praten. Jij mag thuis naar binnen kijken, - en ik zit hier.’
Vóór ze in bed stapte, keek ze even naar Rozijntje.
Wat lag ze benauwd te slapen. Ze was zeker erg verkouden.
Als ze thuis verkouden waren, - thuis....
De tranen werden overvloediger.
Als ze thuis verkouden waren, werden ze in bed gestopt met een kruik en heete citroen-kwast.
Als zij nu bijvoorbeeld hier verkouden werd, wie zou er dan aan een kruik of aan een kwast denken? Rozijntje niet, die had genoeg aan haar hoofd....
Maar ineens ging ze met een ruk weer rechtop zitten.
Bah, wat gemeen was ze. Lag ze me daar te denken, wie voor háár zou zorgen als zij verkouden werd, - en ze was niet verkouden, - en naar Rozijntje, die wèl verkouden was, keek geen mensch om! Ze had het gewoon niet gezien, en geen oogenblik eraan gedacht, hoe vervelend Rozijntje zich moest voelen, - ook niet, toen ze vroeg naar bed ging.
Alleen aan zichzelf had ze gedacht, en aan haar arme zelf, àls ze eens verkouden mocht worden.... bah!
Op haar bloote voeten ging ze voor Rozijntje's bed staan kijken naar die droge lippen, naar dat moeilijk ademhalen.
Wat zou ze nu nog voor haar kunnen doen? Nu sliep ze....
Morgen dan. Morgen vast en zeker.
Weer in bed, begon ze te begrijpen, dat moeder ze niet alleen koesterde om het koesteren zelf,