Die cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant, met die cronike der biscoppen van Uutrecht (Divisiekroniek)
(2011)–Cornelius Aurelius– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129r]
| |
ende collegie Sinte Lambrechts tot Ludick, so willen wi dat wat vorder verhalen ende extenderen, om tot beteren verstande te comen. So sal men weten, dat in den jare Ons Heren M ende XLV was een biscop tot Ludick, geheten Wazo. Ende op dieselve tijt was dair canonic here Frederick, des groten hertoghe Gozelijns zoen van Lottringen. Dese Frederick wert gemaect dyakencardinael. Daerna wert hij van paeus Urbanus die II gemaect abt van Cassinen, ende wort ten lesten gecoren tot enen paeus van Romen, ende wert geheten Stephanus die IX, ende besat Sinte Pieters Stoel omtrent IX maenden. Weinich tijts hierna was in denselven collegye canonick here Gerrit, gheboren uuten huse van Borgongen, ende wert van daer geordineert ende gemaect biscop van Florens; ende dairna wert hi gecoren tot enen paeus van Romen, ende wert geheten Nicolaes die II; ende sat III jaer ende VI maenden; ende dit was int jaer M ende LIX. Daerna, als men screef M ende LXXV, so was die XXV bisscop van Ludick here Henric, deerste van dier namen, ende hiete die vreedsame Henric, ende was des graven broeder van Tullien; ende regeerde dat bisdom XVII jaer. Tot desen eerwaerdigen biscop Henric, ende tot alle den edelen ende hoechgeboren heren ende canonicken der voerseyder kercken ende collegye van Ludick, sende keyser Henric die IIII, als hi uut Vlaenderen quam van grave Robbrecht die Vriese sinen heyl, vrede ende alle goet. Op dese tijt waren in dit voerseyde collegye selver in personen residerende IIII machtige conincs kinderen, als Kaerl, coninc Phillips zoen van Vrancrijc; Henric, coninc Willems zoen van Engelant dye anderde van dier name, ende worde na sijns vaders doot oec coninc van Engelant, ende was deerste van dier name; Otghier des conincs zoen van Denemarcken; Eudo, coninc Manfreets zoen van Sicilien. Noch waren ende resideerden dair selver in persone XVII edele hertogen kinderen, als Lupolt, des hertogen soen van Oestennrijc; Wenzelae, des hertogen zoen van Bemen; Nalijn, hertoge Lodewijcs zoen van Beyeren; Henric, hertoge Frederijcs zoen van Sassen; Gherrit, des hertogen soen van Lottringen; HugeGa naar voetnoot138, Johan ende Eustaes, desGa naar voetnoot139 hertogen sonen van Borgondien; Harman, Frederick ende Phillips, des hertogen sonen van Swaven; Godefrijt, des hertoghen soen van Orliens; Outgier, Godefrijt, Humfrijt ende Eduwaert, des hertogen zonen van Lancaster uut Engelant. Dese hertoge van Lancaster hadde bi sinen enigen getrouden echtelicken wive XXX getroude sonen, van de welke IIII canonicken waren tot Ludick, als voerseyt is; ende VII waren canonicken tot Coellen; ende dander waren vrome princen ende heren in Engelant. Noch waren in derselver collegye Sinte Lambrechts tot Ludick XXXI sgraven kinderen tot canonicken, als Aelbrecht, Florijs ende Pieter, grave Dircs broederen van Hollant voerseit; Henric ende Harman, des graven zonen van Angiers oft Angouwen. Lambrecht, Gerrit ende Andries, des graven zonen van Cleve. Willem, Bruyn ende Niclaes, des graven zonenGa naar voetnoot140 van Gullic; Oetgier, Ghye ende Brieno, des graven zonen van Loeven; Gaufrijt ende Perchevael, des graven zonen van Vlaenderen; Pauwels, Jacob ende Eustaes, des graven sonen van Foys; Aernst, des graven soen de la Merche; Engelram, des graven soen van Simpol; Ghye ende Willem, des graven zonen van Namen; Servaes, Oetgyer ende Baldewijn, des graven sonen van Savoyen. Lodewijck ende Brisso, des graven sonen van Poytiers. Coenraet, des graven zoen van Bloys; Adulf ende Arnulf, des graven sonen van Vianden. Ende als keiser Henric den stat van Ludick genaecte, zijn hem dese biscop Henric mit alle dese voergenoemde edele heren ende canonicken, elck sittende op enen weydeliken henxst, die biscop in sine pontificale ende die canonicken in hoer religie mit scoenen ende betamelicken state tegemoet gereden. Ende malcanderen genakende, steech die keyser van sinen paerde, ende nam den biscop ende elck van desen heren in den arm, ende custe se; ende die keiser wert aldus mit deser triumphen ende mit groter eren ende feeste geleyt ende ghebrocht in Sinte Lambrechts domkercke. Daer wesende, geboet die keyser capittel te houden; ende bi consent ende wille der coervorsten wert daer des keysers zoen, oec Henric geheten, gecoren tot enen Roemschen coninc; ende die keyser begeerde oetmoedelicken ontfangen te worden | |
[pagina 129v]
| |
tot een canonick der voerseyder kercken; datwelck also gesciede. Daernae, in den jare Ons Heren M C ende XIX, ende was bi tijden biscops Alexanders - deerste van dyer name, ende die XXIX biscop van Ludick, ende regeerde dat bisdom VIII iaer - soe waren in dese voorscreven collegie selverGa naar voetnoot141 in persone residerende IX conincs kinderen, als Lotharius, des keisers Lotharijs zoen, die II van dier name, ende was proest van Ludick; Anserijn, desselven keysers ander zoen, ende was archidiaken; Phillips, des conincs soen van Francrijck, archidiaken van Henegouwen; Thiebalt, des conincs soen van Hongerien, archidiaken van Ardennen; Oetghyer, des conincs soen van DenemarckenGa naar voetnoot142, archidiaken van Favenne; Godefrijt, desselven conincs zoen ander soen; Ghye des conincs zoen van Bemen; Phillips, des conincs zoen van Naverre, archidiaken van Campanien; Ghye, desselven conincs ander soen. Noch waren op dieselve tijt in der voerseyder collegye XIIII hertogen sonen, ende XXVII sgraven sonen, ende VI baenre heren sonen; mer dye namen van desen en hebbe ic niet bevonden. Daerna, in den jare Ons Heren M II C ende LXXI, was in derselver collegie een archidiaken oft domproest, genoemt Thiebalt, geboren van Placencien uut Lomberdien; dese wert ghecoren tot enen paeus van Romen, ende wert geheten Gregorius die X, ende sat IIII jaer, II maenden ende X dagen. |
|