| |
| |
| |
Hubert Lampo
Eind 1983 verscheen Over Hubert Lampo - beschouwingen en interviews in de reeks bzztôh-Literair Archief. Ik kan geen betere inleiding tot dit gesprek verzinnen dan de eerste alinea van het ‘Ten geleide’, geschreven door samensteller Jef van Gool.
‘Hubert Lampo publiceert nu welgeteld 41 jaar en het is nauwelijks overdreven te stellen dat hij al 41 jaar een controversieel auteur is. Weliswaar kan hij bogen op een groot en blijkbaar trouw lezerspubliek en op de waardering of anderszins de welwillendheid van vele, ook toonaangevende, critici, maar daar staat tegenover dat zijn toch niet onaanzienlijke produktie van bij de aanvang ook sterk negatieve reacties heeft opgeroepen. Wanneer een auteur niet algemeen bijval vindt, is dat uiteraard nog geen reden hem controversieel te noemen. Wat deze karakteristiek in het geval van Lampo wel rechtvaardigt, is het feit dat de weerstand tegen zijn werk nimmer is afgenomen. Steeds weer hebben nieuwe generaties critici en recensenten, vanuit verschillende en niet zelden tegengestelde overwegingen, daarin een steen des aanstoots gevonden.’
De grote aanvallen op Lampo behoren nu wel definitief tot het verleden, wat natuurlijk niet betekent dat zijn werk voortaan of in grote onverschilligheid of unaniem lovend wordt ontvangen. Over het algemeen vindt men zijn essayistisch werk interessanter (speelser, boeiender geschreven) dan zijn romans. Zijn jongste roman Zeg maar Judith werd zelfs als zwak beoordeeld. Meer dan vierhonderd pagina's, geschreven na een nogal langdurige en verlammende ziekteperiode. Sinds het vorige interview schreef hij verder romans en verhalen, essays, werd vertaald, maakte de bewogen verfilmingen van zijn werk mee, bleef zeer bedrijvig als publicist.
Hij is, na Van der Veen, de oudste schrijver van het in dit boek verzamelde gezelschap. Hoe dan ook, een innemend en vriendelijk man. Zijn stijl is barok, zijn praten soms ook, soms ook docerend, maar dikwijls ook aarzelend, vragend.
Nog akkoord met de vijftien jaar jongere Lampo?
Over het algemeen sta ik nog achter mijn meningen van toen. Dat komt natuurlijk ook wel omdat ik in ons interview van eertijds geen bijzonder diepgravende theorieën heb gespuid, me bij een
| |
| |
aantal algemeenheden heb gehouden, maar toch. Wat wel veranderde dat is de tijd waarin we leven, dat is duidelijk.
We hoopten toen ook allemaal dat de tijden drastisch gingen veranderen. Maar niet in de richting die het nu uitgaat.
Ik verwachtte ook in de jaren zestig niet direct veranderingen die men revolutionair zou kunnen noemen, ik verwachtte niet eens een grote sociale evolutie en nog minder een revolutie. Neen, helemaal niet, ik zag dat niet gebeuren omdat iedereen zich duidelijk inkapselde in de opkomende of de reeds volop heersende welstand. Ook de arbeiders voelden zich welvarend. Dat is niet het klimaat waarin drastische veranderingen kunnen plaatsvinden. Het verlangen naar een anders ingerichte maatschappij leefde waarschijnlijk wel bij een aantal jonge mensen, maar ik was in die tijd toch ook al bijna vijftig, ik behoorde dus niet tot die kleine of mogelijk grotere minderheid die de wereld reeds zag veranderen. Nee, ik heb nooit geloofd in de rozerode dageraad van een geheel nieuwe wereld. In het gesprek dat we toen hadden heb ik mezelf aan een soort gewetensonderzoek onderworpen. Wat ik wel bijzonder vreemd vind is dat de meerderheid van vandaag zich niettegenstaande de evolutie en alles wat er sindsdien gebeurde nog steeds tracht te installeren in de sfeer van de late jaren zestig. In het dorp waar ik woon zie ik dagelijks bij het gebouw van de stempelcontrole de werklozen arriveren in soms peperdure wagens. Ze gaan zich even melden en haasten zich dan naar het zwart werk dat ze verrichten. Begrijp me asjeblief niet verkeerd, ik wil wat ik nu zeg niet veralgemenen, ik wil niet als een geconstipeerde bourgeois reageren en de enorme miserie die er bij veel mensen heerst niet ontkennen of minimaliseren, maar ik kan evenmin ontkennen wat ik met eigen ogen zie. Wat ik ermee zeggen wil is vooral dat ik constateer dat de mensen gewoon verder bouwen aan de droom van toen, de droom van de steeds groter wordende materiële welvaart. Dat is de realiteit. De visie, de mentaliteit van toen, is tot op zekere hoogte onveranderd gebleven niettegenstaande de vaak meer benepen materiële omstandigheden waarin de mensen moeten leven. Men wil nog steeds met dezelfde objectieven leven, in dezelfde illusies. En dat terwijl toch ook de ellende toeneemt, vooral bij de jongeren die van school komen en geen werk vinden. Mij maakt men niet wijs dat ze best tevreden zijn met de staatssteun die ze krijgen. Helemaal niet. Integendeel, de frustraties bij de jongeren moeten enorm zijn en als er ooit een reactie komt op de maatschappij van vandaag, dan zal ze van die jongeren komen. En het zal dan een heel wat minder ludieke reactie zijn dan die van de jaren zestig. Ik hoop tenminste dat de jongeren van vandaag nog de energie zullen kunnen opbrengen om
| |
| |
te protesteren en te reageren tegen de heersende onrechtvaardige toestanden en schandalen. Maar soms vrees ik dat, begrijpelijkerwijze misschien, de aankomende generatie te ontgoocheld of reeds te erg gebroken is om nog iets reëels te kunnen of te willen ondernemen. Ik vraag me wel eens af voor wie deze mensen zouden moeten stemmen. Zelf ben ik altijd een socialist geweest, dat ben ik nog steeds maar, eerlijk gezegd, toch zie ik het soms niet meer zitten. Dat zal dan wel de ontmoediging zijn van een ouder wordend man. Maar waar zijn de grote, betrouwbare figuren als een Huysmans, een Van Acker?
Wanneer wij de literaire wereld als voorbeeld nemen denk ik wel dat je terecht van ontmoediging kunt spreken. Vroeger was het engagement in de literatuur iets dat volop in de belangstelling stond, terwijl nu ook de jongere generatie schrijvers daar geen heil meer in schijnt te zien. Denk aan de muffe navelkijkerij van sommige Noordnederlandse jongeren, of aan de afgesabbelde thema's waar veel Vlaamse jonge auteurs nog steeds mee bezig zijn.
In zestig was het engagement inderdaad aan de orde van de dag. Je hoorde tussen schrijvers nauwelijks over iets anders praten. Wie er bedenkingen bij had trachtte men ijverig een slecht geweten aan te praten. Ik spreek van ondervinding op dat gebied en ik heb toch ook geëngageerde werken geschreven. Voor De belofte aan Rachel en zo kneep men opzettelijk de ogen dicht. Ik kan mij overigens niet helemaal van de indruk ontdoen dat men in die jaren ook vaak misbruik van het engagement heeft gemaakt om de literatuur die voorafging te kunnen opruimen. Door sommigen werd de sociale inzet als alleenzaligmakend voorgesteld omdat zij daardoor hun overigens grotendeels denkbeeldige machtspositie konden verstevigen. Door sommigen, niet door iedereen. Belangrijk is trouwens ook het oordeel van het publiek. Er zijn heel wat sociaal geëngageerde auteurs waar ik groot respect voor had, en die ik sterk ben blijven waarderen, omdat ze trouw zijn gebleven aan hun opvattingen, hoe zich hun verdere literaire ontwikkeling ook voltrok. Zij die ik bedoel waren geen grootschreeuwers maar consequente mensen, schrijvers als Ward Ruyslinck, Clem Schouwenaars, Walter van den Broeck, Paul Koeck en nog een aantal anderen, harde werkers ook. Wat we literair ook willen bereiken, wat we als schrijver ook willen verkondigen, we moeten dat doen in en met ons werk. Natuurlijk kan men insgelijks buiten de literaire activiteit opinies uiten, door journalistieke bijdragen bedoel ik, maar essentieel is het zuiver creatief schrijven. Denk bij wijze van voorbeeld maar eens aan een auteur als Piet van Aken. Ik heb zopas zijn volledig werk herlezen, want ik moet nu, na zijn dood,
| |
| |
een stuk over hem schrijven. Hij was een man die zichzelf steeds trouw is gebleven, hij bleef rechtlijnig en deed geen concessies. En wat een authentiek talent! Je moest moed hebben om op een zeker ogenblik een boek als De blinde spiegel te publiceren. Ik doe mijn hoed af voor de volstrekt rechtlijnige eerlijkheid waarmee hij, overtuigd socialist, de volgens hem bestaande tekortkomingen van het socialisme van vandaag heeft willen belichten. Zelf sprak hij nogal schertsend over dat boek, en noemde het eens een feuilleton. Daarbij dacht hij beslist aan de feuilletons die lang geleden tot de doorbraak en het succes van de socialistische ideeën hebben bijgedragen. Eugène Sue heeft uiteraard de Vlaamse massa meer aangesproken dan Marx of Engels. Bij een man als Van Aken treft het me dat er geen onderscheid valt te maken tussen de mens en de schrijver. Er waren voor hem op dit stuk nooit problemen. Hij was zich bewust van zijn taak, hij haatte profiteurs en wilde dus zelf geen profiteur zijn. Je weet dat hij als jonge man begonnen is als redactiesecretaris van De Werker, het weekblad van de vakbond, en dat is hij bewust gebleven. Hij wilde niet naar de top, al heeft men hem vermoedelijk wel de kans geboden, hij wilde niet profiteren van de relaties die hij door zijn werk met vrijwel alle belangrijke politici had. Alles wat hij wilde was een net voldoende materiële basis om als auteur te kunnen schrijven wat hij zeggen wilde. En dat heeft hij gedaan. Na zijn dood moeten wij zijn werk zoveel mogelijk in ere houden.
Na zijn verzameling artikelen en polemische stukjes Agenda van een heidens lezer, verschenen in 1967, duurde het opeens tot 1979 eer de toch altijd actieve auteur Van Aken weer met een nieuw werk kwam, de roman Dood getij. Ik had hem de vraag natuurlijk liever zelf gesteld, maar heb jij een vermoeden van de reden van dit toch wel lange zwijgen?
Ongeveer drie weken voor hij een fatale hersenbloeding kreeg heb ik van hem nog een brief ontvangen. Een brief naar aanleiding van een recensie van mijn roman Zeg maar Judith, verschenen in De Werker, dus met een volkomen alledaagse aanleiding, maar toch een vreemde brief. Een boodschap in een fles, op de golven van de tijd, zou ik zeggen. Van Aken spreekt erin over de reden van zijn zwijgen. Ik had persoonlijk altijd gedacht dat hij gedesillusioneerd was door de politiek, maar in deze missive zegt hij onomwonden dat hij heeft gezwegen omdat hij zo geërgerd was door de gemeenheid en de heersende sfeer van oneerlijkheid en boerenbedrog in een deel van de literaire wereld. Hij voelde zich daarin niet meer thuis, menige toestand druiste in tegen zijn eerlijke en open natuur. Hoe hij tegenover de literatuur stond blijkt wel uit zijn Agenda van een heidens lezer: hij had zijn ideeën, die
| |
| |
hij soms heftig en scherp verdedigde, maar vooral opvallend is zijn tolerantie. Hij was verder een man uit één stuk, hij legde zijn hoofd niet neer bij de ongerechtigheid. Ik dacht dat hij veel sterker was dan ik, maar uit zijn brief bleek dat hij uiteindelijk minder opgewassen is geweest tegen de mentaliteit in ons literaire wereldje dan ik, die mijzelf helemaal geen stoere jongen voel. Dat heeft me getroffen en verbaasd. Zijn onvrede met de politiek heeft hij kunnen afreageren in zijn roman De blinde spiegel, de rest heeft hem, kennelijk reeds een poos vroeger, harder geraakt. Als Piet van Aken in Nederland was blijven publiceren zou hij ook daar een veel grotere reputatie hebben gekregen. Nou ja, herhaaldelijk heb ik hem gezegd dat hij ginds bij de Arbeiderspers had horen te blijven in plaats van naar Vlaanderen terug te keren.
Piet van Aken heeft inderdaad een tijdje in Nederland gepubliceerd en is dan vrijwillig overgestapt naar een Vlaamse uitgever, op een ogenblik dat de verhouding tussen Nederland en Vlaanderen op literair gebied een heel stuk beter was dan nu.
Welke Vlamingen worden momenteel nog door Nederlandse firma's gepubliceerd? Claus, Raes en ik, de rest is verdwenen, behalve dan ook de nieuwkomers Monika van Paemel en Leo Pleysier, maar qua echte impact moeten die nog alles bewijzen, dacht ik. Dat is een situatie die helemaal niet overeenstemt met de wensen van het Nederlandse publiek, want daar constateer ik wel een grote belangstelling en waardering voor wat in Vlaanderen gebeurt. En zelfs dat veel Hollanders de lezer de strot uitkomen. De Nederlanders rekenen heel wat Vlamingen gewoon tot de Nederlandse literatuur. Er is een enorm verschil tussen het intelligente noordelijke publiek en de literaire Nederlandse pers die grotendeels vooringenomen is, ja, soms de indruk geeft door sommige uitgevers of door een of andere mafia gemanipuleerd te worden. De grens die men momenteel opnieuw tussen Vlaanderen en Nederland opricht is een zuiver economische grens, geen culturele. Zij is het gevolg van een bekrompen, ofschoon niet door de lezer gedeelde kruideniersmentaliteit, een grens die een gevolg is van de vrees voor de concurrentie: elk Vlaams boek dat wordt verkocht is een Nederlands boek minder. Je kunt als schrijver in Nederland heel goed in de markt liggen, maar uit de belangstelling die de pers voor je heeft zal dat vast niet blijken. Daarvoor wordt die te zeer gecontroleerd door de onderling solidaire exegeten van de randstad. Ik protesteer met klem tegen deze laatdunkende behandeling van de Vlaamse schrijvers. Wij zijn geen ontwikkelingsvolk. Ik ben het er mee eens als Paul de Wispelaere ergens zegt dat iemand die in Nederland over een Chinees zou zeggen wat men ginds over Vlamingen vertelt, onmiddellijk en terecht voor een racist zou
| |
| |
gehouden worden. Ik spreek niet uit bitterheid, mijn uitgever kan je vertellen of men erin geslaagd is me in Nederland uit de markt te zwijgen. Denk maar het omgekeerde! In Nederlandse kranten en bladen benadert men de literatuur op platte commerciële wijze, men organiseert rond bepaalde auteurs campagnes alsof het om een nieuw merk zeeppoeder gaat, geen systeem van scheef-trekkerij is abject genoeg als het de verkoop maar stimuleert. Er zijn overigens uitgevers die cynisch verklaren dat men niet voor onfrisse publiciteitsmethoden hoort terug te schrikken. Of ze veel helpen is een andere vraag.
Toch moet je er ook rekening mee houden dat wat ik dan maar zeer beleefd de gedaalde belangstelling voor Vlaams werk zal noemen, ook wel een gevolg is van het feit dat het Vlaamse proza momenteel inderdaad met een inzinking worstelt.
Dat is inderdaad zo, maar dat moet je natuurlijk ook niet dramatiseren. De literatuur is daar nu eenmaal onderhevig aan, net zoals het voetballen of het wielrennen. Bovendien moet je je ook afvragen of er misschien geen nieuwe talenten afgeremd worden omdat ze geen uitgever meer vinden. Hier in Vlaanderen zijn ettelijke firma's verdwenen, in Nederland bekijken sommigen alles wat uit het Zuiden komt met zware vooroordelen. Ik herinner me een prachtig voorbeeld, dat ik je niet mag onthouden. Marc Andries vertelde me dat zolang zijn boeken in Nederland verschenen zowat alle Nederlandse kranten zijn produktie nauwgezet volgden met soms grote verhalen. Enfin, de hiep-hiep-hoera-mentaliteit die sommige firma's omringt. Toen hij bij De Standaard begon te publiceren verscheen er over hem vrijwel geen woord meer in de Nederlandse pers! Het lijkt er soms wel naar alsof er ginds ordewoorden worden gegeven. Ik meen dat zelf regelmatig te ondervinden. In de eerste recensie die over Zeg maar Judith verscheen, werd beweerd dat ik met de karikaturale figuur van auteur Guido Cretens eigenlijk Hugo Claus zou hebben bedoeld. Die zelfde bewering komt in bijna alle andere stukken opnieuw aan bod, ofschoon het onzin is. Ik heb in die volstrekt imaginaire romanfiguur iets gelegd van de ontmoedigende methoden die ik door sommige auteurs heb zien gebruiken om zichzelf op te peppen. Ik hoefde daarbij niet aan Claus te denken. Een vrij onschuldig portret is onbedoeld een Rorschachtest geworden.
Er was een periode dat je gebruikt werd als kop van Jut van je generatie. Iemand die als schrijver serieus wilde worden genomen moest ook even tegen je aanschoppen. Dat is nu goeddeels uitgewoed, maar heb je er ondertussen zelf een idee over wat de oorzaak van dit verschijnsel kan zijn geweest?
| |
| |
Neen. Het is voor mij nog steeds een bron van verbazing. De aanval barstte wel los net op een ogenblik dat het me erg goed begon te gaan, zodat hij mij niet concreet heeft kunnen raken. Ik was tenslotte al een hele tijd in de literatuur bedrijvig toen ik, door een stom toeval overigens, in Nederland na het failliet van de firma Stols-Barth, bij mijn huidige uitgever terechtkwam, en ik mede daardoor volop de wind in de zeilen kreeg, ook door de opkomst van het pocketboek. De afgunst heeft waarschijnlijk meegespeeld, evenals het effect van de imitatie. De grootste druktemakers werden geïmiteerd, kregen volgelingen. Op Lampo slaan werd een gezelschapsspelletje. De nieuwe generatie wilde vol ongeduld uit de startblokken komen, maar van Claus en Boon moest men natuurlijk afblijven, hun uitgevers hadden de pers achter zich, voor Jonckheere pasten ze ook op, daar kon men door zijn positie bij het ministerie allicht wel iets van gedaan krijgen. Men zocht dus naar de menselijk meest kwetsbare, en dat was ik. Maar ik ben er niet aan kapotgegaan, al deed het soms wel pijn. Mijn uitgever haalde de schouders op en ik werkte harder dan ooit. Er waren aanvallen bij waaruit een echte nazi-mentaliteit sprak. Haat doet altijd pijn. Maar al die gemeenheid haalde niets uit bij het publiek, dat overigens zelf oordeelt. Piet van Aken, die in feite veel minder werd aangevallen, bleek uiteindelijk kwetsbaarder dan ik, zoals ik reeds zei. Ik ben rustig blijven schrijven. Misschien bewijst dat wel dat ik in essentie geen pessimist ben. Of dat ik als (oud-)journalist besefte hoe gering de impact van de literaire kritiek is.
Als je geen pessimist bent, geloof je dan misschien ook dat de beweging van einde zestig iets te betekenen had? En geloof je nog in het engagement? Jij was overigens een van de weinige auteurs die zei dat boeken in maatschappelijke processen wel degelijk een rol hebben gespeeld.
Schrijvers als Romain Rolland, Barbusse, Remarque, Brecht, Ben Traven en anderen hebben volgens mij inderdaad een grote invloed uitgeoefend op het publiek. Ze hebben natuurlijk de wereldgeschiedenis niet veranderd, geen revoluties veroorzaakt, maar wel een stempel gedrukt op de mentaliteit van meerdere generaties. In ons taalgebied heeft bijvoorbeeld Conscience een rol gespeeld in het flamingantische bewustwordingsproces, waarschijnlijk meer dan hij het zich ooit voorstellen kon. Ik ben ervan overtuigd dat een stuk als Groenten uit Balen van Walter van den Broeck de houding van veel mensen in Vlaanderen omtrent stakingen heeft veranderd, dat de boeken van Van Aken en Paul Koeck jonge mensen wakker schudden. Ik bekijk dat inderdaad allemaal niet zo pessimistisch, ik ben ervan overtuigd dat ook de desillusie en het scepticisme die nu bij de jongere generatie heer- | |
| |
sen niet blijvend zullen zijn. Hieraan kan de literatuur iets doen, hoe bescheiden ook. Er moet hoop blijven. Wat me wel verwondert, is dat er minder revolte is tegen de ellende van nu dan tegen de welvaart van toen. Dat is een zonderling verschijnsel. Vandaag beleven we wellicht een periode van ontnuchtering en bezinning, een nieuwe bewustwording is mogelijk aan het groeien. Tenslotte zijn er toch heel wat jongeren op diverse terreinen actief. Men is duidelijk ook praktischer geworden en men gaat meer voor eigen deur vegen. Men stelt zich nu zeer concrete doelen: tegen de raketten, voor de Derde Wereld, voor het milieu. De doelen zijn soms ook kleinschaliger, zoals stadsvernieuwing. En die activiteiten wortelen in de acties van toen. Het is niet allemaal verloren geweest. Denk maar eens aan de Vredesbeweging van de jaren dertig. Was die verloren, niettegenstaande het nazisme? Neen, er is een generatie, en meer, zich tot op de huidige dag blijven verzetten dank zij die beweging. Elk gewettigd protest laat een taai sediment in de besten onder ons na. Ach, generatieconflicten en meningsverschillen tussen verschillende leeftijdsgroepen zullen er altijd wel blijven bestaan. Wij hebben de revolte gekend van '68. Mijn generatiegenoten zijn getekend door de Spaanse Burgeroorlog, de nazibezetting en het verzet. Er is een licht verschil, zou ik zo zeggen... De moeite waard om er eens dieper op in te gaan...?
|
|