| |
| |
| |
Begane grond
Literair cahier
Het letterkundig tijdschrift van CreaGa naar voetnoot1
Opgericht in 1987
Redactie:
Nrs. 1, 2: |
Hans van Daalen, Mattijs Diepraam, Jan Schrijvers, Reinout Wiers, Atie Zwering |
Nrs. 3, 4: |
Dezelfden, behalve Atie Zwering |
Nr. 5: |
Dezelfden, met Eugénie de Munck, Janneke Schoo |
Redactieadres: Crea, Turfdraagsterpad 17, 1012 XT Amsterdam
Jg. III, 1989, |
nr. 1: |
40 p. |
|
nr. 2: |
40 p. |
|
nr. 3Ga naar voetnoot2: |
64 p. + Bijlage |
|
nr. 4: |
40 p. |
|
nr. 5: |
40 p. |
|
nr. 6: |
zie nr. 3 |
| |
| |
I. Poëzie
BAKKER, Kees
[Gedichten], 4, p. 33-36
Nazomerdag zonder wind: ‘de treurwilg staat op zijn zwaarst’ p. 33 |
‘Vanuit de trein gezien’ p. 34 |
‘Reigers gaan rustig’ p. 35 |
Overweging bij het skelet van een visser: ‘verdwijnen is niet mild’ p. 36 |
|
|
|
BARTELS, Rob
|
|
BOECK, Al de
[Gedichten], 3, p. 32-39
‘en dan’ p. 32 |
‘klein en dronken, waanwijs’ p. 33 |
|
|
| |
| |
‘het gevoel’ p. 34 |
‘wat wij aanleerden’ p. 35 |
‘naarmate de meeste contouren’ p. 36 |
‘in het breken van het ogenblik’ p. 37 |
‘als de zon met rode ogen’ p. 38 |
‘zo ziet ze graag veel terugkeren’ p. 39 |
|
|
[Gedichten], 4, p. 28-32
‘soms laat op zaterdagavond’ p. 28 |
‘traag kan mooi zijn’ p. 29 |
‘misschien heel even’ p. 30 |
‘en toch scherven altijd’ p. 31 |
‘wanneer in laat uitgevallen uren,’ p. 32 |
|
|
|
EHLING, Rudy
Fietsen moet de dichter, 5, p. 33 |
|
|
GAIKHORST, Laetitia
Uit: Want zee is zuiverder dan regen, 2, p. 15-17
‘zoals bloemstengels van agave’ p. 15 |
‘bloedkoraal’ p. 16 |
‘mango wacht’ p. 17 |
‘schrijven maakt’ p. 17 |
|
|
|
KAAL, Meertje
[Gedichten]
‘weet je nog dat je zei’Ga naar voetnoot4, 1, p. 22-23 |
La vie en rose II: ‘Mijn moeder zei me ooit, dat ze mijn tranen wel zou drogen’ 1, p. 24 |
La vie en rose III. Verloren vriendschap; ‘bedekt of openlijk’ 1, p. 25 |
Het manisch dier-mens: ‘zo volg ik stap voor stap opnieuw’ 5, p. 34 |
|
|
|
LIER, Peter van
Vanaf het platteland, 2, p. 32-33
1. | ‘Zal het gaan regenen of blijft het droog, dat is de vraag.’ p. 32 |
2. | ‘In de verte straalt het licht: waarschijnlijk een boerderij’ p. 32-33 |
3. | ‘Een paar koeien, dicht bij elkaar staand en kauwend’ p. 33 |
|
|
|
MUNCK, Eugénie de
[Gedichten], 5, p. 17-21
Zonder verweer ‘Haar huid laat los’ p. 17 |
Vakantie: ‘Ik sta op een eiland, zandvlakte’ p. 18 |
Winter: ‘Ouder’ p. 19-20 |
Quasimodo: ‘De boswachter die nog steeds’ p. 21 |
|
|
|
SATER
[Gedichten], 1, p. 39-40
Wandtapijt: ‘Ik heb een wandtapijt van warm oranje’ p. 39 |
Betrapte Boeddha: ‘Ik zag hem zitten in het woud’ p. 40 |
Otdipous aan het strand: ‘Iedere jongen’ p. 40 |
|
|
[Gedichten], 2, p. 39-40
Dierenvriend: ‘Het kind wierp in de vijver’ p. 39 |
Sterk water: ‘Onder Oudewater’ p. 39 |
|
|
| |
| |
Grafschrift: ‘gelezen op een kunstmarmeren grafzerk’ p. 40 |
Annonsens: ‘In verband met het ten einde lopen’ p. 40 |
|
|
[Gedichten], 4, p. 39-40
Jeu de flute: ‘Midden in de najaarsdos’ p. 39 |
Vier wijnkwatrijnen, p. 40
1. | ‘Nu blad na blad een baldakijn,’ |
2. | ‘Hef hoog het glas en drink de wijn.’ |
3. | ‘De wijn is rood, zo rood als bloed’ |
4. | ‘De wijn tot aan de droesem dronk ik in dit leven’ |
|
Verzoek van een gedwongen afwezigeGa naar voetnoot5: ‘Laat een stoel leeg als ik niet kan komen’ p. 40 |
|
|
[Gedichten], 5, p. 38-40
Winterslaap: ‘De wijfjesfaun, de nimph, de fee, de faunen, saters, elven,’ p. 38 |
Vliegen en muggen: ‘Vliegen kan ik nog wel zetten.’ p. 38 |
Wat niet weet: ‘De haan kraait in het eerste uur.’ p. 38 |
Gedachten van een ouderwordende sater: ‘Nou zit er echt geen blad meer aan de bomen’ p. 39 |
Grote schoonmaak. Een zelf-analyse: ‘Mijn hoofd loopt om van zwarigheden’ p. 40 |
|
|
|
SCHREUDER, Nan
[Gedichten]
Metamorphose: ‘Als ik je weerzie’ 1, p. 28 |
Bereklauw: ‘Fluitekruid voor een reus’ 1, p. 29 |
ClownGa naar voetnoot6: ‘Als hij op zijn handen’ 2, p. 38 |
High tea: ‘Ik zit op een terras’ 5, p. 32 |
|
|
|
SCHRIJVERS, Jan
[Gedichten]
Maanziekte: ‘Graag zou ik’ 1, p. 30 |
De reiziger: ‘niet de warmte van huizen’ 2, p. 20 |
[Twee] haiku's, 2, p. 21 |
De stilte: ‘Soms begrijpen we de stilte’ 5, p. 30 |
In memoriam G. de Jong: ‘Waar zullen in gaten en stenen’ 5, p. 31 |
|
|
|
SWANBORN, Joost
[Gedichten], 5, p. 28-29
Afscheid van twee vrienden: ‘Zacht trillend plotseling, die aders’ p. 28 |
Afscheid 2: ‘O, laat de laatste morgen’ p. 29 |
|
|
|
WIERS, Reinout
[Gedichten]
Lente op de markt: ‘Krokussen, een lente vol’ 2, p. 22 |
OmhelzingGa naar voetnoot7: ‘Laten we de weken’, 2, p. 23 |
Verhalen van vakanties, 3, p. 41 |
De oude vijand: ‘De zon schildert’ 3, p. 42 |
|
|
| |
| |
Gedicht voor een afwezige vriend: ‘Onder mijn ogen verdween je’ 3, p. 43 |
|
|
|
WIT, Johan de
[Gedichten], 2, p. 18-19
‘tussen twee mensen doorlopen van de één een klap in je nek’ p. 18 |
‘en daar gaat dan die beroemdheid ervandoor’ p. 18 |
‘een verkommerd uur na weken uitgerust’ p. 19 |
‘wat je een droom allemaal niet moet uitleggen’ p. 19 |
|
|
|
ZWERING, Atie
[Gedichten], 1, p. 26-27
‘Zo'n zilverkoele ochtend’ p. 26 |
‘De koperen kast’ p. 27 |
|
|
| |
II. Proza
BOS, Henny
Orlando Guimaraes Coelho, Ik schrijf u uit een ver land. Vert.: H. Bos, 3, p. 60-64 |
|
|
DAALEN, Hans van
Een onaantastbaar kind, 2, p. 2-6 |
|
|
DAMWICHERS, Han
De vervloekte berg, 3, p. 21-31 |
|
|
DIEPRAAM, Mattijs
De kijker, 3, p. 3-6 |
|
Water, 5, p. 2-5 |
|
|
HEKEZEN, Bert van
De wereld in, 4, p. 37-38 |
|
|
HOUDIJK, Michiel
Post uit Dakar (d.d. 5-1-'88), 2, p. 36-37 |
|
|
STAALS, F.G.J.
De Duitse stuiter, 1, p. 34-38 |
|
Het koekoeksjong, 3, p. 44-47 |
|
Circus Hohner, 4, p. 12-16 |
|
|
WIERS, Reinout
Het kerstconcert, 1, p. 17-21 |
|
De nieuwe bezetting, 2, p. 34-35 |
|
Bezeten, 5, p. 35-37 |
|
|
ZUIKER, Rob
Verovering, 1, p. 2-4 |
|
Echte koffie, 5, p. 14-16 |
|
| |
| |
| |
IV. Kritische bijdragen
DAALEN, Hans van
Kees Verheul: ‘Mandelstam heeft eens gezegd: de laatste creatieve daad van een kunstenaar is zijn dood’. [Interview], 1, p. 5-16
Met Verheuls vertaling van het gedicht ‘Onmogelijk’ van Innokenti Annenski |
|
|
Stichting Perdu: Zoeken naar een vorm om de liefde voor de literatuur compleet te maken. Een gesprek met Chris Keulemans en Geno Spoormans, 4, p. 17-27
N.a.v. het eerste lustrum van de Stichting en van de boekhandel De Verloren Tijd |
|
|
J. Rentes de Carvalho: ‘Ik hoef geen macht, nog voor geen dubbeltje’ [Interview], 5, p. 6-13 |
|
|
DIEPRAAM, Mattijs
Windhaan of intrigant. Een plaatsbepaling van de verteller, 2, p. 24-51
Identificatie van schrijver met hoofdpersoon |
|
|
Speurder tegen wil en dank: de detective in Frans Kellendonks ‘De nietsnut’, 3, p. 48-49 |
|
|
DIEPRAAM, Mattijs & WIERS, Reinout
De kern van het bestaan is een verzinsel. Een dubbel essay, 4, p. 1-11
Polemiek waarin de termen ‘de kern van het schrijverschap’ en ‘de kern van het bestaan’ afzonderlijk onderzocht worden, evenals de mogelijke samenhang |
Met een reactie van Rob Zuiker: Ik besta dus ik schrijf. Ofwel: Waarom schrijf ik fictie?, 5, p. 22-27 |
|
|
|
MEURS, Ton
Mijn kleine Maagdenhuis, 3, p. 7-20
Een terugblik op de Maagdenhuisbezetting en studentenrevolte in 1969 |
|
|
|
WIERS, Reinout
De fundamenten van een luchtkasteel. Of het essay tussen wetenschap en poëzie, 1, p. 31-33 |
|
|
H.C. ten Berge: ‘Ik verdedig de poëzie niet voor niets’, 2, p. 7-14
Interview n.a.v. het verschijnen van ‘Liederen van angst en vertwijfeling’ en ‘De verdediging van de poëzie’ |
|
| |
| |
| |
Bijlage
PONT, Steven
[Gedichten]
Kerst aan het strand: ‘Er zaten eens vier kannibalen’ |
Broer: ‘Hij was rap’ |
Zus: ‘Mijn zus heeft van een oud laken’ |
Familiespel: ‘Scrabble is een vervelend spel’ |
Engelandvaarders: ‘Ik waagde eens de oversteek’ |
Puppy-love: ‘Het schurkt, het stinkt, het spuugt’ |
Op Nederland: ‘Calvijn liet een verbod uitgaan’ |
|
|
|
SATER
[Gedichten]
Zangrecital: ‘In de Middachter-allee,’ |
Ophiura. Een loutering: ‘Het is maar twee uur sporens’ |
Griekse vaasversiering: ‘Hoe bont maakt gij 't met die drie,’ |
Op zekere Marie (voor Steven): ‘Na een langdurige relatie’ |
Op tante Leen en ome Toon: ‘Hier ligt mijn tante Leen’ |
Op een dwarsligger: ‘Hier ligt oom Tobias’ |
|
|
|
-
voetnoot1
- Culturele organisatie van de Universiteit Amsterdam
-
voetnoot2
- Als één aflevering verschenen o.d.t.: Zomernummer en winterboek
-
voetnoot3
- Respectievelijk door redactielid Jan Schrijvers, Hans van Daalen, Reinout Wiers, Janneke Schoo
-
voetnoot4
- Opdracht: Aan Roelant; n.a.v.E. du Perron, Vaarwel Clara, ik wens U veel geluk (uit: Parlando)
-
voetnoot7
- Bij het gelijknamig beeld van D. Tansma voor K.
-
voetnoot8
- Tweezijdig bedrukte poster bij nr.3/6: ontwerp en ill.: Tom Hendriks
|