Van die edelen die in deser tijt in Hollant ende Zeelant vermaert waren.
Dat XV capitel.
In desen tiden waren in Hollant ende Zeelant wel V C ridderen, daer dese die vermaerste of waren: Otte, grave van Oest-Vrieslant, ende wert na biscop van Uutrecht; Willem stedehouder van Hollant; dese grave Floris broederen. Dirck, drossaet van Hollant ende heer van Bredenroede; Alfert, sijn zoen ende oec here van Brederoede; Willem, here van Teylingen, heere van der Lecke; Jan, heer van Hoesden; Jan van Veen, zijn zoen; Jan, heer van Arkel; Herbern, here van Bottersloet, Hugenzoen. Die here van Altena; die here van Lederdam; die here van Asperen; dye here van Putten ende Strenen. Henrick, here van Voern; Jacob, burchgrave van Leyden; Dirck, here van Wassennaer; Ghijsbert, here van Aemstel; Harman, here van Woerden; Willem ende Dirc van Teylingen, broederen; Simon van Haerlem, fondatoer des cloesters van den Vrouwenbroeders te Haerlem; Ysbrant van Haerlem; Claes Persijn; Willem van Egmont. Gerrit van Egmont, sijn zoen; Wouter van Egmont, sciltknaep; Aernt van Egmont; Claes van Egmondelf; Wouter van Egmont; Willem van Heechusen; Kerstant van Raephorst; Jacob van den Woude; Huge van Cralingen; Dirck van der Gou; Reinijer Boekel; Huge van Akersloet, alle ridderen; Goeselijn van Rijswijc; Aelbrecht uuten Hage; Dirc van Velsen; Pouwels van Brigdam; Bouwen van Sibburch; Floris van Woert, sciltknaepen.