek engagement. Zich bij een partij aansluiten dat is aan sociale padvinderij doen. Politieke jeugdorganisaties trainen hun leden om later over de lijken van anderen te stappen. Ik vind het erg dat België een land is dat politiek onmondig is. Maar is het elders feitelijk wel beter? In Frankrijk ontketenen de studenten een revolutie. Prachtig. En daarna komen de burgers, de kruideniers en de slagers ook even op straat, zingen de ‘Marseillaise’ en heel de zaak is opgedoekt. Is dat niet dramatisch? Men durft geen risico's te nemen. Zodra er bij een revolte een dode valt is het uit. En de held is na drie dagen vergeten. Men vecht niet vanuit een ideaal maar vanuit een tekort dat men wil inhalen. Afgunst ligt aan de oorsprong. Men houdt op met vechten zodra men in het bezit is van dàt waar men tegen revolteert.
A Bewijst dat alles ook niet de onmacht van de intellectuelen?
P Het bewijst vooral de laksheid van iedereen. En de angst. Vanaf onze jeugd zijn de meesten onder ons gebonden. We komen bijna allemaal in een baan terecht die ons in ruil voor een veilig inkomen verplicht onze idealen te verraden. We maken van de revolte een vrijetijdsbesteding, die niet teveel risico mag meebrengen. Ik ben tegen geweld. Maar geweld is noodzakelijk, omdat er altijd mensen zijn die slaan. En ik keer hen mijn andere wang niet toe. Ik reageer. Heb ik tenminste iets gedaan.
A Is het mogelijk over al die actuele problemen verantwoord te schrijven in een gedicht of een roman?
P Moeilijk. Toestanden veranderen te vlug. Een dichtbundel die aanklaagt is reeds lang achterhaalt als hij verschijnt. Schrijvers zouden over lichtkranten moeten beschikken. Maar wat dan nog. Men zou altijd terugbotsen op het onbegrip van de ande- | |
| |
ren.
Als een auteur problemen aansnijdt die van meer dan provinciaal belang zijn dan treedt hij volgens iedereen buiten zijn bevoegdheid. Dan zegt men; wat weet hij daarvan? Maar ik ken ook dichters die b.v. in Kongo geweest zijn. Ik heb ze onlangs nog horen voorlezen. En wat wisten ze over Kongo te vertellen? Ze spraken over vogeltjes en slingerende lianen en over het wit in de ogen van de zwarten. Ik heb een grondige hekel aan zulke dichters.
A Nu we over dichters spreken: in zijn inleiding tot ‘Soldatenbrieven’ schrijft Jan Walravens iets dat haast identiek is aan de probleemstelling van dit interview: ‘In deze halve eeuw is daarbij een weergaloze politieke en godsdienstige verwarring ontstaan. God is gestorven en hij heeft ook de taal meegesleept in zijn graf (...). Wij beleven en doorleven de devaluatie van het woord, in de eerste plaats in de politiek waar de termen oorlog, vrede, vrijheid, democratie een verschillende betekenis verkrijgen naar gelang de mond die ze uitspreekt, hetgeen betekent dat ze geen algemene betekenis - eerste vereiste van een taal - meer bezitten.’
P Ik was het daar nooit helemaal mee eens. De taal is en blijft ons enige uitdrukkingsmiddel. Het is enkel en alleen de schuld van de auteur als hij de situaties niet meer duidelijk kan verwoorden. Elk woord heeft een betekenis. Ja is ja en neen is neen. De toestand waarin we leven is te verwoorden. De verwarring heeft niets te maken met de taal. Een revolver dient om te schieten. Men kan er ook mee slaan. Maar het blijft een wapen. Vroeger had elke koning of veldheer zijn kroniekschrijver. Dat is wat de auteur nog altijd gebleven is: de kroniekschrijver van zijn tijd. Met als enige verschil dat de individuele problemen nu ook belangrijk zijn geworden voor de massa en dus in het totaalbeeld moeten verwerkt worden. Elke schrijver, ook degene die zogenaamd buiten zijn tijd leeft, wordt toch bepaald door de tijd waarin hij leeft, en is dus altijd indirect de chroniqueur van die tijd. Swift was een chroniqueur, en Melville, maar ook Jean Genet en Henri Michaux en Henry Miller. Zelfs Ernest Claes. Maar de ene auteur behandelt belangrijker aspecten van zijn tijd dan de andere. En dan is het tekenend voor Vlaanderen dat ‘Pallieter’ van Timmermans hier
| |
| |
nog altijd belangrijker wordt geacht dan ‘De Verwondering’ van Claus. Het eigentijdse maakt ook het grote verschil uit tussen schrijvers en schilders. Schilders zijn geen chroniqueurs. De schilder van de 16e en de 17e eeuw liet meestal niet zien hoe de arbeider gekleed was. En als er toch een dienstmaagd of zo op een schilderij moest staan dan had ze duidelijk haar zondags kleed aan. Iedereen heet niet Hogarth of Goya. Een vrouw kan men kennen aan het ondergoed dat ze draagt. Een ding is duidelijk: het individu wordt nu hoe langer hoe meer afgestemd op het oog. Men ziet graag tribulaties en ongelukken op tv, maar bij lectuur boeit het steeds minder, omdat dan de verbeelding moet ingeschakeld worden. En de mens van nu leeft op alle wijze buiten zijn mogelijkheden, behalve met zijn verbeelding. Langs alle kanten krijgt hij faciliteiten. Elke dwerg kan zich een reus wanen omdat hij niet meer nadenkt. De bezitsmogelijkheid is te groot geworden, kunstmatig opgeschroefd met kredietmogelijkheden en bankkaart. Het is een misdadige toestand, even misdadig als de wapenhandel. En het is daarbij wel tekenend dat de mensen zich voor aankoop van allerlei zaken, tv, auto, stereo-installatie, film-apparaat, noem maar op, vrolijk in de schulden steken, maar zelden of nooit in het krijt staan bij de boekhandelaar. Men maakt enkel schulden voor luxe. Luxe beheerst ons. Trekt alle verhoudingen scheef. En de literatuur wordt niet eens bij de luxe gerekend, wel bij de tijdverspilling. De ‘Readers Digest’ lezen, dat is geen tijdverspilling, dat hoort bij de status. Bijna alle kranten hechten meer belang aan hun sportmedewerkers dan aan hun literatuur-recensenten. Over voetbal en de Ronde van Frankrijk kan men immers geen onzin vertellen, want elke lezer weet er haast even veel van als de journalist. Maar over boeken kan men alles uitkramen.
A Hoe beïnvloeden al die problemen uw werk?
P Ik schrijf niet onder druk van die gebeurtenissen. Zelfs niet uit passie. Maar ik schrijf omdat er iets moet gedaan worden. Veel wordt me zo duidelijk. En natuurlijk gebeuren er ziftingen. Ik behoor tot de massa. Ik tracht mijn eigen zwakheden te leren kennen, en ook die van de massa. En ik weet dat we het altijd te ver laten komen. Men roept de dokter niet als men 41o koorts
| |
| |
heeft, maar veel vroeger. Wij laten ons altijd doen. Ik ben een Vlaming. En wij zijn geen revolterend volk. Wij zaniken maar wat achteraf. Spreken nog altijd over het proces van Coucke en Goethals, die geen Frans kenden maar in het Frans geoordeeld en veroordeeld werden. Een vette kluif voor de Vlaamse beweging. Maar welke Vlaamse advokaat wou ze verdedigen? De Vlaamse bewustwording is nog nergens. En schrijvers die er iets zouden kunnen aan verhelpen worden genegeerd. Liever wat met vendels zwaaien. Che Guevara heeft gezegd: ‘Het is genoeg’. Dat is een slogan die enthousiasme heeft gewekt bij de jeugd. ‘Het is genoeg’. De jeugd laat zich niet zo gemakkelijk meer iets wijsmaken. Zij is onafhankelijk. Denk eens terug aan de winters van jaren geleden - en welk een kleurengamma men nu in de winter op straat ziet. Het hele stadsbeeld is er door veranderd. Dat heeft de jeugd gedaan. Zij is vrijer. Mijn generatie heeft alles zelf moeten doen en wat hebben wij ervan terecht gebracht?
A Vietnam is ver weg, Biafra ook, alle ellende is naar andere landen verplaatst. Wij zijn er veilig voor. Stel u even voor dat u de mogelijkheid moest hebben er te gaan vechten. Zoals die mogelijkheid bestond ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog. Zou u gaan?
P Ja. Aan het front ben ik misschien niet meer bruikbaar, maar als reporter zou ik misschien nog wel kunnen dienen. Ik zou gaan, met een vrij engagement. Beter vechten voor een nutteloze zaak dan helemaal niet vechten. En ook niet vertrekken van het standpunt: van twee kwalen de minste kiezen. Dat is ook een vorm van onverschilligheid. Het proletariaat bestaat niet meer, dat is duidelijk. Ik geloof dat het de rol is van de auteur om de strijdbare functie van het proletariaat over te nemen. Te zorgen voor een betere, een veiligere wereld. Ik heb er over geschreven. Die dichtbundel komt. Maar gedichten komen altijd nahinken. Alles gaat zo vlug. Ik tracht vooral te vermijden mezelf in paniek te brengen.
|
|