‘Zoo, zoo!’
Meester trok even aan z'n pijp. Rozijntje stond met de voeten keurig naast elkaar, de handen op den rug. 't Leek niets op een huisvrouw van vijftien jaar, die er een gewichtige huishoud-portemonnaie op na hield, die kookte en waschte en Jupie verzorgde, - 't leek meer op een schoolmeisje van hoogstens, hoogstens twaalf....
‘Best hoor, ik zal hem opschrijven voor de eerste klas. Maar waarom ben je me niet eens eerder komen opzoeken? Ik heb je haast nooit meer gezien.’
Rozijntje kreeg een kleur.
‘Ik dacht.... ik.... ik had hier niets te doen....’
Meester knikte haar eens toe.
‘Wou je graag nog even in de bank zitten?’
‘Ja, meester!’
Haar oogen gingen de bankenrijen langs om haar oude plaatsje uit te zoeken.
‘Meester, er zit een jongen op mijn plaats!’
Nu lachten niet alleen meesters oogen, maar ook zijn mond, ondanks het pijpje.
‘Ja, dan zit er niet anders op, dan dat ik dien jongen wegstuur.’
En met verheffing van stem:
‘Dirk, geef je werk maar hier, ik zal het daar wel nakijken. Zorg in 't vervolg, dat je 't onder schooltijd maakt en niet ná schooltijd. Jullie ook, Jan en Geert.’
Dirk, Jan en Geert haastten zich om weg te komen. 't Was me maar even een meevallertje!
‘Ziezoo, Roza, ga nu maar op je plaats zitten.’
Met een zuchtje van tevredenheid en behagelijk-