| |
| |
| |
Ward Ruyslinck
Het is haast niet te geloven, maar als dit boek verschijnt is Ward Ruyslinck een ambtenaar in ruste. Dan hoeft hij zich nog minder dan hij altijd al deed te mengen in het sociale of artistieke leven. Hij is een Einzelgänger. De rust van het Pulderbos in de Kempen is hem van harte gegund.
Is hij, nu vijfenvijftig jaar, en bijna dertig jaar na de publikatie van zijn eerste roman De ontaarde slapers nog steeds (een van) de meest populaire Vlaamse auteurs? Een van de regelmatigste, beslist qua tempo van publikatie en kwaliteit van het werk? Is hij nog steeds een, zoals een Vlaamse krant hem noemde, ‘gekneusde filantroop’? Ook een van de meest gelezen Vlaamse auteurs in Nederland? Een van de meest vertaalde uit ons taalgebied? Een van de veelzijdigste ook: hij heeft gedichten geschreven, romans, verhalen, artikelen, toneel, en essays en studies over plastische kunstenaars, politieke onderwerpen, en dierenmishandeling? Een spotziek man, een verbitterd intellectueel, of zomaar een fabrikant van vlot lezende romans?
Hij is een gevoelig man. Daarover ging een van zijn jongste romans De boze droom het medeleven en daarover schreef hij een opgemerkt artikel, over de verloedering van het gevoel, over de slechte faam waarin men gevoelens tracht te verzuipen. Hij schreef ook een ‘thriller’ die ik niet zo geslaagd vind. ‘Ik zou je kunnen wurgen als je niet zegt dat Wurgtechnieken een van mijn beste boeken is,’ zegt hij. Het werk is overal geestdriftig ontvangen. Maar hij is verdraagzaam, ik heb ook recht op mijn slechte smaak, zegt hij. In elk geval: hij blijft een van onze bedrijvigste auteurs en een auteur wiens werk bij het lezen nooit de zure smaak van tijdverlies heeft. Er hoeft geen lange opsomming van titels te volgen. Hij is ook een auteur die alles behalve onverschillig is voor de sociale realiteit.
Ik veronderstel dat je het interview van toen hebt herlezen. Je eerste reactie na lectuur?
Ik constateer dat mijn visie ondertussen nauwelijks veranderde, omdat ook de jongste ontwikkelingen mijn pessimistisch standpunt schijnen te bevestigen.
| |
| |
In het begin van het interview van toen zei je dat ‘zowel het actieve als het passieve engagement van enkelingen of groepen tot geen enkel zichtbaar resultaat leiden’. Dat was inderdaad een pessimistisch standpunt.
Het individueel engagement kreeg in de jaren zestig-zeventig nog enig gehoor, er werd tot op zekere hoogte rekening mee gehouden of er ging tenminste een onmiskenbare invloed van uit - denk aan Che Guevara, Marcuse, Böll, Martin Luther King, Soltsjenitsyn, de profeten van een nieuwe rechtvaardiger wereld - maar dat lijkt nu wel definitief voorbij. Hoor jij nog zulke gezaghebbende stemmen van het menselijk geweten? De rebellie van het individu is gesmoord in de doctrines van een steeds onverzettelijker autocratisch gezag, van een logge staatsmacht die zich ondemocratisch volmachten toeëigent en er de installering van de raketten doordrukt tegen de volkswil in. In Frankrijk hebben we een socialistische regering aan de macht zien komen, die het ideaal van het gebroken geweer schaamteloos heeft vervangen door de arrogantie van een versterkte ‘force de frappe’. In Engeland is de onweerstaanbare opkomst van de conservatieve Iron Lady, die staat voor alles wat in de jaren zestig-zeventig door New Left werd bestreden en verworpen, ook een veeg teken aan de wand. De politieke leiders hebben overigens van de economische crisis dankbaar gebruik gemaakt om de macht verder aan te sleutelen en ons door een aantal nooddecreten af te leiden van gevaarlijke dromen als vrijheidsbeleving, inspraak in het gemeenschapsbeleid en sociale hervormingen. Dit is geen balans die tot optimisme stemt.
Helemaal niet, maar je zou ook kunnen stellen dat zonder de acties van toen heel wat bewegingen van nu nooit van de grond waren gekomen: anti-raketten, actiegroepen voor gastarbeiders, Derde Wereld, enzovoort...
Dit is een sterk overtrokken positieve conclusie. De massale, indrukwekkende vredesbetogingen van eind 1981 en van 1983, het symbolisch beleg van de bases van Commongreen, Florennes en Woensdrecht en alle andere signalen van onze woede en ons onbehagen hebben bij nadere beschouwing de besluitvorming van de betrokken regeringen niet beïnvloed. In Engeland en Duitsland zijn de raketten al geïnstalleerd en je hoeft geen helderziende te zijn om te voorspellen dat ook wij voor het beruchte dubbelbesluit zullen moeten zwichten, al kijkt de Belgische regering nog maar even de kat uit de boom en hebben de Nederlandse bondgenoten een compromis uitgedokterd dat ‘ja, maar nu niet meteen’ betekent. De duiven verzamelen zich en de haviken zitten onder een valkekap in de kruin van de taxus, die de boom des
| |
| |
doods is. Zo zie ik dat. En wat de overige aanloopbewegingen betreft: je moet een onrealistische dromer zijn om te beweren dat Women's Lib en de Dolle Mina's hebben bereikt wat ze wilden bereiken. De feministen hebben even flink mogen bekken en zich democratisch manifesteren, maar tot een reële ontvoogding van de vrouw is het niet gekomen, wees eerlijk. Ook de actiegroepen voor gastarbeiders hebben redenen om zich teleurgesteld te voelen. We hebben een wet tegen het racisme cadeau gekregen, jawel, en dat betekent dat we voortaan niet meer mogen roepen of schrijven ‘stinkende neger’ of ‘vuile Marokkaan’, maar aan de sociale en juridische status van de gastarbeiders in West-Europa is geen moer veranderd. Integendeel: neofascisten als Almirante en Le Pen, die hun racistische opvattingen niet onder stoelen of banken steken, hebben hun intrede in het Europees Parlement gedaan. We hebben blijkbaar niets uit het verleden geleerd. De tolerantie en halfslachtigheid van de westerse democratieën hebben in de jaren dertig al tot een nachtmerrie geleid en het ziet er naar uit dat wij nu schoorvoetend in dezelfde val lopen. Nee, we hoeven ons geen illusies te maken: volgens mij is het prachtige vuurwerk uit de vorige decennia op enkele vonken na gedoofd.
Niettegenstaande crisis en inflatie neemt de ellende hier nog niet direct ‘sensationele’ vormen aan. Elders wel. Als het in Afrika of Zuid-Amerika ooit tot de (onvermijdelijke) uitbarsting komt, wat zal daar dan hier het effect van zijn?
Zo onvermijdelijk lijkt me die uitbarsting niet. Ze lijkt me zelfs onwaarschijnlijk. Grote delen van Afrika en Zuid-Amerika zijn officieus ingelijfd en mooi ingepakt (daarmee bedoel ik: tot de tanden bewapend, militair en ideologisch) door de neokolonialistische supermogendheden. De Verenigde Staten en de Sovjetunie hebben de onrustigste staten en staatjes in dat deel van de wereld ‘gestabiliseerd’ zoals dat heet. In die omstandigheden heeft, ondanks honger, armoede en corruptie, een ingrijpende revolutie wellicht geen schijn van kans. Een deprimerend voorbeeld daarvan is Zaïre. Waarom, denk jij, zit Moboetoe, die zogezegd ‘de welvaart en rust’ in zijn land verzekert, ondanks repressie en economische ontwrichting al twintig jaar lang vast in het zadel? Waarom weet Fidel Castro, de vazal van Moskou, zich al een kwart eeuw lang in zijn communistisch bolwerk te handhaven? Ik zie het daar nog niet zo direct gebeuren. Een veel gevaarlijker kruitvat lijkt me het Midden-Oosten, en met name de islamitische revolutie, die geen kapitalistisch of communistisch brood eet maar haar eigen fanatieke, onverdraagzame dogma's uitdraagt. Wat de weerslag van een explosie in dat gebied op Europa en de rest van de wereld zal zijn, is moeilijk te voorspellen, maar aangezien wij zo afhankelijk
| |
| |
van hun olie zijn, zullen we er zeker geen vette soep van kunnen koken.
Je zei ook dat je dacht dat de jongeren nog niet rijp waren voor een nieuw sociaal bewustzijn met alles wat dat inhoudt, onder meer zelfkritiek.
Ik vrees, achteraf gezien, dat de alternatieve, maatschappijkritische jongerenbewegingen van de jaren zestig-zeventig (de hippies, de Dolle Mina's, Provo, de Amsterdamse Kabouters, de punkers, enzovoort) zich veel te ludiek hebben opgesteld. Ze werden niet ernstig genomen, ze werden ook door progressief denkende burgers weggelachen. Het was eigenlijk maar een mal vertoon, weet je wel. Ze hadden in feite geen fundamentele, politiek realistische opvattingen of programma's en daardoor kregen ze geen greep op de maatschappelijke werkelijkheid. De jongste generatie, althans in Vlaanderen en Nederland, schijnt haar politieke visie en haar sociale opties ernstiger en pragmatischer, en dus ook geloofwaardiger, te verkopen en dat vind ik persoonlijk toch wel een pluspunt. Het is duidelijk geworden dat wij aan circusvertoningen en gewelddadige omwentelingen geen boodschap hebben. Ernstige, bekwame, geduldige mensen moeten het pad voor ons effenen. De doorsnee burger in de Lage Landen is bang voor ‘avonturen’, waardoor al te veel verworvenheden op de helling worden gezet. Dat is ook een van de redenen waarom jonge politici - de verjonging van de politieke kaders omstreeks het eind van de jaren zeventig is ook een opmerkelijk verschijnsel - hun progressieve ideeën conservatief moeten verkopen. Dat hebben lieden als Ed Nijpels, Guy Verhofstadt en Eric Van Rompuy uitstekend begrepen. Ook de Groenen boezemen vertrouwen in omdat zij zonder clownerieën en holle leuzen een aantal essentiële, veel te lang verwaarloosde problemen in het gewricht willen pakken. Een kleurige, maar niet zo vast omlijnde figuur als ‘kabouter’ Roel van Duyn zou vandaag geen enkele kans hebben om mee de dienst uit te maken of zelfs maar enig gewicht in de weegschaal te werpen. Tempora mutantur.
In ons vorig gesprek vreesde je reeds een verontrustende verschuiving naar het totalitarisme. Dat is nu in zoverre realiteit dat ik me afvraag of we nog wel echt kunnen spreken van ‘democratie’. Behoort dat woord reeds niet tot ‘newspeak’?
In ons vorig gesprek heb ik, naar aanleiding van een gelijkaardige vraag, de klacht van Goethe's Faust aangehaald: ‘Ich finde nicht die Spur von einem Geist und alles ist Dressur.’ Die constatering geldt ook vandaag nog, misschien meer dan ooit. Ons democratisch bestel is, net als om het even welk totalitair regime, gedegenereerd
| |
| |
tot een vulgaire dressuur waaraan de geestelijke waarden, voor zover ze erkend worden, ondergeschikt zijn. Ook de artistieke expressie wordt van bovenaf gemanipuleerd, geconsacreerd of verworpen, hoe dan ook op een ongenuanceerde wijze geëtiketteerd. Het verschil met totalitaire regimes is dat wij weliswaar mogen zeggen en schrijven wat we willen, maar dat er niet naar ons wordt geluisterd. Ik zou dat liever geen ‘newspeak’ noemen - het klimaat van Orwells samenleving is goddank (nog) niet te vergelijken met het klimaat van de onze - maar veeleer ‘deafspeak’, praatjes voor dovemansoren.
Je standpunten zijn nog steeds essentieel dezelfde, maar in je werk is de thematiek toch wel geëvolueerd, in elk geval minder direct kritisch dan in Het reservaat geworden. Met uitzondering allicht van De heksenkring, een van je beste werken, is je aandacht zich gaan verspreiden over lawaaihinder, filosofische problemen, dierenmishandeling, enzovoort. Je stopte ook je medewerking aan het tijdschrift Vrede. Betekent dit allemaal dat je positie in de maatschappij toch veranderd is?
Mijn positie als mens (én dus als schrijver) in de maatschappij is niet wezenlijk veranderd, nee, dat geloof ik niet. Ik kan me niet voorstellen dat zo iets zou kunnen gebeuren zonder dat je persoonlijkheid wezenlijke veranderingen ondergaat, en dat is zeker niet het geval. Wel heb ik een tijdlang in mijn geschriften naar een samenvattende visie, een filosofische synthese gestreefd. Ik had daar als kritisch en sociaal geëngageerd individu gewoon behoefte aan. Romans als Het dal van Hinnom, Het reservaat, De Apokatastasis en Op toernee met Leopold Sondag waren pogingen in die richting. Maar in die synthesen kon ik een aantal voor mij belangrijke problemen, emotionéél belangrijke problemen, slechts zijdelings of onvolledig behandelen: het akoestisch geweld bijvoorbeeld, en de dierenmishandeling. Die ‘aspecten’, die in feite met het fundamentele probleem van de agressie te maken hebben, heb ik in afzonderlijke werken proberen te verdiepen. Ook het trauma van de gevoelsmens in onze nuchtere, utilitaristische, technologische samenleving, een thema dat ik al eerder in Het reservaat had behandeld, heb ik later doorgetrokken naar de roman De boze droom het medeleven en mijn Open brief aan de gevoelsafschaffers. Al die stukken van de puzzel, die toch elke levensbeschouwing is, kun je mooi aan elkaar passen. Mijn medewerking aan Vrede heb ik na een jaar of vijf stopgezet, omdat ik vond dat het tijd werd om af te haken. Ik ben niet het schrijverstype dat een onuitputtelijke inspiratie vindt in één onderwerp, dat iedere maand weer een rubriekje kan breien rondom een politieke actualiteit. Voor iemand met mijn temperament is dat erg afstompend. Dat
| |
| |
betekent niet dat ik mijn belangstelling voor vredesproblemen verloren heb. In het verhaal ‘Het meisje dat de vrede opat’ bijvoorbeeld keer ik toch weer tot die problematiek terug en in De Morgen heb ik eind vorig jaar mijn standpunt ten aanzien van de bewapeningswedloop uitvoerig toegelicht. Ik geloof dat ik mezelf, roman na roman, verhaal na verhaal, steeds duidelijker zichtbaar ben gaan maken, al lijken sommige geschriften oppervlakkig gezien zijsprongen.
In een interview zei je wel eens dat je verdraagzamer wordt.
Onverdraagzaamheid is een kenmerk van de jeugd en van de bekrompenheid. Ik ben een tijdlang jong geweest, en waarschijnlijk ook bekrompen. Bekrompenheid heeft vaak te maken met het koesteren van idealen, die je geestelijke horizon beperken. Hoe mooi een ideaal ook is, het versmalt je bewustzijn en beperkt je inlevingsvermogen. Zodra je meer open gaat staan voor de denkbeelden van anderen, al hoef je die niet te delen, word je verdraagzamer. Ik kom meer en meer tot de vaststelling, dat de mens in onze westerse samenleving het produkt is van constante manipulatie en indoctrinatie, wat tot ‘sektarisering’ van de maatschappij leidt. Het komt eropaan de mens uit die sektarische beperking en vermuffing te bevrijden om hem verdraagzamer te maken. Ook dát is misschien een ideaal, en dus gevaarlijk, verwerpelijk. Ik neem me best nu maar al voor het te relativeren.
Men klaagt erover dat de Nederlandse auteurs en critici zich steeds onverdraagzamer opstellen tegenover de Vlaamse. Oorzaken, redenen, verklaring?
Ik geloof dat de verloochening van de Vlaamse literatuur, en niet alléén van de literatuur, door de Nederlandse media (gevolgd door een deel van het publiek) te vergelijken is met wat men in de transplantatietechniek afstotingsverschijnselen noemt. Wij hebben ons in de jaren vijftig en zestig veel te geestdriftig, met slaafse aanhankelijkheid zou je kunnen zeggen, aan onze noordelijke broeders opgetrokken. We hebben ze naar de ogen gekeken, ze schaamteloos opgevrijd. Nederland was hét grote voorbeeld, de wijze erfoom die ons op het rechte taal- en cultuurpad zou brengen. We hebben ze in alles nageaapt en dat moest ze wel irriteren. In een meester-slaaf-verhouding wordt de meester uitgedaagd om de slaaf te trappen en te vernederen. Dat is dan ook gebeurd. Wij waren op weg om namaakhollandertjes te worden. Godfried Bomans, een man met een rechte blik en een groot hart, heeft in 1971 nog een moedige poging gedaan om die scheve toestand recht te trekken en ons in onze eigenwaarde te bevestigen, maar het tij was al gekeerd. Zes jaar later zou Jeroen Brouwers, de gewezen slaaf
| |
| |
van de Vlamingen, zich wreken door als een grootinquisiteur aan te treden en zo goed als de hele Vlaamse literatuur tot de brandstapel te veroordelen. Zo zachtjes knetterden de letteren niet, ze laaiden hoog op. Het hek was van de dam. Wij werden tot persona non grata verklaard, ten onrechte, want het kind werd met het badwater weggegooid. Ik veronderstel dat ook andere factoren, zoals uitgeversbelangen en uiteenlopende trends, hebben meegespeeld, maar hoe dan ook, het staat voor mij vast dat wij het slachtoffer zijn geworden van onze haat-liefde-verhouding met Holland.
Er is meer veranderd in Nederland: het literair engagement is er vrijwel volledig verdwenen. Hoe verklaar je dat?
De verklaring hiervoor lijkt me simpel genoeg om betrouwbaar te zijn. Elke literaire generatie zet zich instinctief af tegen de vorige, heeft er behoefte aan de bakens te verzetten. Het engagement heeft bijna twintig jaar lang de Nederlandse letteren beheerst; het is logisch dat de nieuwkomers zich niet op die verarmde grond willen vestigen om hun eigen gedachtengoed uit te zaaien. Onze generatie heeft zich met haar cynisme, haar ethisch elan en haar scherpe maatschappijkritiek toch ook gedistantieerd van de streekroman en de kleinburgerlijke idealen die voordien opgeld deden. Iedere generatie ontwikkelt haar eigen waarden, haar eigen filosofie en helaas ook haar eigen odium. Het is een natuurlijke fluctuatie waaruit de vernieuwing en de revaluatie ontstaan. Ik houd me aanbevolen voor elke andere interpretatie van het door jou gesignaleerde verschijnsel.
In welke mate wordt jouw werk mee bepaald door de huidige crisissfeer?
Ik word daar eerlijk gezegd nauwelijks door beroerd, waarschijnlijk omdat ik hoofdzakelijk gefascineerd ben door menselijke gedragingen in het algemeen en minder door menselijke gedragingen in bepaalde omstandigheden. De realiteit als historisch segment is overigens nooit mijn directe inspiratiebron geweest. Ik heb behoefte om zelf situaties uit te denken, buiten de gegeven tijd en ruimte, en die dan in te vullen. Ik zou je ten anderen durven vragen: welke crisis bedoel je? Is er een crisis? Ik merk daar zo weinig van in het menselijk gedrag. De mensen fuiven, vreten, drinken, zoeken zonnige vakantieoorden op, net als tien jaar geleden. Ben ik een oppervlakkige waarnemer als ik zeg dat de wereld nog steeds een feest lijkt voor de meeste mensen? Ondanks de werkloosheid en de malaise en de zwakke Belgische frank geloof ik niet dat de tijden slechter zijn geworden, en ik dank de Nederlandse socioloog Abram de Swaan die daar een bemoedigende verklaring
| |
| |
voor heeft. ‘De waarneming,’ zegt De Swaan, ‘dat de tijden slechter, de kinderen dommer en de minderen brutaler worden betekent al sinds duizenden jaren niets anders dan dat de spreker ouder geworden is dan hij was.’
En om te besluiten een citaat uit Orwell: ‘Mass-suggestion is a science of the last twenty years, and we do not yet know how succesfull it will be.’ Een uitspraak over een thema dat jou duidelijk bekommert. Ben je het er mee eens?
Ik ben het niet helemaal met Orwell eens: ‘mass-suggestion’, wat wij bij voorkeur manipulatie of indoctrinatie noemen, is iets dat in een weliswaar minder geïnstitutionaliseerde, maar even geraffineerde vorm al lang vóór de twintigste eeuw voorkomt. Alle dictators en absolute heersers hebben er te gelegener tijd gebruik van gemaakt. Denk aan de beroemde laudatio van Marcus Antonius na de moord op Caesar. De versie van Shakespeare mag dan al een dramatische fictie zijn, ze getuigt van massapsychologie en sluwe demagogie. Waarschijnlijk heeft Orwell wel gelijk wanneer hij beweert dat de manipulatie zich in de jaren dertig tot een wetenschap heeft ontwikkeld. Die evolutie danken we, en dat wist Orwell ook, aan het demonische propaganda-apparaat van Goebbels, de leerling-tovenaar van Hitler. De nazi's hebben inderdaad de in geloofwaardigheid verpakte leugen tot wetenschap verheven - een wetenschap die zich ondertussen, met méér bijval dan Orwell mag gevreesd hebben, over de gehele wereld als een haast legaal machtsinstrument heeft verspreid. Ook de westerse democratieën schuwen de manipulatie niet. Het is, voor mij in ieder geval, verbijsterend te ervaren hoe irreëel groot de invloed van de ‘mass-suggestion’ bij Amerikaanse verkiezingscampagnes is. Niet alleen de ‘speech’, maar ook de fysieke eigenschappen van een presidentskandidaat én van diens vrouw zijn van aard om het kiezerskorps te beïnvloeden. In feite hebben we hier te maken met vormen van hersenspoeling die, als ze op individuele politieke gevangenen worden toegepast als immoreel gebrandmerkt worden, maar die in een publieke context geestdriftig worden beluisterd en toegejuicht. Het meest onthutsende voorbeeld van manipulatie met medeplichtigheid van de media is de manier waarop de Amerikaanse persmagnaat Randolph Hearst kort na de Tweede Wereldoorlog de beruchte donderpredikant en show-profeet van de koude oorlog Billy Graham heeft gecreëerd. Toen Graham nog een min of meer roemloos keffertje was, hoorde het dienstmeisje van Hearst hem eens in een van zijn toespraken fulmineren tegen het communisme en de goddelijke zending van Amerika opvijzelen. Dat gansje kwam erg onder de indruk van Grahams ‘charisma’ en deed hierover een geestdriftig verhaal aan haar invloedrijke
| |
| |
werkgever. Hearst stuurde prompt een telegram naar zijn krantengroep en radiostations: ‘Steun Graham. Blaas hem op. Maak hem groot.’ En zo geschiedde. Hearst maakte van Graham een vedette en een miljonair. To-day, George, we really know how successful it is.
|
|