Van den vermaerden edelen, die doe in Hollant ende Zeelant waren.
Dat XXIGa naar voetnoot316 capittel.
Als grave Florijs, die edel vorst, die Vlaminghen aldus wederstaen hadde, besette hi Zeelant, sodat hi voer den Vlamingen anstoet niet versaecht en was, ende toech in Hollant. Ende als hi dair een tijt vredelic geweest hadde, dochte hi over hoe dat hij in zijnre tijt also veel geoerlocht ende so menighen bloedigen strijt gestreden ende gevochten hadde, in Vlaenderen, in Vrieslant ende anderswaer, daer hi also veel zijnre ridderen ende edel luyden ende vrome schiltknapen verloren hadde ende oec in eenre sterfte so veel gestorven waren, dat hij al te luttel ridderscaps in sinen lande hadde, des hi qualic te vreden was. Ende om sijn ridderscap te vermeren, so ontboet hi op enen Heiligen Kersdach bi hem te hove in den Hage te comen XL die rijcxste ende eerbaerste huysluyden die hi in den lande van Hollant bevinden konde, die wel ghegoet waren ridders staet te houden. Mit desen XL goeden mannen hildt hi hogen hof, ende int eynde van der maeltijt so sloech hij se alle ridderen, ende gaf hem elcx hoir wapen, ende beval hem voirtan ridderscap te oefenen ende wel te doen; ende voeren elcxs hoers weges, daen si ghecomen waren. Aldus so eerde die edel grave sijn goede eerbare luyden, die eerbaer ende doechdelic waren van weldaden of van rijcheden, ende en sach die coemste niet an, mer hij meerde sijn ridderscap ende zijn edelluyden, daer hi hemselven ende zijn lant mede eerde; wanttet ijmmer eerlick is, dat vele ridders in enen lande sijn. Hierom, ende omdat hi zijn goede ende eerbare huysluyden in groter waerden ende lieften hadde, so haddens die oude ridderscap sommige groten nijt, ende plagen desen graef te hieten der kaerlen god.
Men mocht hier vragen of een hertoghe ofte grave macht heeft enen huysman te edelen. Dairof sal men weten dat een hertoge of grave mach enen man, van wat state dat hi si, ridder slaen; ende die edelheit der ridderscap heeft des volcomen macht van Goeds wegen ende des keisers, dat sijt al edelt, dat van hoer voirtcomt. Anders en heefts niemant macht sonder ridder te slaen, edeldom te geven, dan die Roemsche keiser of die palensgrave des Heyligen Rijcks van skeysers wegen, also die keyserlicke rechten ende loyen uutwisen. Mer een gecroent coninc macht doen in den sinen; dye keiser overal. Soe waren dan die outste ende edelste, die hoer ouders altijt ridderen ende ridders name gevoert hadden, dese naghescreven, daer die vermaerste ende princepaelste of waren, als joncheer Jan, grave Floris soen van Hollant; Harman, grave van Hennenberch, die te wive hadde Machtelt, graven Floris moye; Dirck, die goedertieren here van Bredenroede; Willem, heer van Teylingen; Johan, heer van Hoesden; Johan, here van Heesbeen, Aernt, heer van der Sluyse, broeders des heren van Hoesden; Johan, here van Arkel; Huge Butterman, here van Bottersloet; Johan, heere van Hokelom ende Otte, heer van Asperen ende Accoy; zijn broeder Peregrijn, here van Lederdam; Aelbrecht, heer van Voirne; Henric, burchgrave van Leyden; Jacob van Wassenaer; Dirck van Wassenaer; Dirc van Teylingen; Claes Persijn, heer van Waterlant; Simon van Haerlem; Ghijsbrecht, heer van Aemstel, ende Aernt van Aemstel, sijn broeder; Harman, heer van Woerden; Jan, here van der Lecke ende Polanen; Huge, heer van Vianen; Ghijsbrecht, heer van Yselstein; Wolphert, heer van der Vere; Johan, here van Renesse; Witte, deerste heer van Haemsteden, graven Floris basterts soen; Claes, heer van Putten ende Strenen; Willem van Egmont; Gerrit van Egmont, sijn soen; Bouwen van Naeldwijc; Jacob van Woude; Aernt van Heemskerck; Gerrit van Velsen; Gerrit van Heemskerck; Henrick van Heemskerck, sijn broedere; Dirck van der Goude; Dirck van Raephorst; Gherrit van Raephorst, zijn broeder; Hughe van Cralingen; Werenbout uuten Hage; Aelbrecht, sijn soen; Gherrit van Harmelen; Jan van der Doortoge; Floris van Duven. Alle dese waren vrome ridderen vermaert.