| |
| |
| |
Julien Weverbergh
Vroeger heette hij weverbergh, nu Julien Weverbergh, vroeger was hij stroper, nu is hij boswachter. In zijn tijdschrift Bok en in een lange reeks studies en artikelen zaaide hij in de jaren zestig paniek in de rangen van de Vlaamse letterkundigen. Hij had een scherpe pen, hij was jong en niets ontziend, hij had geen respect voor gevestigde figuren of waarden en hij had niet zelden gelijk.
Behalve kritische stukken schreef hij ook creatief proza, zoals Een dag als een ander waarin hij wantoestanden in het Rijksonderwijs aanklaagde, Gilgamesj herschrijven, gebaseerd op de Babylonische mythe van Gilgamesj en Enkidu, en Blauw rapen, thematisch op elkaar inspelende irreële verhalen. Hij publiceerde bovendien boeken als Jij goudgepunte lans, met vertalingen van Franse erotische poëzie door Ernst van Altena, Puin een boek met herinneringen en beschouwingen dat hij als ondertitel ‘korzelig proza’ meegaf, een historische studie als Leopold ii van Saksen Coburgs allergrootste zaak over de schandalen en wreedheden van de kolonisatiepolitiek van deze koning, het Boonboek, samen met Herwig Leus, en, naast nog wat kleiner werk, ook tot veler verrassing een aantal stevig gedocumenteerde en kloek uitziende boeken over ufo's, of ‘vliegende schotels’. Hij verbleef een tijd in Roemenië en werd in 1971, opnieuw tot grote verrassing van velen, directeur van Uitgeverij Manteau.
De afspraak die ik met hem voor dit interview maakte, moest ruim twee maanden uitgesteld worden omdat hij ziek werd. De tand des tijds bijt iedereen. Maar hij is hersteld, hij ziet er goed en ontspannen uit. Eigenlijk zou hij het wat rustiger aan moeten gaan doen, zegt hij. Dat is niet makkelijk als je de momenteel grootste Vlaamse literaire uitgeverij leidt, en met heel wat projecten rondloopt.
Weverbergh roept nu in elk geval minder controverses op dan vroeger, hij is wat bezadigder geworden maar niet fundamenteel veranderd sinds het vorige interview.
Vijftien jaar geleden. Wat zou je nu zeggen?
Precies hetzelfde, dacht ik. Het hele interview zou zo in dit nieuwe boek kunnen, ik zou het niet beter weten te formuleren. Misschien zou ik me wat genuanceerder uitdrukken over de media,
| |
| |
over de waarde van de roman, maar het essentiële uit het gesprek blijft voor mij stand houden.
Dan maar even iets uit dat gesprek citeren. ‘Ik geloof dat het van belang is dat men een zeer scherp onderscheid maakt tussen de auteur die werkt in een gesloten, dus niet-democratische maatschappij, en de auteur die werkt in een wat ik dan maar gemakshalve democratische maatschappij zal noemen.’
Dat ‘gemakshalve’ zou ik nu niet meer zeggen.
Neen? Ik dacht dat men nu vooral gedesillusioneerd is in het feit dat de democratie niet kon worden uitgebouwd, maar duidelijker tot een poppenkast is geëvolueerd.
Ik noem de democratie geen poppenkast. Ik heb sinds ons vorig gesprek in elk geval een dieper inzicht gekregen in de wijze waarop niet-democratische regimes functioneren, en dit ter plaatse na langdurig verblijf en herhaaldelijk bezoek aan Oost-Europa. Ik heb gezien hoe bijvoorbeeld in de communistische regimes elke vorm van individualiteit wordt onderdrukt, de middelmatigheid en grijsheid domineren, de armoede, ook verborgen, immens, de repressie brutaal, de leugen groot is, de grootheidswaanzin woekert, en hoe in deze maatschappij de haat voor de ‘vreemden’, vooral voor de democratieën, stelselmatig aangewakkerd wordt. Het anti-communistische gejoel van Reagan is in vergelijking kleutergestamel. Ik ben er dan ook van overtuigd dat wij hier onze democratie, ook al is ze niet volmaakt en kan het beter, beslist naar waarde moeten schatten. De woorden ‘democratie’ en ‘vrijheid’ lijken in ons spraakgebruik hun inhoud wel verloren te hebben, en er zijn honderden redenen op te sommen waarom de democratische staatsvorm de meest waardevolle is. Ik vind het essentieel dat wij hier, zonder dat we clandestien alle golflengten moeten aftasten, kunnen kennis nemen van allerlei informatie en daar dan bovendien onze mening over kunnen formuleren. Het feit op zichzelf dat de publieke opinie iets is waar rekening mee moet worden gehouden, vind ik zeer belangrijk. Die druk moet niet onderschat worden. Denk maar eens aan het schandaal Nixon. Het is toch maar dank zij de druk van de publieke opinie dat Nixon ten slotte zijn bagage moest pakken? Wat bewijst dat de publieke opinie uiteindelijk mee bepalend is voor de gevoerde politiek. Is dat niet democratisch? Het recht op informatie is toch zeer belangrijk. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de democratie haar fouten en zwakheden heeft, maar de gelegenheid wordt ons geboden, als wij willen, daaraan te sleutelen. Ik laat me dus niet laatdunkend uit over onze democratie, helemaal niet. Maar ik heb wel angst dat deze democratie zal verloederen. Dat wel. En dat is dan uitsluitend de
| |
| |
schuld van de laksheid en de onverschilligheid van de bevolking en van de westerse intellectuelen. De democratie is onze macht, en daar springen wij duidelijk veel te onverschillig mee om. Ik erger me als ik de mensen hier hoor mopperen omdat ze weeral moeten gaan kiezen, wat dus betekent dat hun zondag verknoeid is. Men zou eens moeten beseffen hoe waardevol het is te kunnen gaan kiezen, men zou zich duidelijker moeten voorstellen hoe mensen zich voelen die in een andere sfeer leven. Nog een voorbeeld: de ecologische beweging. Denk je dat die ooit van de grond zou zijn gekomen als we niet in een democratisch regime hadden geleefd? Heb jij al eens iets vernomen over ecologische campagnes in communistische of rechtse dictaturen? Ik geloof dat de communistische staten momenteel precies de grote vervuilers zijn. Door het realiseren van het Donaukanaal is zowat de ganse fauna en flora van de beneden-Donau bedreigd. Een ramp, maar heb jij al enig teken van protest gehoord? Heb jij al gehoord van acties tegen het vervuilen van de Kaspische Zee, of tegen het uitroeien van de flora en fauna in Siberië?
Ik denk niet dat een weldenkend mens hier laatdunkend zal spreken over de democratie. Integendeel. Men wil juist de democratie verdedigen en verbeteren, de desillusie is te vinden in het feit dat men moet vaststellen dat de democratie, waarin men gelooft, niet functioneert zoals ze zou moeten. Men kan hier inderdaad dus wel protesteren tegen, om bij je voorbeelden te blijven, de vervuiling van het milieu, en in Rusland niet, maar essentieel is natuurlijk het effect. Hoe is het resultaat van het protest? Pover.
In Engeland is men er dan toch in geslaagd de Theems proper te krijgen. Het resultaat is inderdaad niet altijd onmiddellijk zichtbaar, maar in de long run blijkt men toch wel iets te bereiken. Je mag het belang van de controlerende publieke opinie nooit onderschatten. In Rusland zijn er ook woonwijken op vuilnisbelten gebouwd, maar omdat men er niet als in Nederland tegen kon protesteren wordt er niets tegen ondernomen. Neen, we moeten niet neerkijken op de democratie, onze democratie. Kijk maar eens om je heen: hoeveel landen hebben nog een democratisch regime? Je kunt haast zeggen dat de democratie niet meer is dan een historisch incident. De mate van vrijheid die wij genieten is uniek in de ganse geschiedenis. Het is dus belangrijk dat wij ons inzetten voor de democratie, dat wij vechten tegen de toenemende verrechtsing. En ik verwijt het precies de intellectuelen dat zij te weinig combattief zijn. Zij zeker moeten de leugens van de politici en hun gebrek aan verantwoordelijkheid aanklagen en op die wijze de democratische instellingen verdedigen.
| |
| |
Intellectuelen, schrijvers - de schrijvers lijken hun belangstelling voor dergelijke thema's te hebben verloren. Engagement is een woord dat nog nauwelijks tot het vocabularium behoort, en zeker in Nederland is dat een duidelijke en verrassende evolutie.
Ik ben van mening dat Nederland veel meer verrechtst is dan België. De onverschilligheid in Nederland voor wat er momenteel in de wereld gaande is bewijst dat toch wel duidelijk. Of kijk maar eens naar de sensationele wijze waarop in Nederland de anti-nucleaire beweging in elkaar is geklapt. Nergens ter wereld gebeurde dat zo vlug en zo sensationeel als precies daar, wat toch wel degelijk bewijst dat het enkel een modeverschijnsel was daar, helemaal niet gedragen door de grote massa. Op literair gebied speelt denk ik het verschijnsel mee dat de generatie die in zestig zeer actief was ondertussen door het establishment werd ingekapseld: de negatieve maatschappelijke krachten hebben de positieve gerecupereerd. Ook de media hebben aan dat inpakken meegewerkt. Men kreeg veel belangstelling, en dat, gekoppeld aan het feit dat de subsidies stegen, er schrijverslonen kwamen, heeft een generatie ontmand. Ook zeer belangrijk is de grote kater van na-Viëtnam. De kater van de verloren morele oorlog, toen men merkte wat er na het stopzetten van de oorlog ginds allemaal gebeurde. Bovendien realiseerde men zich wat de toen zo populaire culturele revolutie van Mao had teweeggebracht. Men spreekt nu voorzichtig van tussen de twintig en de zestig miljoen doden. Men zag in Cuba de grote verloedering zich manifesteren. Natuurlijk verloor men inzet en energie.
Maar de nieuwe, de jonge generatie, heeft evenmin interesse voor maatschappelijke problemen.
Na het uitstapje in de wereld viel de Nederlandse literatuur terug in haar oude plooi. De Hollandse literatuur wordt gekenmerkt door haar bijna uitsluitende interesse voor binnenkamerse problemen. Dat ligt in Vlaanderen toch wel anders. Wij hebben altijd veel meer belangstelling gehad voor wat zich buiten onze grenzen afspeelt. Ik heb de jongste weken een aantal manuscripten ontvangen van jonge Vlaamse auteurs en die gingen over - ik spreek geen kwalitatief oordeel uit - de vrijheidsstrijd van de Basken, de problemen van de eta, de situatie van de kerncentrale in Doel. Geen huis-, tuin- en keukenproblemen dus, zoals in Nederland in de mode is.
De interesse en thematiek is in Nederland gewijzigd, ook de literaire verhouding met Vlaanderen.
| |
| |
Er heerst nu duidelijk laatdunkendheid, maar ook dat is eigenlijk normaal en klopt helemaal met de essentieel provincialistische instelling van de Nederlanders. We mogen niet vergeten dat in Nederland eigenlijk grote onverschilligheid heerst over alles wat buiten de landsgrenzen gebeurt. Ze hebben daar een verschrikkelijk nationalistische reflex. De jaren zestig, begin zeventig waren voor hen een soort escapade, waar ze van teruggekomen zijn. Typerend als bewijs daarvan vind ik het peil van de televisie-uitzendingen. Wij hier in Vlaanderen hebben de kans, en die is uniek op de wereld, om de televisieprogramma's van alle omliggende landen te kunnen ontvangen, plus vier nationale zenders. Als ik vergelijk dan stel ik vast dat Nederland de veruit slechtste televisie maakt. Ze zitten te ingekapseld in hun eigen grenzen, ze bekijken wat daarbuiten gebeurt te laatdunkend, ze zijn onvoorstelbaar oppervlakkig. Dat was vroeger niet het geval. Hun duidingsprogramma's waren vroeger diep borend. Nu niet meer. Hun praatshows gaan nergens over. Er kwam eens een kunstenaar in voor die een valies bij zich had met een kip erin. Jawel, dáár ontstond consternatie over, telefoontjes van bezorgde Nederlanders of dat beest wel lucht en eten genoeg had. Dat vond ik typerend.
Voel je dat verschil in belangstelling ook als uitgever?
Natuurlijk. Vroeger verzette ik de helft van mijn oplage in Nederland, nu nog veertig procent.
Overigens blijft het een feit dat in Nederland meer literair talent aan bod is gekomen dan hier in Vlaanderen.
Akkoord, maar je moet er ook wel rekening mee houden dat men hier niet aan body-building doet zoals in Nederland. Ik noem dat het Mensje van Keulen-syndroom. Iemand buitenmate ophemelen, zo hoog prijzen dat het niet anders kan of de val volgt. En verder is hier toch ook wel enig talent aanwezig. Een auteur als Paul Koeck bijvoorbeeld wordt in Nederland beslist niet op zijn waarde beoordeeld. Het zijn allemaal symptomen van dezelfde ziekte: Nederland heeft gewoon geen interesse voor wat buiten het eigen binnenhuisje gebeurt. Ook niet voor de buitenlandse politiek. Ik heb eens een soort privé-enquête georganiseerd, en wat bleek? Zelfs sommige Nederlandse intellectuelen wisten niet wie president van Frankrijk was. Wat Mitterrand toen deed, met zijn regering waarin hij communisten had opgenomen, was nochtans van groot Europees belang. Maar in Nederland had vrijwel niemand daar van gehoord. De oppervlakkigheid neemt er soms onvoorstelbare vormen aan. Men zegt dat er in Vlaanderen geen echte literaire kritiek bestaat. Dat is zo, maar is het in Nederland zoveel beter? Mensen als Tom van Deel en Wam de Moor schrijven
| |
| |
misschien wel beter, maar wat stellen ze voor? Niets. Er zijn geen gezaghebbende critici meer met het allure, de bagage en de kennis van iemand als bijvoorbeeld Kees Fens in de jaren zestig. Niet de criticus heeft nog gezag, enkel het medium waarin hij schrijft. Men citeert geen naam, men citeert Vrij Nederland of de hp. De grote oplage bepaalt de invloed die men heeft, en dat typeert de schaapachtige volgzaamheid die ginds heerst.
Aad Nuis vertelde me eens dat de citaten die frequent van hem op boekomslagen verschijnen altijd uit zijn stukken in die twee weekbladen komen, nooit uit zijn recensies voor de ‘Haagsche Courant’.
Dat bewijst precies wat ik zeg. Men citeert geen gezaghebbende personen, men citeert bladen met grote oplagen, en dat is helemaal geen gezonde situatie. Er is in Nederland groot gebrek aan individuen die ideeën hebben. In Nederland wordt enkel nog over bijkomstigheden gepraat.
In '69 interviewde ik de schrijver. Nu de uitgever. Waar zit de schrijver?
Ik schrijf nog wel, maar ik publiceer niet meer, omdat ik vind dat in mijn positie en met het soort werk dat ik schrijf publiceren deontologisch niet verantwoord is. Maar ik houd wel een boek bij, ik zal het niet direct een dagboek noemen, meer een tekst in het genre van Puin. Ik zal nu al wel ongeveer duizend pagina's hebben. Hoofdzakelijk herinneringen. Ik heb het allemaal opgeschreven zonder de bedoeling er ooit een letter van te publiceren, maar nu begin ik wel te spelen met de idee er fragmenten uit te publiceren zodra ik op rust ga.
Schrijf je nog over ufo's?
Dat onderwerp is voor mij uitgeput. ufo's in het verleden was mijn laatste boek daarover. En overigens was en is het niet in de eerste plaats het ‘Unidentified Flying Object’ dat me interesseerde, wel hoe een bepaald gegeven, dat onloochenbaar bestaat, in de pers aan bod komt. Ik wilde aan de hand van een duidelijk omschreven onderwerp onderzoeken hoe een verschijnsel in de pers wordt geïnterpreteerd. Daar gaan essentieel mijn ufo-boeken over. Dat heeft men nooit goed willen inzien. Het ufo-verschijnsel bestaat, ik persoonlijk ben ervan overtuigd dat het om een tot op heden niet verklaard natuurverschijnsel gaat, en ik heb dat gegeven bestudeerd in functie van iets dat me altijd heeft beziggehouden, de relatie tussen feiten en tekst, de interpretatie van feiten. Met ufo logen en fanclubs en dergelijke heb ik nooit contact gehad, het verschijnsel op zichzelf interesseerde me slechts matig.
| |
| |
In het interview van toen was je erg pessimistisch over het verhalende proza. De schrijver behoort tot een uitstervend ras, zei je, en: ‘Het eerste zieltogend slachtoffer is natuurlijk het verhalende proza, de roman.’ Ik geloof dat het verhalende proza een indrukwekkende come-back heeft gemaakt sindsdien.
Juist. Ik ben ook teruggekomen op dat idee. Ik had toen een te groot geloof in de impact van de televisie. Ik overschatte duidelijk de kracht van de televisie om ideeën over te brengen. De televisie brengt te veel aan beeldinformatie, te weinig aan duiding. Maar ik geloof dat dit inherent is aan het medium zelf. Wij beginnen nu pas te beseffen, stilaan, wat dit medium kan en niet kan. Ik geloof nu dat de literatuur inderdaad haar functie zal behouden. Wel zal men er rekening moeten mee houden dat de nieuwe media, radio, televisie, video, talent zullen afschuimen, potentiële auteurs zullen aantrekken, maar belangrijk is dat de nieuwe media niet de behoefte aan literatuur zullen compenseren. Lezen schept meer mogelijkheden tot denken. De grote vraag is natuurlijk wel of dat ook geldt voor mensen die niet zoals wij met het woord zijn groot gebracht, maar met het berekende beeld... Die overschatting van de macht en invloed van het beeld leidde ook tot een zekere paniek op de markt van de encyclopedieën. Maar men is daar nu van teruggekomen, en zowel Winkler Prins als Larousse zijn reeds gestart met de voorbereiding van een nieuwe editie. Onlangs was ik bij een kennis die een tv-toestel heeft met printer. Je weet dat je de teletekst ook gedrukt kunt krijgen. Hij riep een informatie op, zag die duidelijk op het scherm, maar drukte toch onmiddellijk op de knop om ze ook op papier in handen te krijgen. Dat vond ik een typerende en bijzonder belangrijke reactie. Over de toekomst van de literatuur denk ik dus veel genuanceerder dan vroeger, dat is een feit.
|
|