| |
| |
| |
Henri-Floris Jespers
Literair-directeur Uitgeverij DE GALGE (1965)
Stichter Uitgeverij MONAS (1963).
Redactielid van DE TAFELRONDE.
Titularis van de prijs ‘Voorzitter Henry-L. Botson’ van de Belgische Liga ter Verdediging van de Mens.
Bestuurslid van het PAUL VAN OSTAYEN-GENOOTSCHAP.
‘Belg Henri-Floris Jespers dirigeert schrijverscircus’, titreerde een Nederlandse krant, doelend op talrijke colloquia georganiseerd o.a. te Antwerpen, Brussel, De Haan, Gent, Leuven, Oostende, Nemerlaer, Leiden en Nijmegen.
Medewerkingen en tijdschriftenpublicaties:
- Un homme seul face à son destin, in ‘Hommages à Robert Brasillach’, Genève, 1965. |
- Saint-John Perse, de vrije geest, in ‘Dialoog’, ts. voor filosofie, 1965. |
- Patrick Conrad of de tocht naar het binnenland, De Tafelronde, 1965. |
- (On)begrijpelijke notities over (on)bekende dichters, in ‘Vandaag 12’, 1966. |
- Maniërisme en moderne sensibiliteit, in ‘Mercantile Marine Engineering’ van Patrick Conrad, De Galge 1967. |
Afzonderlijke publicaties:
- Textes, 1963. |
- Comme une aile qui se brise, 1967. |
- Paul van Ostayen, 1967. |
| |
| |
A U leidt de uitgeverijen ‘Monas’ en ‘De Galge’. Wat bepaalt de keuze van uw publikaties, wilt u een bepaald image opbouwen?
J Ik hecht niet zo bijzonder veel belang aan het image. Freddy de Vree heeft eens gezegd: de mensen plakken op alle flessen een etiket, dan hoeven ze er niet meer van te proeven. Maar als men dan toch een zeker image krijgt, dan liefst dat van iemand die ook de meest tegenstrijdige zaken naast elkaar in zijn fonds opneemt. Ik heb ‘Métamorphoses’ gebracht, het speelboek van Paul Ibou, toch wel een hele onderneming, waar ik trots op ben, ik breng ook een vertaling van ‘Grundrisse’ van Marx. Ik zie er evenmin tegen op om iets uit te geven waar ik persoonlijk niet mee akkoord ga, als het gaat om politiek of polemische boeken, uiteraard wel als het literatuur betreft. Literair sta ik er altijd achter.
A U hebt, hoort men dikwijls beweren, van de linkse onderneming ‘De Galge’ een rechtse uitgeverij gemaakt.
J Dat is toch waanzin. ‘De Galge’, opgericht door Johan Sonneville en Jan Verhaart bestond één jaar toen ik de zaak overnam. Er waren toen 6 vrij agressieve titels in verschenen, maar op dergelijke uitgaven kan men geen fonds bouwen, en zeker niet omdat de mensen die die dingen geschreven hadden ondertussen min of meer zelf officiële literatoren waren geworden, en het niet meer aandurfden. Maar dat kan men mij moeilijk verwijten. Trouwens, kijk het na: alles wat ik in ‘De Galge’ gebracht heb zijn linkse pamfletten, op één notoire uitzondering na: ‘Mijn waarheid’ van pater Brauns. Maar dat was een commerciële voltreffer, een bestseller, die me in staat heeft gesteld andere boeken te publiceren, zaken die anders geen kans hadden gekregen. Trouwens, er is over Brauns veel te emotioneel geschreeuwd. Het is een oprecht boek, geschreven door een man, dat kan niemand ontkennen, die tijdens de oorlog volledig buiten de politiek gebleven is. Maar hij is natuurlijk wel een exponent van het Vlaamse romantisme.
A Iets waar we noodzakelijk van af moeten. Maar boeken als dat van Brauns houden het levend.
J Ik geloof het niet. De meeste mensen kopen het eenvoudig uit nieuwsgierigheid. Zij hebben zich over de zaken die in het boek aan bod komen al een mening gevormd, en het beïnvloedt hen
| |
| |
niet. Het behoort gewoon tot de consumptie-literatuur. Of andersom: men kan dergelijke dingen ook lezen om zijn tegenstander beter te leren kennen. Erg nuttig. Kijk eens, ik maak me op dat gebied geen illusies, ik geloof dat de literatuur heel veel van haar invloed heeft ingeboet. Er zijn talrijke historische momenten geweest waarin zij een zeer belangrijke rol heeft gespeeld, ik denk bijvoorbeeld aan de romantiekers in Frankrijk en Engeland, die onmiddellijk een politieke betekenis verwierven, maar zelfs toen kon zij geen bepaalde stroming op gang brengen. De schrijvers voelden echter wel vlugger de tijdgeest aan, en formuleerden vage gevoelens en ideeën dan duidelijk. Maar verder gaat hun invloed niet. Grote literatoren zijn exponent van de tijdgeest, iets waar de hele literaire theorie van iemand als Lucien Goldmann op neerkomt. Er zijn natuurlijk wel grote enkelingen geweest als Joyce, Kafka, Proust, maar die oefenen dan hun invloed steeds met veel vertraging uit. Maar op de actualiteit kan de schrijver niet ingrijpen. Hij verwoordt immers niet veel meer dan wat alle mensen denken. Daarom greep men bijvoorbeeld ook niet in toen na de moord op Kennedy ‘Mc Bird’ verscheen. Het establishment gebruikt dat zelfs als alibi als men verwijt de vrijheid niet te eerbiedigen. Marcuse noemt die politiek: repressieve tolerantie. En juist omdat ze zo gevaarlijk is zou ik het, uit strategisch oogpunt, toejuichen als men de censuur zou verstrakken, want pas dan zou men tot een duidelijk georganiseerd verzet kunnen komen, tot echte acties.
A Het is inderdaad zo, en dat vind ik spijtig, dat links zo vergroeid is met een defensieve mentaliteit, dat het gewoonlijk slechts elan krijgt in antwoord op een provocatie van rechts, censuur, of het optreden van rijkswachters.
J Dat bleek vooral duidelijk bij de studenten-revoltes. Het probleem van de universitaire hervormingen bestond al jaren, maar het haalde de publieke belangstelling niet tot bij studentenbetogingen de rijkswacht ging provoceren, wat tot een echt verweer van de studenten leidde, waardoor de hele beweging een omvang kreeg die niet meer over het hoofd gezien kan worden. Het effect werkt natuurlijk wel in dubbele richting. De studentenopstand in Frankrijk leverde een stevige Gaullistische meerderheid op, die in Duitsland de uitzonderingswetten. Het grote publiek is
| |
| |
immers altijd conservatief ingesteld. Wat jammer is, maar een feit. Ik zou zelfs durven beweren dat een reactionair auteur altijd nog progressiever is dan zijn publiek. Wie het woord beheerst is inderdaad ergens vrijer en lucider dan het grote publiek.
A Het verbaast me telkens weer hoe rechtse figuren, die toch ook lang geen uilen zijn, door hun brutale knuppel-tactiek, hun botte censuurmaatregelen, zelf in de hand werken wat ze willen vermijden.
J Ik begrijp het evenmin. Ze schaden hun eigen belangen. Misschien is het enkel een soort machtswellust. Pogingen tot intimidatie. Dat vooral. Men probeert één persoon te treffen, Herman J. Claeys bijvoorbeeld, en dat is juist het immorele van wat ze doen: op die manier hoeven ze de kern van de zaak niet te raken, en zolang dat niet gebeurt, en zij dus niet heel duidelijk moeten maken waar het hen om te doen is, kan er ook niet doeltreffend gereageerd worden.
A In elk geval bewijst het bestaan van censuur dat men wel degelijk rekening houdt met de invloed die schrijvers kunnen uitoefenen.
J Rechts is wel schichtig. Maar het grote publiek wordt er niet door geraakt. Er bestaat nog een te grote kloof tussen de kunstenaar en het publiek. Vooral hier in Vlaanderen, een gevolg van de complexe sociologische situatie.
A Maar uit die massa komt een steeds grotere groep bewust levende mensen die wel door de auteurs kunnen bereikt worden.
J Ja, en dat heeft een vrij paradoxale en interessante situatie tot gevolg. Ik zei het daarnet al: ik geloof dat de literatuur nu minder invloed heeft dan vroeger. Gide, Malraux, Sartre, Camus hebben een ingrijpende invloed uitgeoefend op hun generatiegenoten, en nog in de jaren '50 wierpen hun politieke visies gewicht in de schaal. Dat is nu niet meer het geval, maar ik beschouw dat niet direct als een achteruitgang. Integendeel, het bewijst dat de lezers kwalitatief intelligenter zijn dan vroeger het geval was. Een eerste gevolg daarvan is het verdwijnen van de personencultus, de schrijver heeft veel van zijn statuut verloren. En de lezer gaat veel meer relativeren, hij staat critischer tegenover de tekst. Ook een nieuwe Goethe zou geen zelfmoorden meer kunnen veroorzaken. Het is dus een geweldige ideologische vooruitgang, die in de praktijk echter wel nadelig werkt. Want door het relativeren komt men er nog al gemakkelijk toe te beweren dat niets nog
| |
| |
belangrijk is, en legt men zich vlug neer bij het besef dat het individu in onze bourgeoismaatschappij elke macht of actie-mogelijkheid verloren heeft.
A Bovendien komt links daardoor steeds moeilijker tot eenheid.
J Natuurlijk. Het is trouwens inherent aan ieder links verschijnsel, waar ieder voor zich de problematiek moet doordenken. Rechts is sociologisch meer gedetermineerd door de gemeenschappelijke belangen, door het streven het bestaande te behouden. Links stelt de maatschappij ter discussie, wil veranderen, is dus meer verspreid.
A De kunstenaar beweegt zich op een ander vlak dan het strikt rationele. Kan hij geen bindende factor worden?
J Ja, als het provocerend karakter van de kunst, van de literatuur vooral, geaccentueerd wordt. De schrijvers moeten de mensen attent maken op de problemen die er zijn. Ze bewust maken. De grond van het engagementsprobleem is dus in feite van esthetische aard, en dat is slechts op het eerste gezicht paradoxaal. Als iemand zich van een probleem bewust is geworden laat dat hem niet meer met rust. Hij is iemand anders geworden. Het geheugen registreert alles op dezelfde wijze, en alhoewel we er ons niet van bewust blijven, kan het toch een invloed uitoefenen. We worden veranderd door alles wat we lezen. Al beseffen we het zelf altijd niet. Het bewustzijn daarvan komt soms pas later, dat is toch de functie van het nadenken. Baudelaire verdedigde al het recht zich zelf tegen te spreken, en het recht om weg te gaan. Het is immers logisch dat iemand met een levendige intelligentie verandert, de problemen anders benadert onder invloed van allerlei contacten. Dat kan van dag op dag gebeuren, dat kan na een lange incubatieperiode gebeuren, maar het bewijst dat een mens in het isolement niet echt kan leven. En het is het onherleidbaar gedeelte in de schrijfdaad dat het altijd de bedoeling is het isolement te doorbreken. De temperamenten kunnen verschillen, maar het streven is hetzelfde. En het zijn niet alleen de auteurs die communicatie tot stand willen brengen: ook de lezer voelt die behoefte, daarom ook koopt hij een boek. En dan ontstaat het probleem van de onmogelijkheid om tot integrale communicatie te komen. De onmededeelzaamheid moeten we als postulaat aanvaarden. Het is een realiteit, waar we echter geen vrede mee moeten nemen. Het is immers zo dat niet alleen de auteur beslist hoe de taal gebruikt
| |
| |
wordt, maar ook de lezer. Elk boek wordt door elke lezer volgens eigen geaardheid geïnterpreteerd. Men kan in Nietzsche een anarchist terugvinden, en een nazi, en dat heeft dan niets met Nietzsche te maken, maar alles met de lezer. De manier waarop gelezen wordt is belangrijker dan de manier waarop geschreven wordt. Er moet op een meer kritische manier gelezen worden. Zelfs Agatha Christie kan men op die manier vruchtbaar lezen. Haar boeken zijn doordrenkt van een haast ongelooflijk traditionele, bekrompen, kleinburgerlijke sfeer, de meeste van haar misdaden zijn gebouwd rond erfeniskwesties en familieruzies, er zit ook een geweldige dosis xenofobie in. Maar juist daardoor kan een goede lezer er ook een duidelijke maatschappijkritiek in vinden. We lezen Proust toch ook niet meer voor zijn relaas van het salonleven uit die tijd, maar om de satire op een maatschappij. En alleen daarom blijft hij actueel, en boeit nog steeds. Je merkt het: ik wil de rol van de literatuur niet overschatten, maar ik wil hem beslist niet negeren. We leven allemaal teveel als slaapwandelaars, boeken, om het even welke boeken, moeten ons aan het denken brengen, en dat kan leiden tot de mentaliteitsverandering die nodig is als links zijn objectieven wil verwezenlijken. Een revolutie kan zekere structuren veranderen, maar als dan ook de mentaliteit niet verandert is er in wezen niets gebeurd. Ergens is dat het failliet van het communisme, en dat is een huiveringwekkende conclusie.
A Men spreekt over de mentaliteitsverandering in China.
J Maar we weten zo weinig van China af. De informatie die we krijgen is onbetrouwbaar. Wel heb ik in werken van enkele sinologen gelezen dat wat wij het nieuwe noemen in China helemaal niet nieuw is, maar in de lijn van een 2000 jaar oude ontwikkeling ligt. En ik weet, om dat te bewijzen, ook uit onverdachte bron, dat ieder jaar het centraal comité van de communistische partij in China hulde brengt aan de oude keizers.
A Cuba?
J Ik geloof dat we daar ook niet van een wezenlijke mentaliteitsverandering kunnen spreken, omdat Cuba niet autonoom kan bestaan. Ze zijn afhankelijk van steun uit Rusland. Goed, de openbare dienstverlening bijvoorbeeld is er voor een groot deel gratis, maar dat is niet helemaal in hun systeem geïntegreerd, ze blijven daarvoor afhankelijk van het buitenland. Bovendien ver- | |
| |
toont
de Cubaanse maatschappij zeer totalitaire aspecten. Ik geloof trouwens niet dat er andere dan totalitaire maatschappijen bestaan. Daarom geloof ik dat het enige criterium voor links zou moeten zijn: het volk, de mens, verdedigen tegen de Staat, zelfs als die Staat gelijk heeft. Uit principe zou men altijd de bestaande orde in twijfel moeten trekken. Die bestaande orde zal immers toch nooit precies aan onze verwachtingen beantwoorden. Het gevaar dat dreigt is echter dat er waarschijnlijk een ogenblik komt dat men zich zelfs voor die veranderingen niet meer kan interesseren omdat de problemen die er aan ten grondslag liggen steeds technischer worden. Men leidt de maatschappij bewust die kant uit. We gaan naar de technocratische maatschappij waarin we steeds machtelozer worden. Vergeet niet dat 900 mensen voldoende waren om de Bastille te doen vallen. Nu komen er soms tienduizenden op straat en er gebeurt niets. Tegen die tendens moeten we ons dus in de eerste plaats verzetten.
A Hoe?
J Ik weet het ook niet zo precies. Misschien moeten wij wat minder belang gaan hechten aan de ideologie, en wat meer aan de praktijk. Wij verliezen ons bijvoorbeeld in geweldige bespiegelingen over de participatie, en dat is larie. De concentratie van macht wordt steeds erger, daar verandert de inspraak van de arbeiders niets aan. Hun beslissingsrecht blijft fictief. We moeten het zelfs niet zo hoog gaan zoeken. In Vlaanderen redeneren ze zich dol over het taalprobleem, ze gaan overwinningskreten slaken als de een of andere directeur-generaal van een kapitalistisch bedrijf een flamingant blijkt te zijn in plaats van een franskiljon, maar ze vergeten dat we, om verder te komen, de realiteit moeten veranderen, en niet de woorden. En wat zitten we eigenlijk allemaal te zwammen over de democratisering van de universiteit? Maakt het verschil uit of de student uit een arbeidersgezin komt of uit een middenstandersgezin? De middenstand is even proletarisch geworden als het proletariaat. We zijn allemaal proletariërs.
A Die bourgeois geworden zijn.
J Maar de revolutie wordt altijd geleid door de bourgeoisie. Marx zei het al. De bourgeois heeft immers de tijd en de mogelijkheden om tot bewustwording te komen, om in te zien dat er wat moet veranderen. Mag ik even, bij wijze van analogie, er aan herinneren
| |
| |
dat minstens 80% van de Vlaamse progressieven uit besloten katholieke milieu's komen. Het woord was altijd een privilegie van de heersende klasse, de hoge heren voerden het hoge woord. De uitdrukkingsmogelijkheid van sociaal minder bedeelde groepen was altijd al veel beperkter. De democratische gelijkheid in het Hoger Onderwijs willen verwezenlijken zonder de sociaal gegroeide ongelijkheid er uit te werken is dus onmogelijk, dat is een mythe. De ongelijkheid zit reeds verwerkt in de manier waarop men het woord gebruikt. De wijze waarop iemand zijn taal beheerst, wordt voor een ruim deel bepaald door zijn sociale klasse. En men staat duidelijk wantrouwig tegenover een groeiende taalbewustheid. Hele groepen trachten zich in te kapselen in een voor buitenstaanders gespecialiseerde beroepstaal, om aldus hun positie beter te kunnen handhaven. Het is niet toevallig dat de wetenschappelijke afdelingen aan de universiteiten ook de meest reactionaire zijn. Zelfs dialectiek heeft al een pejoratieve klank gekregen. Maar het scepticisme en de angst van het woord bij velen, is voor ons ook een verheugend verschijnsel.
|
|