| |
| |
| |
De Tweede Ronde
Tijdschrift voor literatuur
Opgericht in 1980
Redactie
Nrs. 1-3: |
Maarten Doorman, Marko Fondse, Peter Verstegen |
Nr. 4: |
Dezelfden, met Jos Versteegen |
Redactiesecretaris: Jos Versteegen
Redactieadres:
Nr. 1: |
p/a Uitg. Bert Bakker, Herengracht 406, 1017 BX Amsterdam |
Nrs. 2-4: |
Leidsegracht 35, 1017 NB Amsterdam |
Uitgever: Uitg. Bert Bakker BV, Amsterdam
Jg. X, |
nr. 1: |
lente 1989, 184 p. = Zweeds nummer |
|
nr. 2: |
zomer 1989, 200 p. |
|
nr. 3: |
herfst 1989, 176 p. = Vlaams nummer |
|
nr. 4: |
winter 1989, 192 p. = Oostduits nummer |
| |
Artikels van de redactie
Voorwoord, 1, p. 1; 2, p. 1; 3, p. 1; 4, p. 1
Voorstelling van elk nummer |
|
| |
BERG, Margriet & WIEBES, Marja
[Vertalingen], 2
Anna Achmatova, 's Avonds, p. 129 |
Innokenti Annenski, Na het concert, p. 130 |
Konstantin Balmont, Sin miedo, p. 131 |
Zinaida Lermontov, De droom, p. 135 |
Boris Pasternak, Winternacht, p. 162-163 |
Irina Ratoesjinskaja, ‘Een streng haar..., p. 166 |
Marina Tsvetajeva, Mijn verzen, p. 167 |
|
|
|
BISCHOFF, Paul
Homerus, Homerische vergelijkingen uit de Ilias. Vert.: P. Bischoff, 2, p. 184-187
II, | 147-150; III, 60-63 IV, 141-147, p. 184 |
IV, | 422-428; V, 499-505; VI, 506-514, p. 185 |
VIII, | 555-561; X, 183-189; XI, 474-486, p. 186-187 |
XVI, | 633-637; XVII, 61-62, p. 187 |
|
|
| |
| |
BLAAUWENDRAAD, Catharina
[Gedichten]*
Pegasus: ‘Ik heb mij plotseling bedacht’ 1, p. 17 |
Sonnet der zelfgenoegzaamheid: ‘Mij lijkt de waarde van het jawoord klein,’ 1, p. 18 |
‘Straight’ sonnetGa naar voetnoot2: ‘Een goed gesprek is niet aan hem besteed.’ 1, p. 58 |
Storm: ‘Nu de kamer kleiner wordt’ 2, p. 24 |
Zilveren taal: ‘Een man van zilver heeft mij leren kennen;’ 2, p. 24 |
Goede raad voor zomerdagen: ‘Schop je schoenen uit! Het doet geen zeer:’ 4, p. 22 |
Vreemde vlam: ‘Als ik hem zelf gebrandmerkt had’ 4, p. 22 |
|
|
|
BONTE, Rien
Paasweek*, 1, p. 59
‘De paasweek blijf ik in mijn bed’ |
|
|
|
BRANDS, Wim
[Gedichten]
Duits dienstmeisje: ‘Foto om haar nek zat ze bij het raam,’ 1, p. 19 |
Vissen: ‘Door een ruit in de sluis zagen we hoe’ 1, p. 19 |
Uil: ‘Ik was een koning blind geboren’ 2, p. 25 |
De visser: ‘Hij is niet alleen, die man’ 2, p. 25 |
Het model: ‘Zij praat zoals ze denkt dat het moet.’ 4, p. 23 |
Daggeldster: ‘Ze loopt tussen varens als het komt.’ 4, p. 24 |
|
|
|
DEGENAAR, Job
[Gedichten
Maart en knikkers: ‘Verraden door de winter’ 1, p. 20 |
Wat maart wil: ‘Op 't zoveelste moment van voorbijgaan’ 1, p. 20 |
Iemand: ‘Gedempt licht’ 1, p. 21 |
Verlies van landschap: ‘Wat had ik je lief, mooie vrouw’ 4, p. 25 |
Ode aan de beste: ‘In zoveel vrouwen heb ik je’ 4, p. 25 |
|
|
|
DOORMAN, Maarten
[Gedichten]
Zaragoza/Calle del Desengano: ‘deze straat, te breed voor zijn lengte’ 1, p. 22 |
Parijs/Villa Riberolle (impasse): ‘De helling ligt geklonken’ 1, p. 22 |
Populieren, 4, p. 26 |
|
|
Zolderpanorama, 4, p. 26-27
1. | Eerste maandag: ‘De daken varen langzaam door de lucht’ p. 26 |
2. | Nacht: ‘Op zee is het niet zo donker’ p. 26 |
3. | Grindpaden: ‘Rondom de platte daken in de zon:’ p. 26-27 |
4. | In de benen: ‘Van grote hoogtes valt’ p. 27 |
|
|
|
Drs. P
[Gedichten]*
Scharnier: ‘De eerste regel komt natuurlijk hier’, 1, p. 60 |
Partijtje ongeregeld: ‘Het gaat alleen maar om een nieuw begin’ 4, p. 74 |
‘Antonie van Leeuwenhoek’ 4, p. 74 |
‘Het keizerlijke Rome had gebouwen’ 4, p. 74 |
‘Ei fotograaf, maak van mijn linkerheup’ 4, p. 74 |
|
|
| |
| |
EERD, Karel van
Twintig jaar later, 4, p. 28-29
1. | ‘daar ligt het park dat ik voor je dichtte’ p. 28 |
2. | ‘antroposofisch toont in de boomgaard’ p. 28 |
3. | ‘wetende wat er buiten gebeurde’ p. 29 |
4. | ‘schoolmeesterslessen redenaarswijsheid’ p. 29 |
5. | ‘ver ligt het park dat ooit een gedicht was’ p. 29 |
|
|
|
EIJKELBOOM, J.
[Vertalingen]
Anne Bradstreet, Ter nagedachtenis aan mijn lieve kleinkind dat overleed in augustus 1665, anderhalf jaar oud; Voor mijn lieve en liefhebbende echtgenoot, 2, p. 118 |
Emily Dickinson, Gedichten 640; 639, 2, p. 120-121 122 |
|
|
|
ERINGA, Dieuwke
|
|
FONDSE, Marko
Vladimir Majakovski, [Gedichten]. Vert.: M. Fondse, 2
De oorlog is verklaard, p. 66 |
Uit: Oorlog en heelal (1917), p. 136-153 |
Proloog; Opdracht; Deel IV; Deel V, p. 136-137; 138; 139-144; 144-153 |
Uit: Daarover (1923) (Slot, vs. 1557-1813), p. 154-161 |
|
|
|
GARCIA de la BANDA, Fernando J.
Pablo Neruda, XX: Vannacht kan ik.... Uit: Veinte poemas de amor y une cancion desesperada (1924). Vert.: F.J. Garcia de la Banda, 2, p. 177-178 |
|
|
GELDER, Wim de
Drie gedichten, 4, p. 31
Recreatie: ‘Het zand verhardt zich tegen doodgetij,’ |
Tuin: ‘De kinderen hangen verbeten aan hun lach’ |
Begraafplaats: ‘Alleen de doden hebben namen. Wie loopt verraadt’ |
|
|
|
HOORE, Cees van
Vier gedichten, 2, p. 27-28
Zomerhuis: ‘De zomer was ons tweede huis’ p. 27 |
Vaders mes: ‘Met vaders mes sneed je gras’ p. 27 |
Weiland: ‘Mieren die ik zou kunnen doden’ p. 28 |
Erfgoed: ‘Mijn vader draagt jasjes en broeken’ p. 28 |
|
|
|
HOUTHOFF, Henk
Twee gedichten, 4, p. 32
Een muze: ‘Kijk, daar loopt een vrouw met een tros’ |
Vader: ‘er was wat vocht in de ogen’ |
|
|
|
HUIGEN, René
Twee gedichten, 1, p. 23-24
Gesneden koek: ‘Denk niet dus besta niet’ p. 23 |
Gestampte pot: ‘Meligheid siert je’ p. 24 |
|
|
| |
| |
INDERWISCH, Meindert
Twee gedichten, 1, p. 25-26
‘de lach in dit verblijf wordt gewogen’ p. 25 |
‘ik mis de jonge vrouw die na ieder’ p. 26 |
|
|
|
JONKER, W.
Aleksandr Poesjkin, Uit: Jevgeni Onegin. Vert.: W. Jonker, 2, p. 164-165
Lente (VII-1), Zomer (VII-4); Herfst (IV-41), Winter (V-2), p. 164; 165 |
|
|
Bij de verschijning van Jevgeni Onegin*Ga naar voetnoot4, 4, p. 70-72
‘Het kan soms eigenaardig lopen:’ |
|
|
|
KNEPPER, Simon
Twee gedichten*, 2, p. 107
Cyrano de Knepperac: ‘Als iemand mij plaagt of onheus doet’ |
Ontijdig afscheid: ‘Doof aanstonds het vuur in de oven,’ |
|
|
|
KNIBBE, Hester
Twee gedichten, 4, p. 33
De schaatser: ‘weer is de plas een fraai cliché’ |
Laat winterlandschap: ‘heeft soms het dunne landschap zich’ |
|
|
|
KRUIT, Johanna
Breekpunt, 1, p. 27-28
1. | ‘Tussen spreken en zwijgen staat de lijn’ p. 27 |
2. | ‘Afwezigheid is niet te dichten’ p. 27 |
3. | ‘De toegevoegde waarde’ p. 27 |
4. | ‘Neem de echo van een kleur’ p. 28 |
5. | ‘De wind schudt de bedden in het duin’ p. 28 |
6. | ‘Wij wissen ons voortdurend uit’ p. 28 |
|
|
Tien gedichten, 4, p. 34-38
Geboortehuis: ‘Er is een huis, de ramen kijken’ p. 34 |
Het geheim: ‘Soms is het ergens te horen. We luisteren’ p. 34 |
Bij avond: ‘Bij avond zat je onwaarschijnlijk in je kamer’ p. 35 |
Elfstedentocht: ‘De schaatser op het meer verliest’ p. 35 |
Eens: ‘eens was ik op weg naar een feest’ p. 36 |
Landschap: ‘Alles heeft zijn plaats’ p. 36 |
IJsbloemen: ‘Zoals door bloemen op een ruit je niets’ p. 37 |
Soms: ‘Soms moet het wel’ p. 37 |
Vogeltrek: ‘Nacht achter glas. Een vlucht wordt uitgezet’ p. 37 |
Albatros: ‘De nacht ontfermt zich nu ik spreek’ p. 38 |
|
|
|
NOORDERWIER, Wouter
[Vertalingen], 2, p. 174-176
Gabriel Celaya, De goochelaar, p. 174-175 |
Jesus Munarriz, Die liefde, p. 176 |
|
|
|
OLDENBURG, IJbrandt
Zomerland. Vier gedichten, 2, p. 29-33
Vrouw van de wind ‘In Zomerland/op de camping van Zomerland Strand’ p. 29 |
Luchtkasteel: ‘In Zomerland/in de weelde van Zomerland Strand’ p. 30 |
Venus weergekeerd: ‘In Zomerland/in de branding van Zomerland Strand’ p. 31-32 |
Stoutmoedig reptiel: ‘In Zomerland/in de blonde duinen’ p. 33 |
|
|
| |
| |
POST, Jan
Heinrich Heine, Dispuut*. Vert.: J. Post, 2, p. 93-106 |
|
|
RAWIE, Jean Pierre
Vier gedichten, 1, p. 29-32
De sterren: ‘Nachts zijn alle steden’ p. 29 |
Najaren: ‘In net zo'n troosteloze tent’ p. 30 |
Ooit: ‘Het is niet meer in dagen of in weken’ p. 31 |
Uitersten: ‘Wat ik in deze bijna veertig jaren’ p. 32 |
|
|
Vier gedichten, 2, p. 34-36
Het vers: ‘Een godsgeschenk, maar die genade heeft’ p. 34 |
Rook: ‘Wij zitten en roken en praten alsof’ p. 35 |
Bezit: ‘Waar ik mijn hart heb aan verpand’ p. 36 |
Inschrift: ‘Ooit worden wie het leven’ p. 36 |
|
|
[Vertalingen], 2
Ciro di Pers, Op de dood van Nicea, p. 173 |
Lope de Vega, Sonnet: ‘Wat heb ik, dat Gij naar mijn vriendschap haakt’ p. 182 |
|
|
Vier gedichten, 4, p. 39-42
Beeld: ‘Wij zaten aan tafel, de avond viel in’ p. 39 |
Moment: ‘Soms hoor ik plotseling weer achter’ p. 40 |
Straks: ‘Wanneer ik al wat is bedreven’ p. 41 |
Nog: ‘Mijn hart trok samen, en met korte kramp’ p. 42 |
|
|
|
REMMEN, Maurice
Theodore Roethke, Bespiegelingen van een oude vrouw. Uit: Words for the wind, 1958. Vert.: M. Remmen, 2, p. 124-128
I, 2: | ‘Vaak zie ik mezelf onderweg...’ p. 124-125 |
I, 3: | ‘Zoals wanneer slib drijft...’ p. 126 |
I, 4: | ‘Mijn geranium gaat dood...’ p. 127 |
IV, 3: | ‘Jong nog, blijven de visjes...’ p. 128 |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
[Gedichten]
De blokhut van Heidegger, 1, p. 33 |
‘De bovenlaag van de werkelijkheid’ |
Vanzelfsprekende schoonheid, 4, p. 43 |
‘Zoals alles adembenemend wordt,’ |
|
|
|
ROSEN, L.F.
Twee gedichtenGa naar voetnoot5, 1, p. 34
De schaduwen: ‘Zij buigen zich in 't stof dat zich aan hen niet hecht’ |
Teddybeer: ‘Tot in zijn leger ben 'k behoedzaam doorgedrongen’ |
|
|
Zes gedichten, 2, p. 37-39
Poor Yorick: ‘Ik wilde delven zien als aangenaam verpozen’ p. 37 |
Amsterdamse School: ‘De zware zondagavondlamp, het licht’ p. 37 |
Legio: ‘Hij heeft zijn netten in de schemer uitgespreid’ p. 38 |
Met verlos: ‘Met ingehouden adem ligt hij ons te wachten’ p. 38 |
De Behemoth: ‘Slechts hierom leek het leven nog te dragen:’ p. 39 |
2 Vorstinnen ‘Nog even schuilt verdwaasd in het satijn’ p. 39 |
|
|
| |
| |
SANDERS, Georgine
|
|
STARK, Peter
Twee gedichten, 1, p. 35
Dogma: ‘vroeg in de avond hunkering, fluistering,’ |
Masker: ‘Mijn wandeling door de verstikkende’ |
|
|
|
STEHOUWER, Koos
Emilio Prados, Twee gedichten. Vert. K. Stehouwer, 2, p. 179-181
Ik ben bang; Lichtend bezit, p. 179-180; 180 |
|
|
|
STERNDORFF, Hans
Een glimp*, 1, p. 61
‘Vanochtend toen de dag begon’ |
|
|
|
STIP, Kees
4 x Trijntje Fop*, 1, p. 62
Op een schrijverken: ‘Een schrijverken - Gezelle heeft’ |
Op een kat: ‘Een zwarte kat te Nieuwendiep’ |
Op een zwijn: ‘“Wij wassen”, sprak een zwijn te Nuth,’ |
Op een waterrat: ‘Hoewel een waterrat te Deil’ |
|
|
|
STOFFEL, Anna
Irina Grivina, ‘Ergens ver weg’. Vert.: A. Stoffel, 2, p. 132-133 |
|
|
TERMAAT, Cor Barend
Drie gedichten, 4, p. 45
Dakloos: ‘Hij praat alleen nog met zichzelf,’ |
Vermoeide held: ‘Het herfstig park loopt hij bij avond door’ |
dna ‘In mijn livrei van lijf en leden’ |
|
|
|
TEX, Emile den
Arts poetica*, 1, p. 63
‘Vaatkramp van de dichtersader’ |
|
|
|
TOORN, Willem van
Stilleven, 1, p. 46
‘Welke hand heeft de dingen neergezet:’ |
|
|
|
VERSTEEGEN, Jos
Hoe ik homoseksueel ben geworden Of de gevaarlijke gewoonte van het roken*Ga naar voetnoot8, 2, p. 108
‘Een onweerswolk hangt boven Amsterdam.’ |
|
|
|
VERSTEGEN, Peter
Natuur, 1, p. 37
‘De animist met zijn legioen goden zag maar’ |
|
|
| |
| |
Emily Dickinson, Gedicht 130. Vert.: P. Verstegen, 2, p. 123 |
|
|
VERZUU, Leo
In mijn tuin, 4, p. 46-47
|
|
|
VISSER, Peter de
[Gedichten]
De rijpe meester bedient de jonge dichter op zijn wenken, 1, p. 38 |
‘Schrijf, als je schrijft, nooit’ |
Kleine ode op de beginnende ontvankelijkheid, 1, p. 39 |
‘Niets vertedert zozeer als’ |
Het geheim van een zeer kort leven, 2, p. 41 |
‘het is het gras,’ |
|
|
|
VLEUGELHOF, Lou
[Gedichten]
Rosse paarden: ‘Langs het dijklichaam de rosse paarden’ 1, p. 40 |
Megalia: ‘Ik kan niet buiten’ 1, p. 41 |
Heksenkring: ‘Een kleine kring van mensen,’ 4, p. 48 |
Begrafenis: ‘Als de begrafenis de ochtend opfleurt met bloemen’ 4, p. 48 |
|
|
|
VROMAN, Leo
Hoe zalig, 2, p. 42
‘Hoe zalig zonnig werden wij’ |
|
|
|
VROOMKONING, Victor
Vier gedichten, 1, p. 42-43
Engel: ‘Zie hem daar zweven’ p. 42 |
Waken: ‘Middenin de nacht ontwaak je’ p. 42 |
Spiegel: ‘Je haalt je vader in.’ p. 43 |
Verschiet: ‘Valavond in de tuin. Dimmend licht’ p. 43 |
|
|
Vier gedichten, 2, p. 43-44
Wilgen: ‘Sommige vrouwen kleden zich’ p. 43 |
Handen: ‘De avond is ernaar: kaarslicht, zicht’ p. 43 |
Sneeuw: ‘Dat krijg je van sneeuw:’ p. 44 |
Thuiskomst: ‘De honden kenden hem nog’ p. 44 |
|
|
Twee gedichten, 4, p. 49-50
Hereniging: ‘Daar verschijnt op het gele pad’ p. 49 |
De eeuwige: ‘Dat het in Antwerpen gebeurt’ p. 50 |
|
|
|
WEERLEE, Duco van
Avondvoorstelling, 1, p. 44
‘Tegen de avond staken de blauwe palmen van Padangtegal’ |
|
|
|
WIJS, Ivo de
Vier gedichten*, 4, p. 77-79
30 april: ‘Ze kwamen aan uit Veghel, Vaals en Vorden’ p. 77 |
De file: ‘Al/We stonden in een file richting Leiden’ p. 77-78 |
Ollebolleke: ‘Bitte Entschuldigung!’ p. 79 |
Die Märchenstrasse (juli, 1989): ‘'t Was vakantie die de moeite loonde’ p. 79 |
|
|
| |
| |
WIT, Klaas de
Delfzijl, 1, p. 45-47
1. | ‘Tussen de stations van trein en tram’ p. 45 |
2. | ‘Te middernacht staat het kamertje’ p. 45-46 |
3. | ‘Op de open plek achter het huis’ p. 46 |
4. | ‘Tegen de dijk van het Damsterdiep’ p. 46-47 |
5. | ... Revisited: ‘In de luwte van het Monument-op-de-Dijk’ p. 47 |
|
|
Een stervende, 2, p. 45-46
(0) | ‘Een stervende heeft nergens anders tijd voor’ p. 45 |
(1) | ‘Schoorvoetend nader ik’ p. 45 |
(2) | ‘daarna gaat het snel bergaf,’ p. 46 |
(3) | ‘Het gezicht is al niet meer’ p. 46 |
|
|
Twee gedichten, 4, p. 51-52
Het stadspark van Coimbra: ‘Langs de rivier Mondego, wijd en wind-’ p. 51 |
De ossen van Furadouro: ‘De kolossale lijven aan twee’ p. 52 |
|
|
|
ZONDERVAN, Albert M.
Ollebolleke voor het nieuwe jaar*, 4, p. 64
‘1990! /Even de krant inzien’ |
|
|
| |
II. Proza
BLANS, Christoph
|
|
EMEIS, Marijke
Salman Rushdie, Hfst. VIII.(fragment). Uit: De duivelsverzen. Vert.: M. Emeis, 2, p. 110-116 |
|
|
FRITZ, Ronald
|
|
GELDER, Wim de
|
|
GUÉPIN, J.P.
Drie verhalen, 1, p. 3-10
Lanqueprobst; Opus In de verleiding, p. 3-4 5-6; 7-10 |
|
|
|
POINTL, Frans
Het opstel. Uit: De kip die over de soep vloog, 1, p. 11-15 |
|
Het tegenwicht, 4, p. 16-20 |
|
|
VUYK, Beb
Kerstkeongs. Uit: Kamp dagboeken, 2, p. 11-18 |
|
|
WIENER, L.H.
Schaakprobleem, 2, p. 19-22 |
|
| |
| |
| |
Drs. P
Nieuwe goudvondst**, 1, p. 180
Zogezegde etymologieën van eigennamen |
|
|
Cholerisch sonnet**, 2, p. 198-200
‘agressief’ sonnet met de vorm ababb ccc bbaba a, dus 5 + 3 + 5 + 1 v - Met vbn.: |
‘Dit is geen vorm - het is maar dat u 't weet -’ p. 198 |
‘De terrorist belijdt een ideaal’ p. 200 |
Als erratum bij het tweede: ‘De zetter is een man die vaak ontzet’ (3, binnenzijde achteromslag) |
|
|
Dwarsverbinding*, 4, p. 73
Een nieuwe versvorm, met vbn.: ‘Er gaat alweer iets om’ en ‘Wat is hij toch een schat’ |
|
|
|
FONDSE, Marko
Een nieuwe aarde en een nieuwe mensheid. Majakovski's Oorlog en heelal, 2, p. 48-65 - Zie ook: Poëzie |
|
Vladimir Majakovski. Dichters op losse flodders. Uit: Civiel schroot (1914)**. |
Vert. & aantekeningen: M. Fondse, 2, p. 188-190; 190-191
Aanval op het hoerra-patriottisme ook van dichters met gevestigde reputatie |
|
|
|
VERSTEGEN, Peter
De tien gedichten (slaa-voordracht d.d. 17 mei j.l.), 2, p. 67-91
Keuze uit de 100 Westeuropese gedichten die hij vertaalt voor een bloemlezing; oorspronkelijke tekst, commentaar, vertaling |
W.H. Auden, In Schrafft's, p. 72-74 |
Ch. Baudelaire, Le rêve d'un curieux, p. 74-76 |
J.W. von Goethe, Ueber allen Gipfeln, p. 78-81 |
G. Gongora, De la brevedad enganosa de la vida, p. 88-89 |
Thomas Hardy, The voice, p. 70-72 |
Giacomo Leopardi, L'infinito, p. 84-86 |
Eug. Montale, Forse un mattino andando in un aria de vero, p. 86-88 |
R.M. Rilke, Archaischer Torso Apollos, p. 81-83 |
W. Shakespeare, Sonnet 129, p. 68-70 |
P. Verlaine, Mon rêve familier, p. 76-78 |
|
|
Vladimir Nabokov, Carrousel. Vert.**: P. Verstegen, 2, p. 192-197
De drietalige gelijknamige brochure uit 1923, prospectus voor het gelijknamig Russisch vanététheater, werd enige jaren geleden gevonden en is in 1987 in bibliofiele uitgave verschenen ze bevat drie Engelse teksten van Nabokov onder drie verschillende namen: |
Vladimir V. Nabokoff, Lachen en dromen, p. 192-194 |
V. Cantaboff, Beschilderd hout, p. 195-197 |
Vladimir Sirine, Russisch volksliedje, p. 197 |
|
|
| |
| |
| |
Bijzondere gedeelten/nummer
Zweeds nummer
(nr. 1, p. 49-56, 64-184)
Gastredacteur: Egil Törnqvist
Poëzie
Lars Forssell, Twee gedichten. Vert.: Lisette Keustermans, p. 139-141
Wilde konijnen 1-4; ‘Stieg Trenter vertelde me eens’, p. 139-140; 141 |
|
|
Majken Johansson, Twee gedichten. Vert.: Lisette Keustermans, p. 142-143
Een huis van Gertrude Stein; René Descartes, p. 142; 143 |
|
|
Ernst Josephson, Violoncel. Vert.: Lisette Keustermans & Peter Verstegen, p. 144 |
|
Erik Axel Karlfeldt, [Gedichten]. Vert.: Lisette Keustermans & Peter Verstegen, p. 145; 146
Hymne aan de maan op St. Lambert; ‘'t Lijkt op de nachtelijke komst van de bode’ |
|
|
Pär Lagerkvist, Drie gedichten. Vert.: Lisette Keustermans, p. 147-148
Angst, angst is mijn erfdeel, p. 147 |
‘Het is niet god...’, ‘Als je in god gelooft’. Uit: Avondland, p. 147; 148 |
|
|
Lars Norén, Uit: Dagboek aug.-okt. 1975. Vert.: Lisette Keustermans, p. 149
: ‘Ik spreek nu zo intens en’; Over Nelly Sachs |
|
|
Göran Palm, De lange mars. Vert.: Lisette Keustermans, p. 150-154 |
|
Göran Printz-Paahlson, De laatste dagen en de dood van Joel Emanuel Hägglund. Vert.: Lisette Keustermans, p. 155-156 |
Göran Printz-Paahlson, Prozagedichten. Vert.: L. Keustermans, p. 156-159
Door de mens gemaakt monster..., p. 156-157 |
Sir Charles Babbage keert terug naar Trinity, p. 157-158 |
‘Op zonnige dagen is de zee...’, p. 158 |
‘Op welke manier is de steen een wereld?’, p. 159 |
|
|
Margareta Renberg, De afscheidsbrief. Vert.: Lisette Keustermans, p. 160 |
|
Edith Södergran, Vijf gedichten. Vert.: Lisette Keustermans, p. 161-163
Violette schemeringen; De laatste bloem in de herfst, p. 161; 162 |
De wachtende ziel; De lage oever, Aankomst in Hades, p. 163 |
|
|
Göran Sonnevi, Twee gedichten. Vert. Lisette Keustermans, p. 164-165; 165-166
In tweeledige beweging; ‘Je schreeuwde me toe en zei’ |
|
|
August Strindberg, Het Esplanadeplan. Vert.: Mariyet Fenders & Peter Verstegen, p. 167-168 |
|
Tomas Tranströmer, Vijf gedichten. Vert.: J. Bernlef, p. 169-172
Elegie; Decemberavond '72, Schets in oktober, p. 169; 170 |
Het open raam; Aan vrienden achter een grens, p. 171; 172 |
|
| |
Proza
Stig Dagerman, Ruïnes. Uit: Tysk höst, 1947. Vert.: Karst Woudstra, p. 72-76 |
| |
| |
Tage Danielson, Vier preken**. Uit: Postilla, 1965. Vert.: Mariyet Fenders, p. 174-175
Anticonceptiezondag; Geheelonthouderszondag, p. 174-176; 176-177 |
Stresszondag; Goede-smaak-zondag, p. 178; 178-179 |
|
|
Lars Gustafsson, Het verhaal van een Groenlandvaarder. Uit: Bröderna, 1960. Vert.: Rita Törnqvist, p. 77-86 |
|
Eyvind Johnson, Een moeilijk moment. Uit: An en gaang, kapten, 1934. Vert.: Mariyet Fenders, p. 87-105 |
|
Pär Lagerkvist, De veeleisende gast. Uit: Kaos, 1919. Vert.: Marion Doekes, p. 106-112 |
|
Torgny Lindgren, De grootste woorden. Uit: Merabs skönhet, 1983. Vert.: Rita Törnqvist, p. 113-117 |
|
Hjalmar Söderberg, De pentekening. Uit: Historietter, 1898. Vert.: Rita Törnqvist, p. 118-119 |
|
August Strindberg, [Verhalen]. Vert.: Rita Törnqvist, p. 120-125
Een half velletje papier. Uit: Sagor, 1903, p. 120-122 |
Drie schetsen. Uit: En blaa bok, 1908, p. 123; 124; 124-125 |
Gebrek aan begrip; Het bestuderen van mensen; De kunst van het leven |
|
August Strindberg, Drie brieven. Vert.: R. Törnqvist, p. 126-127; 127 127-128
Aan Friedrich Nietzsche; Axel Lundegaard; Emil Schering |
|
|
Per Olof Sundman, De zoekers. Uit: Sökerna, 1963. Vert.: J. Bernlef, p. 130-134 |
|
Henrik Tikkanen, Uit: Brändövägen 8. Vert.: Rita Törnqvist, p. 135-137 |
Henrik Tikkanen, Gezichten en inzichten [pentekeningen met onderschrift]**. Vert.: R. Törnqvist, p. 181-184 |
| |
Kritische bijdrage
Viljot Sjönan, Verstoten, weggevaagd. Vert.: Karst Woudstra, p. 49-56
Uit: Dagens Nyheter van 10-7-88; Over de films van Ingmar Bergman |
|
| |
Illustratie
Ernst Josephson, TekeningenGa naar voetnoot10, omslag, p. 64-70 |
August Strindberg, Zelfportret, achterplat |
| |
| |
| |
Poëzie
BREMT, Stefaan van den
Uit: De vorst van het Oosten, p. 54-55
Wat de klok slaatGa naar voetnoot12: ‘Op barre hoogten woont Hanshan;’ p. 54 |
Waar is Laozi?: ‘Hem trof ik niet in zijn kluis’ p. 54 |
MondingGa naar voetnoot13 ‘Daar waar de Huangpu zich uitstort’ p. 55 |
Chinese schimmen: ‘Een draak zonder kop?’ p. 55 |
|
|
|
BROECK, Stefan van den
Kostis Palamas, Het naakte lied. Vert.: S. van den Broeck, p. 168-171 |
|
|
CLAES, Paul
Twee limericks*, p. 86
‘Er was eens een jager uit Knokke,’; ‘Een playboy uit Alveringem,’ |
|
|
José-Maria de Heredia, Zes sonnetten. Uit: Les trophées, 1893. Vert.: P. Claes, p. 158-163
Het Tepidarium; De dogevrouw; De Cydnus, p. 158; 159; 160 |
Avond na de slag; Het droombeeld van Chem; Tranquillus, p. 161; 162; 163 |
|
|
|
CONRAD, Patrick
Vier gedichten, p. 56-58
De bolster van Charlotte Rampling: ‘Hoe kan ik me de boom die, buigend’ p. 56 |
De hals van Julie C. Norma Jean: ‘Dat mensen kwetsbaar werden als stengels,’ p. 57 |
De orde van Pascale Ogier: ‘Ik bleef verrukt op de achtergrond’ p. 58 |
De teef van Jayne Mansfield: ‘De foto is ontploft en vreemd als Beiroet.’ p. 58 |
|
|
|
DENISSEN, Frans
Eugenio Montale, Uit: Satura, 1971. Vert.: F. Denissen, p. 164-167
Brief; Le revenant; De zwarte engel, p. 164-165; 165; 166-167 |
|
|
|
DUCAL, Charles
Het huis is dicht, p. 59-61
De hertog en ik: ‘Wij fietsten als droomridders weg’ p. 59 |
De herberg: ‘Gedwongen door het noodweer’ p. 59 |
Doornroosje: ‘Ik ben vannacht door de haag gedrongen,’ p. 60 |
Het meer: ‘Met gesluierd gelaat, met naakte borsten’ p. 60 |
Droom: ‘Het knerpen van de sneeuw onder je laarzen’ p. 61 |
Zuivering: ‘Achter de spiegelpoort was uw woning’ p. 61 |
|
|
|
GRUWEZ, Luuk
Drie gedichten, p. 62-64
Kanker 1: ‘God, herstel deze vrouw. zij is nog niet’ p. 62 |
Kanker 2: ‘zo bijna kwijt was je me nog het liefst’ p. 63 |
Een handelaar in handen: ‘ik ben de handelaar in handen’ p. 64 |
|
|
| |
| |
HEE, Miriam van
Vier gedichten, p. 65-67
Zondag: ‘Je zegt dat je tijd nodig hebt’ p. 65 |
‘je zegt dat je misschien’ p. 65-66 |
‘het leek alsof ik alles’ p. 66-67 |
‘als ik mij kon beveiligen -’ p. 67 |
|
|
|
ILEGEMS, Paul
Elf gedichten*, p. 87-91
Dichterschap: ‘“Is dit genoeg een stuk of wat gedichten,’ p. 87 |
Scenario 1: ‘Een kernbom, ondergronds. Routinezaak.’ p. 88 |
Scenario 2: ‘Het schoolbusje staat klaar om af te reizen.’ p. 88 |
Scenario 3: ‘Alarm! Des Moines krijgt kwalijke visite.’ p. 89 |
Scenario 4: ‘En zo verliest hij Tommie uit het oog -’ p. 89 |
Rook 1: ‘De eerste trek reeds doet het hart versnellen,’ p. 90 |
Rook 2: ‘Dit wakker worden mag des duivels heten:’ p. 90 |
Bordjes op de strooiweide, p. 91
(1) | ‘Leven is oud worden’ |
(2) | ‘Allemans niemandsland’ |
|
José Happart, p. 91
(1) | ‘Schrikbeeld der Vlamingen’ |
(2) | ‘'t is de toppunt, nietwaar?’ |
|
|
|
|
MATTHYSEN, Hugo
Vier gedichten*, p. 92-93
Wie schrijft die blijft graag hangen in café's: ‘De dichter riep: 'k ga zonder overdrijven’ p. 92 |
Het meisje met de wortel: ‘De oude troubadour zit soep te eten’ p. 92 |
Wij gingen bonen plukken, p. 93 |
Taboe: ‘Ik had een mooie taboe als kleine jongen,’ p. 93 |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
Twee gedichten, p. 68-69
Onderbroken interview met Shakespeare: ‘Op een midzomeravond’ p. 68-69 |
African QueenGa naar voetnoot14: ‘Niets van haar gaat voorbij.’ p. 69 |
|
|
|
VLIET, Eddy van
Vijf gedichten, p. 70-72
Geschenk: ‘Het potlood. Hard en tot uiterste gaafheid’ p. 70 |
Staande ‘Staande ben ik vergeten wat het geheugen’ p. 70 |
Voor Gert B.: ‘Het is Paasmaandag. De magnolia bloeit’ p. 71 |
La gare forestière (Paul Delvaux): ‘De bosgeuren pauzeren. Binnen de bladeren’ p. 71 |
De synagoge aan de Koornmarkt: ‘Ik ben naar Delft gekomen, niet voor haar blauw’ p. 72 |
|
|
|
WEGHE, Jan van den
Rainer Maria Rilke, Twee gedichten. Vert.: J. van den Weghe, p. 172-173
Spaanse danseres; De Rozenhoedkaai. Brugge, p. 172; 173 |
|
|
William Shakespeare, Shall I die? Shall I fly? (1-9). Vert.: J. van den Weghe, p. 174-176 |
|
| |
| |
| |
Het Vlaamse lied
BUCK, Walter de
Min gazette, p. 94-95
‘Ware 't niet van min gazette, 'k sliep voort de klokke rond’ |
|
|
|
LAMS, Etienne & ALEDA, Van
'k Zie zo gere mijn duivekot, p. 96
‘Ik heb een mansarde gemeubeld gehuurd,’ |
|
|
| |
Proza
BOUDENS, Luc
Een perfecte kinlijn, p. 3-14 |
|
|
BROECK, Stefan van den
Longus. Uit: Daphnis en Chloë, boek III, p. 133-142 |
|
|
BROECK, Walter van den
Uit: Gek leven na het bal!, p. 15-27 |
|
|
CONINCK, Herman de
|
|
DENISSEN, Frans
Een middag, p. 31-33 |
|
Niccolo Machiavelli, De aartsduivel Belfagor. Vert.: F. Denissen, p. 147-156 |
|
|
DENISSEN, Frans & DEPREYTERE, Carlo
Niccolo Machiavelli, Brief aan Francesco Vetteri. Vert.: F. Denisen & C. Depreytere, p. 143-146 |
|
|
JANSSENS, André
|
|
LANOYE, Tom
|
| |
Anthologie
BOON, Louis Paul
Drie Boontjes, p. 98-101
Opera; Vraag van David; Regen in Amsterdam, p. 98-99; 99-100; 100-101 |
|
|
|
ELSSCHOT, Willem
De Schele Vanderlinde, p. 106-107
Met aantekening van Vic van de Reyt |
|
|
|
ELSSCHOT, Willem & BOON, Louis Paul
Uit de briefwisseling, p. 102-105
Brief van Boon, d.d. Aalst, 23 juni 1943, p. 102 |
|
|
| |
| |
Brief van Elsschot, d.d. [Antwerpen], 25 juni 1943, p. 103-104 |
Brief van Boon, d.d. Aalst, 26 juni 1943, p. 105 |
|
|
|
XXX
Onze exclusieve reportage: onze reporters op bezoek bij Willem Elsschot, p. 108-111
Interview verschenen in Op Sinjoorke. Studentenblad van het Antwerps Atheneum, 1958-1959, 1 = okt. 1958 - Met facs., prttek.: Sic |
|
|
| |
Kritische bijdragen
DEPREYTERE, Carlo
Piero Camporesi Hfst. 3. Uit: I balsami di Venere, 1989 (De balsems van Venus). Vert.: C. Depreytere, p. 74-84
Over erotische stimulantia in het receptenboek van Caterina Sforza: Experimenti |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
Gesprek met beeldhouwer Reinhoud, p. 119-131 - Met ill. |
|
| |
Illustratie
Claus, Hugo, Tekeningen. Uit: Jolie Madame, omslag, p. 113-117 |
| |
Oostduits nummer
(nr. 4, p. 54-192)
Gastredacteuren: Ad den Besten & John Albert Jansen
Poëzie / vertaald
Kurt Bartsch, Drie parodiën*Ga naar voetnoot15. Uit: Die Hölderlinie, 1983. Vert.: Jos Versteegen, p. 65; 66; 66-67
Laatste variatie op het oude thema; De wonderbare worstjes; De duimzuiger |
|
Wilhelm Bartsch, Drie gedichten. Vert.: Ab Bertholet, p. 127-129
De scheve boom; Marx krijgt een rondleiding, p. 127; 128 |
Bus van Zeitz naar Halle - op werkdagen, p. 129 |
|
|
Thomas Böhme, De huid 1-4. Vert.: Marita Keilson-Lauritz & Ron Mooser, p. 130-133 |
|
Volker Braun, Drie gedichten. Vert.: Ab Bertholet, p. 134-139
De levenswandel van Volker Braun; De consolidering, p. 134-136; 137 |
Gesprek in de tuin van de baas, p. 138 |
|
|
Volker Braun, Aan Friedrich Hölderlin. Vert.: Ad den Besten, p. 139 |
|
Bertolt Brecht, De oplossingGa naar voetnoot16. Vert.: Peter Verstegen, p. 126 |
|
Heinz Czechowski, Zes gedichten. Vert.: Ad den Besten, p. 140-146
Op een in het vuur verzonken stad; Zacht met de regen, p. 140-142; 142 |
Ik zie mij komen en gaan; Ik ben doorlopend op reis geweest, p. 143; 144 |
Beeld van een vredig land; Met onverklaarbare bedoelingen, p. 145; 146 |
|
| |
| |
Elke Erb, Twee gedichten. Vert.: Ab Bertholet, p. 147-148
Vlakte bij Leipzig; Een lam graasde, p. 147; 148 |
|
|
Uwe Grüning, Twee gedichten. Vert.: Ad den Besten, p. 149-150
Benarde toestand; Teruggetrokken leven, p. 149 150 |
|
|
Peter Hacks, De mens is geen vogel*. Vert.: Peter Verstegen, p. 69 |
|
Wolfgang Hilbig, Twee gedichten. Vert.: Ad den Besten, p. 151-153
Windmolens watermolens; Episode, p. 151-152; 153 |
|
|
Wulf Kirsten, Vier Gedichten. Vert.: Ad den Besten, p. 154-157
Kindertijd; Windvaan; Provinciestadje; Kersenwegje, p. 154; 155; 156; 157 |
|
|
Helga Königsdorf, In het tegenlichtGa naar voetnoot17. Vert.: Peter Verstegen, p. 186 |
|
Uwe Kolbe, Vier gedichten. Vert.: Ab Bertholet, p. 158-160
We leven met scheuren; Op het moment, p. 158-159; 159 |
Loflied, Er geboren zijn, p. 160 |
|
|
Kito Lorenc, Twee gedichten. Vert.: Ad den Besten, p. 161; 162
Jaja, sprak de oude houtvester...; ‘De doffer heeft twee witte voetjes’ |
|
|
Karl Mickel, Twee gedichten. Vert.: Gerrit-Jan Berendse, p. 163; 164
De academische muis analyseert het wezen van de kat; Het meer |
|
|
Heiner Müller, Wolokolamsker Chaussee IV. Centaurs. Vert.: René Kurpershoek, p. 165-172 |
|
A.R. Penck, Twee gedichten. Vert.: Peter Verstegen, p. 173
‘Quo vadis Germania?’; Blik |
|
|
Richard Pietrass, Drie gedichten. Vert.: Ad den Besten, p. 174-176
Van het voogdijkind; 's Avonds veranderen, Fontein, p. 174-175; 176 |
|
|
Andreas Reimann, Drie gedichten. Vert.: Ad den Besten, p. 177-178; 178-180; 180 181
Genesis; Grote thuisreis; Moeilijke ontmoeting |
|
|
Jürgen Rennert, [Twee gedichten]. Vert.: Ad den Besten, p. 182-183
De salon; Zwijgzame winter |
|
|
Thomas Rosenlöcher, De kameel*. Vert: Peter Verstegen, p. 75-76 |
Thomas Rosenlöcher, Twee gedichten. Vert.: Ad den Besten, p. 184-185
De Elbe; De engel met de dienstpet, p. 184; 185 |
|
| |
Proza / vertaald
Günter de Bruyn, Vrijheidsberoving. Uit: Frauendienst, 1986. Vert.: Gerrit-Jan Berendse, p. 87-96 |
|
Stephan Hermlin, Mijn vrede, 1985. Vert.: Ab Bertholet, p. 97-103 |
|
Helga Königsdorf, Polymax. Uit: Lichtverhältnisse, 1988. Vert.: Robert Starke, p. 104-109 |
| |
| |
Katja Lange-Müller, Uit: Wehleid, 1986. Vert.: Carlien Brouwers, p. 110-111; 112-117
Wie schiet mij dood voor vijftig piek; Wie is er bang voor de zwarte man |
|
|
Katja Lange-Müller, En bij deze gelegenheid... 18. Vert.: Ab Bertholet, p. 187-189 |
|
Uwe Saeger, Herz' derde brief. Uit: Einer hat getötet, 1984. Vert.: Gerrit-Jan Berendse, p. 118-122 |
|
Hans Joachim Schädlich, Twee verhalen. Vert.: Wouter Donath Tieges, p. 123-125
Fritz; Lucht, p. 123; 124-125 |
|
|
Hans Joachim Schädlich, Droeve vredeGa naar voetnoot18. Vert. René Kurpershoek, p. 190-192 |
| |
| |
Kritische bijdrage
BESTEN, Ad den
De moeizame weg naar het onverhoopte. Over de poëzie van de Duitse Demokratische Republiek 1949-1989, p. 54-63 |
|
|
-
voetnoot1
- De titels met * behoren tot de rubriek: Light verse
Meestal is er een korte notitie over de vertaalde auteur en is de oorspronkelijke tekst afgedrukt in heel kleine letter
-
voetnoot2
- Opgedragen aan een werktuigbouwkundig ingenieur
-
voetnoot4
- Dankwoord in de vorm van 5 Poesjkin-strofes bij de voorstelling van de vertaling in de Amsterdamse boekhandel ‘Tweede-Wereld-Centrum’
-
voetnoot7
- Met eigen Engelse vertaling: Three generations
-
voetnoot9
- De titels met ** behoren tot de rubriek: Rondvraag
-
voetnoot15
- Respectievelijk naar Wolf Biermann, Reiner Kunze, Bertolt Brecht
-
voetnoot16
- In rubriek: Rondvraag; reacties ‘op de recente ontwikkelingen’; voorpublikatie uit de bundel ‘Die Geschichte ist offen’
-
voetnoot17
- In rubriek: Rondvraag; reacties ‘op de recente ontwikkelingen’; voorpublikatie uit de bundel ‘Die Geschichte ist offen’
-
voetnoot18
- In rubriek: Rondvraag; reacties ‘op de recente ontwikkelingen’; voorpublikatie uit de bundel ‘Die Geschichte ist offen’
|