A In een interview hebt u eens gezegd: ‘Ik geloof dat ik de laatste tijd een grotere sociale belangstelling krijg, overigens moet ik toegeven dat ik in de kranten eerst naar de wieleruitslagen ga kijken, tenzij er echt wat bijzonders aan de hand is!’ Ik zou dat, tussen haakjes, ook over mezelf kunnen zeggen, met als enig verschil dat ik naar de voetbaluitslagen kijk. Ik wilde u vragen: heeft de literatuur in deze evolutie een rol gespeeld?
G De literatuur heeft daarin geen rol gespeeld, ik bedoel die van anderen, maar wel het schrijven. Op zeker ogenblik stel je vast dat je veranderd bent en anders schrijven moet. Die twee zaken vallen samen. En meer begrijp je er zelf niet van.
A U zegt toch van uw werk dat het van A tot Z geëngageerd is. Kunt u precies duidelijk maken wat dat ‘engagement’ voor u inhoudt?
G Engagement betekent voor mij niet wat men er gewoonlijk onder verstaat: het zich inzetten voor ideeën, overtuigingen, partijen, de medemensen. Wel voel ik me geëngageerd door wat ik schrijf en kan ik niets anders uitdrukken dan wat me echt beweegt, beschrijven wat me werkelijk interesseert, al schrijvend zoekend naar het heil, tastend naar de grond, die ik zelf niet ken. Maar deze houding leidde er uiteindelijk toe dat ik me meer voor het sociale en politieke ging interesseren. Echter niet in de eerste plaats op het domein van het openbare leven, maar als realiteit voor personen die ik concreet om me heen zie. En die interesse leg ik me niet uit plichtsgevoel op. Ik vind het belangrijk dat ik niet humaner wil zijn dan wat zich werkelijk in mijn gemoed afspeelt.
A ‘Als realiteit voor personen die ik concreet om me heen zie’, zegt u. In uw werk treft me echter voortdurend een element van vervreemding. Wat u zelf zegt in uw ‘geloofsbrief’: ‘...een zekere vervreemding het banaliseren van de realiteit voorkomt: je lokt je spoken.’ Betekent dit dat u het concrete wil afzwakken of is het, wat ik vermoed, precies andersom?
G In die geloofsbrief heb ik twee tegengestelde strevingen uiteengezet waarvan ik hoop dat ze elkaar niet alleen in evenwicht houden, maar ook tot zelfontwikkeling aansporen. Het gaat hier enerzijds om het verlangen, met grote nuchterheid, en ook wel nederigheid, de objectieve werkelijkheid, tot in het