Dat hij dat nooit geweten had! Wat een suikerbeestjes had hij al die jaren al kunnen hebben!
Vanavond dadelijk probeeren. Niets aan Rozijntje zeggen, die wist toch van die dingen niets af, anders had ze 't hem zeker wel verteld....
Dien avond stopte hij een stukje van z'n avondboterham stilletjes in zijn broekzak. Voor 't paard.
En toen Rozijntje even weg was om een pond suiker, en Vader en Lea te verdiept waren om op te letten, haalde hij z'n ééne klomp van de deel, legde er het stukje brood in en schoof het zachtjes onder 't fornuis, ver naar achteren, dat geen van allen het zou merken. Morgen pas, als er een suikerbeestje in lag, zou hij 't vertellen.
Hij sliep onrustig. Hij wou zoo graag wakker zijn, als Sinterklaas op zijn dak reed. Hij hoorde van tijd tot tijd gestommel en wou dan opstaan, maar dan was hij toch te moe, en 't was zoo koud buiten de dekens.
Maar vóór Rozijntje op was, had hij zich al aangekleed en min of meer gewasschen, had hij tsietsies-berocho gezegd en morgen-berocho, - want kant en klaar moest je zijn, als je ging kijken, wat Sinterklaas je dien nacht gebracht had.
Zijn hart bonsde geweldig, toen hij op de knieën ging zitten om onder het fornuis te duiken. Wat zou 't zijn?
Het was.... het was.... ach, het was zijn eigen stukje brood.
Verslagen bleef hij daar op knieën zitten, het stukje brood in de ééne hand, het klompje in de andere.
Wat moest dat nou? Wat beteekende dat nou? Was Sinterklaas niet bij hem gekomen? En wel