Leo Geerts
In Geen daden maar woorden werd Leo Geerts zo geïntroduceerd [de tekst kwam van hem zelf]: ‘Het grote feit in mijn leven is het kleine, onooglijke, Brusselse weekblad De Nieuwe. Nee, niet de universiteit, niet de liefde, niet de literatuur, niet mijn andere publikaties. Het intellect dat achter De Nieuwe schuilgaat dwingt mij nu al vier jaar elk woord dat ik neerschrijf te overwegen, elk woord te zien als een relationeel teken dat zowel naar literaire theorieën als naar publicitaire studies, ideologische en politieke realiteiten en menselijke waarden verwijst.’
Het is best mogelijk dat op het ogenblik dat dit boek verschijnt De Nieuwe dat, na een lange en pijnlijke doodsstrijd, niet meer doet.
De tijden veranderen. En het verdwijnen van De Nieuwe is een ramp, en als het niet verdwenen is blijft het nog rampzalig, want dan zal het toch een groot of groter gedeelte van zijn onafhankelijkheid hebben ingeboet.
Toen had Leo Geerts verder nog alleen te vermelden dat hij een actief medewerker was aan diverse publikaties, die varieerden van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift tot Streven, een blad dat uitgegeven wordt dank zij de ‘jezuïeten’.
Hij was toen reeds, en is dat nu nog meer, een gezaghebbend, integer en intelligent recensent en criticus.
Ondertussen is hij echter ook een ‘creatief auteur’ geworden. Hij publiceerde twee romans. De eerste, Loeders, verscheen op een alternatieve wijze (op de achterzijde van gebruikt computerpapier) bij wijze van protest tegen de papierverspilling en werd nauwelijks opgemerkt. De tweede, Pagadders, verscheen in 1982 bij ‘De Bezige Bij’ en werd in Vlaanderen en Nederland druk en over het algemeen zeer gunstig besproken.
Bovendien schreef hij een aantal, ook gecreëerde, toneelspelen. Vrij België (1980) en De Bloedkermis (1982) gingen evenmin onopgemerkt voorbij.
Hij maakte en exposeerde ook collages.
Wat denkt hij nu over het interview van toen?
Ik heb het de vorige keer nogal abstract gehouden, dacht ik, en te weinig gesproken over de specifieke rol van de media in wat we toen ‘macht en onmacht van het woord’ noemden. Op dat gebied