Die cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant, met die cronike der biscoppen van Uutrecht (Divisiekroniek)
(2011)–Cornelius Aurelius– Auteursrechtelijk beschermdHoe den pays ghemaectGa naar voetnoot383 wert tusschen den Roomschen Coninck ende den Vlamingen, ende van der ofsettinge van der munten.
| |
[pagina 403v]
| |
een oertken; een Carolus Stuver III stuvers; een Henricus Stoter VI stuvers ende een halve; een Blaeuley III stuvers; een JohannesGa naar voetnoot387 braspenningGa naar voetnoot388 III stuvers ende een halve; een Franche Blanc II stuvers; een UutrechtseGa naar voetnoot389 Jager III stuvers ende een halve; een Groeninger Penning II stuvers; een Woechey II stuvers; ende voirt alle ander silver gelt na advenandt. Overmits welke hoge risinge alle dingen seer costelic waren, dat se niemant ghenaken en moecht; want men coft een vat butters om XXVIII Rijns Gulden, ende dairna alle dinghen van vitaelge, coern, vleys, visch ende zuvel, ende voirt alle dat dye menschen behoeven ende van node is te hebben, also dat de rentenijers geestlic ende waerlic bijster werden; ende die ambochtsman en creech niet van zijn arbeytsloen, want men alle dingen na advenant van den gelde gaf ende copen most; te weten den twedeel meer dan tvan outsGa naar voetnoot390 te gelden plach ende dairboven. Also dat grote benautheit in den landen was, ende tvolc van malcanderen niet geraken en konden, dwelc hoe langer hoe quader began te worden. Soe wert by den heren van den hove ende raden van den prince dairop raet gehouden om of te setten. Ende al wast so dattet vele goede, wyse luden goet docht, dat men die munte ten twe malen ofsetten soude, om tvolc niet te sere te quetsen ende scadelic wesen, so en wouden enige geestlicke prelaten dat nyet gehengen, sonderlinge die abt van Sinte Bertijns, dye groten audiency int hof van den prince hadde. Mer twert tot enen male ofgheset int alre nederste, te weten: den Henricus Nobel L stuvers; den Vlaemse Nobel XLVIII stuvers; den Rider XXVI stuvers; den Leuwe XXX stuvers; die Scuytges XXIIII stuvers; de Cronen mitter Zonnen XXXIII stuvers; dander een halve stuver min; den Saluijt XXV stuvers; den Ducaet XXV stuvers; den Nobel mitter Rosen LVI stuvers; den Engel na advenant; den Hongersen Gulden XXVI stuvers; den gouden Coervorsten Gulden XVII stuvers; den Andries gulden XVIII stuvers. Ende intsgelicxs tsilverghelt dairna, te weten: den Silveren Reael IIII stuvers ende een halve; den Griffoen II stuvers; drie Vierijseren vijf stuvers; een Mechlyn II Philippus; een Dubbelde Bommeler II stuvers; den Philippus ende Carolus Stuver VII deuts; die Marien ende tsConincs ende Philippus' grootkens, die III voer een. Oertkens, Deutkens ende Penningen dye III voir een. Desen ofsettinghe van den ghelde so seer neder, dede den landen groter scaden dan die orloghen dier gheweest hadden, als vele wise luden wouden seggen; ende dairom en duirde dat niet langhe, wanttet II mael of ghing, dattet niet ghehouden en wert, ende ghesciede in den jaer M CCCC LXXXIX voir die hoechtijt van Kersmisse. Ende die abt van Sinte Bertijns starf haetselic tot Mechelen na desen ofsetten. Het is dicwils bevonden, dat den raet van geestlicken luden ende prelaten ende sonderlinge die religieuseGa naar voetnoot391 monicken sijn in materien ende dinghen die hair state nyet en betamen quaden spoet ende voertganc heeft; want God en heeft se tot sulken niet gheroepen. Ende want dat inhouden van den mandamente begrepen hadde dat men alle lijfcosten ende andere dinghen nae den settinghe van den ghelde die twe deel ofsetten ende geven soude, dat also nyet ghedaen en wert; mer gaven meest veel dinghen hogher ende dijerder dan si te voren bi lichten gelde gedaen hadden, sodat hem tvolc na der nyewer settinge nyet wel regulieren en konden. Ende oec overmits der nyewer munten die gheordineert was die welke penningen, sodat een grote benautheden in den steden ende opten landen was, ende meest alle die goede munten ende penninghen uuten landen ghevoert ende ghebrocht worden. Want dat ghelt boven die comenscappe was, wairomme alle comanscappe stille stonden ende luttel te winnen was. Ende oec overmits dat dat lant van Vlaenderen dese settinge niet aftervolghen noch houden en wouden om der groter afterstallicheit van oncosten ende andere sculden die si noch te betalen hadden, wairom dat een grote commocie ende beroerte opghestaen is binnen der stat van Brugghe onder den ghemeenten. Soe was die grave van Nassouwen committeert om dat te beslechten, ende hi dede dair scarpe justicie, ende die van Brugghe worden van hem al te swairlicken ghescat, ende te meer omdat sy den Roomschen Coninck gevanghen hadden gehouden, sodat die stat seer verarmt wert. |
|