| |
| |
| |
Tirade
Opgericht in 1957
Redaktie: |
H.F. Cohen, Herman Verhaar |
Redaktiesecretaris: |
Gemma Nefkens |
Uitgever: |
G.A. van Oorschot, Herengracht 613, 1017 CE Amsterdam |
|
Jg. XXIX, 1985, |
nrs. 296-301Ga naar voetnoot*, 980 pp. + 144 pp. |
|
nr. 300: |
september-december = bijzonder nr. |
|
nr. 301: |
oktober, 144 pp. = Domenico Scarlatti |
| |
I. Poëzie
BUDDINGH', C.
U.A. Fanthorpe, Het huis van mijn broer. Vert.Ga naar voetnoot1: C. Buddingh', 299, pp. 424-426 |
|
|
KORTEWEG, Anton
Onderweg, 297, pp. 177-180
Fietserstunnel: ‘Als je ophoudt, bewegingloos’ p. 177 |
Lid: ‘Lid worden, waar ook van - dank U.’ p. 178 |
Tot aangezicht: ‘Sterven: vallen ver’ p. 179 |
Zo: ‘Zoals je, optornend tegen het op-’ p. 180 |
|
|
|
KRUIT, Johanna
Gedichten, 299, pp. 493-495
Winternamiddag: ‘Het stille water van de winter is’ p. 493 |
‘Het laat zich niet genezen’ p. 494 |
‘De school is in. Ik ben er niet’ p. 495 |
|
|
|
LIESKE, Tomas
Gedichten, 297, pp. 198-202
Vrije val: ‘Klep voor klep en schroef voor schroef een vliegtuig te monteren is beter’ pp. 198-200 |
Mrs. Condé Nast: ‘Je was te lelijk moeder om op een fotografie te prijken.’ pp. 201-202 |
|
|
|
MORRIËN, Adriaan
Gedichten, 296, pp. 34-41
Een klein talent: ‘Hij kan een veer wegblazen,’ p. 34 |
Wanderers nachtlied: ‘In het oor van de nacht fluistert de wind’ p. 35 |
Incest: ‘Eenzaam ben je geweest.’ p. 36 |
Zeg dichter: ‘Zeg, dichter, waarom nooit van Stalin gezongen’ p. 37 |
Sterrekunde: ‘De zon maakt de haartjes in je hals’ p. 38 |
Taalkunde: ‘Zo eet ik van tafelen die niet zijn gemaakt’ p. 39 |
|
|
| |
| |
Ongemak: ‘Op de begane grond duizelt het hem van hoogtevrees.’ p. 40 |
Officium: ‘De kerk laat haar tafelschel rinkelen,’ p. 41 |
Behaagzucht: ‘Ook de dichters gaan niet vrijuit.’ p. 41 |
|
|
|
PALLEMANS, Harry
Gedichten, 297, pp. 241-243
Le petit poème Anjaise: ‘Thérèse de Banlieue, goed gesoigneerd’ p. 241 |
De calvinist & zijn broers: ‘De calvinist in mij werkt overuren,’ p. 242 |
De space-shuttle boven Zandvoort: ‘Wij zaten die dag tussen zure bommen’ p. 243 |
|
|
|
SANDERS, Cees
Tij, 297, pp. 138-144
‘Het duizelt hem, zijn schip van het reizen’ p. 138 |
‘Welke stad, welk dorp ik mij herinner’Ga naar voetnoot1 p. 139 |
‘Hij is op het basalt’ p. 140 |
‘De zee heeft van de wind mijn jas’ p. 141 |
‘De gordijnen zijn gesloten’ p. 142 |
‘Ik ga, verdwaal bijna’ p. 143 |
‘Met zijn hart bij de nacht’ p. 144 |
|
|
|
TELLEGEN, Toon
Gedichten, 298, pp. 309-314
Nacht: ‘... een klein schuw verkleumd uit zijn nest gevallen’ p. 309 |
Een leven: ‘Een jongen klom op een muur om groot te zijn.’ p. 310 |
Een ander: ‘“Ik ben nooit wie ik ben! Nooit!” riep ik.’ p. 311 |
Een gesprek: ‘Waar zullen wij afscheid nemen?’ p. 312 |
Brief: ‘Opstand van het papier. Eerst krult het om,’ p. 313 |
Een rode streep: ‘De tijd kwam binnen.’ p. 314 |
|
|
|
VAAN, Paul de
Dianide 7, 299, pp. 466-469
‘Over drie weken moet het op de planken’ |
|
|
|
WIEG, Rogi
Dagen in Budapest, 297, pp. 222-224
‘Zondag, een tijd van wilde sneeuw,’ p. 222 |
Bezoek: ‘Een kus van links,’ p. 222 |
‘Pianoklanken van Rachmaninov,’ p. 223 |
‘Een kettingbrug tussen twee’ p. 223 |
‘De stad raakt leeg,’ p. 224 |
|
|
|
WIJNBERG, Nachoem
Gedichten, 297, pp. 238-240
‘Deze eminente auteur had daarover’ p. 238 |
‘Je streept woord voor woord weg’ p. 238 |
‘Warme stilte, namiddag in Kaïro’ p. 238 |
‘De heilige bidt tot God’ p. 239 |
‘Gelezen dat de wijsgeer’ p. 239 |
‘Zoveel lege uren heb je nodig’ p. 239 |
‘Bladzijden te lezen in een boek van Thomas Mann’ p. 240 |
‘Daar is geen dichter, samen met een vriend’ p. 240 |
‘Deze uitgever heeft nu al meer dan twee maanden’ p. 240 |
|
|
| |
| |
WILMINK, Willem
[Chinese] Gedichten. Vert.Ga naar voetnoot1: W. Wilmink, 296, pp. 60-62
Lu Yu, De kwakzalver, p. 62 |
Po Chu-I, Naar de bergen gegaan met een dansmeisje van vijftien jaar, p. 61 |
Tso Ssu, Dagdromen, p. 60 |
|
|
|
ZWAGERMAN, Joost
De trein in de polder, 298, pp. 346-347
1. | ‘Dit hier ken ik wel. Het laveloze’ p. 346 |
2. | ‘Goed, ik negeer de polder.’ p. 346 |
3. | ‘Heb je daar dan iets te zoeken,’ p. 347 |
4. | ‘Bestemmingen dienen zich alsmaar aan.’ p. 347 |
|
|
Gedichten, 299, pp. 444-446
‘Gemakzucht, van wie heb ik dat? Wie doopte’ p. 444 |
De bezorger, het verbruikteGa naar voetnoot2, p. 445
1. | ‘Waar ik ben, zal ik verdwijnen.’ |
2. | ‘Mijn achtervolgers betasten het’ |
|
‘We hadden elkaars uithoudingsvermogen’Ga naar voetnoot3 p. 446 |
|
|
| |
II. Proza
BURNIER, Andreas
De trein naar Tarascon (romanfragment), 296, pp. 2-33 |
|
|
JANSSENS, André
De wekker, 297, pp. 130-137 |
|
|
MEEUWS, Paul
Het genadeloze oog, 298, pp. 258-267 |
|
|
PAUL, J.W.
Brief aan een brief, 298, pp. 348-365 |
|
|
RUYS, K.
Een afgedragen huid (romanfragment), 298, pp. 315-328 |
|
|
ZWAGERMAN, Joost
Henrik en het kaatsen, 297, pp. 203-221 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
BEUGEL, E.H. van der
Terugblik. Kanttekeningen bij 40 jaar Westelijke samenwerking, 296, pp. 42-59
Op 16 nov. 1984 gehouden afscheidscollege als Bijzonder Hoogleraar in de Westelijke samenwerking na de Tweede Wereldoorlog aan de Rijksuniversiteit te Leiden Over Jalta en de Koude Oorlog, de Westelijke perceptie van de Sovjetunie, de verhouding tussen nucleaire en conventionele strijdkrachten, de relatie tussen de V.S. en Europa |
|
|
| |
| |
BOKSHOORN, Frederik
Wanneer museaal op massaal gaat rijmen, 297, pp. 225-237
Beschouwingen bij massaal museumbezoek, het ontstaan van verzamelingen in de Verenigde Staten, en van de verzameling van het Louvre in Parijs |
|
|
|
COHEN, H.F.
Gesignaleerd. [Beschouwingen bij zijn journalistiek werk], 299, pp. 504-507 |
|
|
CROMBAG, H.F.M.
Machiavelli tot het bittere einde, 298, pp. 268-278
Weerlegging van ‘het beeld van Machiavelli als de pleitbezorger van de onversneden immoraliteit’, ontstaan t.g.v. een aantal algemeen verspreide citaten uit II principe |
|
|
|
FLOTHUIS, M. & PRESSER, J.
Brieven [over Mozart: van 1.9.1969 t/m 10.4.1970], 299, pp. 386-423 |
|
|
GELRE, Henk van
Nietzsche's Jezus-beeld en interpretatie van de Evangeliën, 299, pp. 470-492
‘Zoals Dostojewski de bron vormt van Nietzsche's interpretatie van Jezus, zo is Tolstoi dat van zijn interpretatie van de evangeliën’ (p. 487) |
|
|
|
HAVENAAR, R.
Een schietgrage cowboy? Ronald Reagan en de internationale politiek, 297, pp. 145-176 |
|
Wapenbeheersing, strategische defensie en de onderhandelingen in Genève, 298, pp. 329-345 |
|
|
HINRICHS, Jan Paul
Uit een verdwenen wereld, 296, pp. 91-97
Over Dovid Knut (ps. v. Dovid Mironovitsj Fichman, o 1900) met zijn bekendste gedicht uit Parijse nachten (1932) ‘Een begrafenis te Kisjinjov’ (pp. 92-95) |
|
|
|
KLOOS, Carola
Test zelf uw intelligentieGa naar voetnoot1, 298, pp. 374-381
Aanvulling bij Charles B. Timmer, Russische notities 1. The mystery of the missing line [bij A.I. Herzen] (296, pp. 78-90) |
Met antwoord van Charles B. Timmer, pp. 381-384 |
Met Weerwoord van Carola Kloos (nr. 299, pp. 508-511) |
Met Slotwoord van Charles B. Timmer (nr. 299, pp. 511-512) |
|
|
|
KONINGSVELD, P. Sj. van
Snouck Hurgronje: Moslim of niet? Een vergeten kwestie uit de koloniale geschiedenis, 296, pp. 98-128 - Met afbn. |
|
|
LIESKE, Tomas
Poëziekroniek, 297, pp. 249-256
C.O. Jellema, Door eenen spiegel, pp. 255-256 |
Toon Tellegen, De andre ridders, pp. 249-252 |
Peter Zonderland, Schaduwen, pp. 253-255 |
|
|
| |
| |
Poëziekroniek, 298, pp. 366-373
F. Harmsen van Beek, Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten. Vijfde druk, pp. 372-373 |
Kees Ouwens, Klem, pp. 369-372 |
Martin Veltman, Destinaties, pp. 366-369 |
|
|
Poëziekroniek, 299, pp. 496-503
Salvador Hertog, Bestaan zonder tijd, pp. 502-503 |
Sjoerd Kuyper, Een reisgenoot, pp. 496-502 |
|
|
|
MARRES, R.
Waarom vermoordde Willem ter Meer zijn vrouw? Het interpreteren van motivatie in Een nagelaten bekentenis van Emants, 297, pp. 181-197
Weerlegging van J.J. Oversteegens interpretatie in ‘Uit de donkere dagen van voor Freud’ (Merlyn, II, 1963-1964, 2, pp. 1-22; herdrukt in zijn De Novembristen van Merlyn, 1983) |
|
|
|
RAVEN, Wim
Egyptisch dagboek (6) [Verblijf herinneringen en beschouwingen], 296, pp. 67-77 |
|
|
ROOSENSCHOON, Wies
Ut pictura poesis. Enige suggesties naar aanleiding van Nijhoffs picturale bronnen bij Het veer, 299, pp. 427-439 - Met afbn.
‘Nijhoff keek voor zijn landschap in Het veer naar Mantegna - schilderij de Heilige Sebastiaan - maar boog diens voorstelling om naar de Hollandse duinstreek - waarmee hij terugkeerde tot de bronnen... immers Mantegna keek voor zijn achtergrond naar de gebroeders Van Eyck’ (p. 437) |
|
|
|
SANDBERG, H.W.
Is chronische ondervoeding ‘beter’ dan acute honger?, 296, pp. 63-66
Over het hongerprobleem in Afrika en onze voedselhulp |
|
|
Morrelen en sleutelen aan ‘Europa’, 297, pp. 244-248
Over de Europese Gemeenschap en het Europees Parlement |
|
|
Hoeveel hoop hangt er aan de das van Gorbatsjov?, 298, pp. 279-282
Gorbatsjov is ‘een tegenstander van aanzienlijk meer allure dan Brezjnev, Andropov en Tsjernenko bij elkaar opgeteld’ |
|
|
De verwaterde ‘richtlijnen’ van een bondskanselier [Helmuth Kohl], 299, pp. 440-443 |
|
|
TIMMER, Charles
Russische notities, 296, pp. 79-90
1. | The mystery of the missing line, pp. 79-89 |
| Waarom komt een uitspraak van A.I. Herzen, ter typering van de dichter Georg Herwegh (‘Hij loog niet, maar de waarheid kostte hem niets’, cfr. L. Ginzburg, Feiten en gedachten van A.I. Herzen, 1957) niet voor in A.I. Herzens Verzamelde werken, X (Moskou, 1956)? |
2. | Waar komt Odessa vandaan? pp. 89-90 |
|
|
Russische notities. Over Russische werkelijkheden (1), 298, pp. 283-308
Over ‘de tweede [economische] werkelijkheid, de “vrije” of “illegale” privéhandel, die men in de Sovjetunie als niet bestaande beschouwt’ |
|
|
| |
| |
Russische notities. Over Russische werkelijkheden (2), 299, pp. 447-465
Het interview met Michail Geller (L'Express, 15 mars 1985): URSS - Les hommesfourmis, over de ‘homo sovieticus’, met weerleggend commentaar bij elke vraag en antwoord door Ch. Timmer |
|
|
| |
Bijzondere nummers
Tirade 300
(nr. 300, pp. 513-979)
Poëzie
DEEL, T. van
Fabel: ‘Vlinder ziet een speld staan’ p. 777 |
|
|
EIJKELBOOM, J.
Twee dochters en een zoon: ‘De kleine tank zorgvuldig gewatteerd’ pp. 672-673 |
|
|
EMMENS, Jan
Loslippige liederen en ander jeugdwerkGa naar voetnoot1, pp. 830-835
‘Alom neemt nu de regen’ p. 830 |
‘Vergleden in een hartstocht die eens ruisend ging,’ p. 831 |
‘De wind drijft over de verlaten meren’ p. 832 |
‘O wreed bestel van onbegrijpen’ p. 833 |
September. Drie gedichtenGa naar voetnoot2, pp. 834-835
1. | ‘In dit immer kerend’ p. 834 |
2. | ‘Bloemkelken steken’ p. 835 |
3. | ‘Aanzwellende kinderzingen’ p. 835 |
|
|
|
Schrale oogst of Bij gebrek aan brandstofGa naar voetnoot3, pp. 841-854
Opdracht aan K.D.: ‘Waardeer de waarheid van het zuur’ p. 841 |
Initiaal: ‘De droefheid die weer op mij daalt’ p. 842 |
Het wonder: ‘Zij werkt zorgvuldig aan de randen van mijn bloed,’ p. 843 |
Per oratio primae noctis: ‘Ik heb voor jou een leugen gebouwd’ p. 844 |
Rondeel: ‘Met hartstocht zal ik haar verraden.’ p. 845 |
Hooglied in mineur: ‘Kom lief, - groot is de avond niet’ p. 846 |
Bezoek: ‘Ik kom je, lief, weer wat vervelen -’ p. 847 |
Vigiliën: ‘Wat hebben wij elkaar gegeven’ p. 848 |
God spreekt: ‘Heer, als... bekende heraldiek’ p. 849 |
Et la caravane passe...: ‘Het zijn waar men mij niet aanvaardt’ p. 850 |
Storing: ‘Vergoelijkend ontginnen’ p. 851 |
Kort bestek: ‘De wind is bits’ p. 852 |
Voorbijgaand vreemdeling?: ‘Mijn eigen hemel en mijn eigen aarde,’ p. 853 |
Bede: ‘Laat mij de kust, waaraan ik toch nooit zal ontkomen:’ p. 854 |
|
|
|
EYBERS, Elisabeth
Flits: ‘Wat altyd waar was word onontwykbaarder klaar:’ p. 577 |
|
| |
| |
FONDSE, Marko
Gebruiksaanwijzing voor het heelal: ‘De nacht is voor het ongedierte’Ga naar voetnoot1 pp. 911-912 |
|
|
HERZBERG, Judith
Zoals: ‘Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor’ p. 630 |
|
|
HILLENIUS, D.
Dichter bij de huid: ‘Praten is schaatsen’ pp. 722-723 |
|
|
KOPLAND, Rutger
Een middag op het land: ‘We zochten hem op - een middag zoals die’ p. 516 |
|
|
KORTEWEG, Anton
Gedichten, pp. 797-799
Non cantat: ‘Nog mompelt in me om dat ik’ p. 797 |
Evenwicht: ‘Ik vond, ik had nu de lucht’ p. 798 |
Meer speciaal: ‘Voor zekerheid hoe oefen ik me soms al in’ p. 799 |
|
|
|
LEEFLANG, Ed
Gedichten, pp. 701-703
Werkcoupé: ‘Besneeuwde velden zijn de wereld zelf.’ p. 701 |
Plastiek van een tekenaar: ‘Snel kneedde je dat portret’ p. 702 |
Grensverkeer: ‘In maartse nacht, tussen het kruim’ p. 703 |
|
|
|
REVE, Gerard
Wij smeken U: ‘Lam, Lam, o Lam, met al Uw bloed’ p. 652 - facs. |
|
|
SANDERS, Cees
Clownesk. Naar Otto Erich Hartleben, pp. 926-930
‘Met een fantastische lichtstraal’ p. 926 |
‘Pierrot! Het lachen’ p. 927 |
‘In de glimmende kop van Cassander,’ p. 928 |
‘Met een groteske reuzenstrijkstok’Ga naar voetnoot2 p. 929 |
‘De magere lat’ p. 930 |
|
|
|
SCHOUTEN, Rob
Gedichten, pp. 899-892
Vier bagatellen, p. 889 |
Presbyacusis: ‘Nooit van gehoord’ |
Tóuho: ‘Precies’ |
Gedrukte stemming: ‘Feestneuzen, roltongen en mirlitons,’ |
Loterij: ‘Vijf gulden meegewassen maar nog goed,’ |
Sabbatalba: ‘Vroeg staat mijn vader op en maakt een preek.’ p. 890 |
Rotterdam 1969: ‘Angry young man, eenzaam de buitenwijk verlatend,’ p. 891 |
Mythe: ‘Argiven werden ze ook wel genoemd, de Grieken,’ p. 892 |
|
|
|
TELLEGEN, Toon
Een voorjaarswandeling, pp. 865-866
1. | ‘Wij liepen in een bos / langs oude dennen, varens, verken, mos’ p. 865 |
2. | ‘Wij liepen in een bos. / De zon scheen door een dunne wolk’ p. 865 |
|
|
| |
| |
3. | ‘Wij liepen door een bos. / Vernuftig scheen de zon tussen dikke wolken door’ p. 866 |
4. | ‘Wij liepen door een bos. / Wij zagen rupsen, torren en bonte spechten.’ p. 866 |
|
|
|
VASALIS, M.
Mutatis mutandis: ‘Een eeuw geleden zou een jonge man verbleken’ pp. 554-555 |
|
|
VROMAN, Leo
Vrouwen, pp. 596-599
1. | ‘Op straat steken gebroekte heren’ p. 596 |
2. | ‘Het mooiste in ons leven’ pp. 596-597 |
3. | ‘Hoe kunnen mijn gedachten’ p. 598 |
4. | ‘Mijn mensenliefde voor de dieren’ p. 599 |
|
|
|
ZITMAN, Jan
Gedichten, pp. 814-815
Een herfst: ‘Dagen als lood,’ p. 814 |
Nu dan: ‘Aan alle valkuilen voorbij.’ p. 815 |
|
|
| |
Proza
ALBERTS, A.
Een oud beroep, pp. 592-595
Eerste hoofdstuk uit: Inleiding tot de kennis van de ambtenaar |
|
|
|
BIESHEUVEL, J.M.A.
|
|
BROUWERS, Jeroen
Balikpapan 1947. (Fragment uit: De zondvloed), pp. 614-629 |
|
|
KOOLHAAS, A.
De Patagonische weduwnaar. Fragment, pp. 751-753 |
|
|
MEEUWS, Paul
|
|
MORRIËN, Adriaan
Plantage Muidergracht, pp. 809-813 |
|
|
NEFKENS, Gemma
|
|
NOORDZIJ, Nel
|
|
SCHOLTEN, Harry
Zondag in Berlijn(1), pp. 875-878 |
|
| |
| |
| |
Kritische bijdragen
ANKER, Robert
Bij het maken van een gedicht, pp. 754-771
Overwegingen genoteerd in een soort dagboek, gedateerd van 23 febr. 1984 tot 7 april 1985 |
Over het creatieve proces van het gedicht: ‘Hij houdt een taxi aan - “Taxi” - roept hij met zijn hand’ (tekst p. 770) |
|
|
|
BERGH, Hans van den
Een afspraak met R.J. Peskens, pp. 547-553
Over de bewerking en herinrichting van de verhalenbundel ‘Uitgestelde vragen’ (1964) tot ‘Mijn moeder was eigenlijk een Italiaanse’ (1977), met 8 verhalen, waarvan 5 reeds in de eerste bundel; met speciale aandacht voor het nieuwe titelverhaal |
|
|
|
BURNIER, Andreas
De langste reis. Een week in de Russische Hades, pp. 867-874
Beschouwingen bij een verblijf in Leningrad en Moskou |
|
|
|
COHEN, H.F.
Chinoiserieën, of: twee oude mannen en de toekomst van de vrijheid, pp. 937-961
‘het opvatten van de Oost-West tegenstelling als passend in de traditie van het machtsevenwicht... (is) onvoldoende realistisch... de werkelijkheid is dat de Sowjet-Unie uit is op onze ondergang’ (p. 940) |
|
|
|
COMPAGNER, Aaldert
Bij jeugdwerk van Jan Emmens, pp. 816-829 - Met prt.
Over jeugdwerk in de nalatenschap van J.J. Dresden (1822-1980), door de weduwe aan uitgever G.A. van Oorschot bezorgd; over de betekenis van Jacobus (= Koos - K.D. en Koosje uit een opdracht) voor Jan Emmens; de teksten zijn gepubliceerd in de rubriek Documenten; zie: Poëzie en Kritische bijdragen |
|
|
|
DRESDEN, S.
Kunstenaar-ballingschap-onvrede, pp. 641-651
Beschouwingen over identiteit en vervreemding, verbanning, ballingschap en heimwee, met voorbeelden in de literatuur en de filosofie |
|
|
|
DRION, H.
Hoe bestaat't... hoe verzint ie 't, pp. 600-613
Over de verdeling van werkelijkheid en fictie in verhalen, n.a.v. ‘het samengaan van faits divers en fictieverhalen... faits divers gebracht om hun “echt gebeurd” zijn’ in Toonneel der wereltsche veranderingen, uyt verscheyde schrijvers door J.H. Glazemaker, vertaalt (Amsterdam, 1645) |
|
|
|
DUBOIS, Pierre H.
De literaire familie van Jan van Nijlen, pp. 653-671
Uitgewerkte en bijgewerkte tekst van de lezing op de herdenkingsbijeenkomst t.g.v. de 100ste geboortedag van Jan van Nijlen (gemeentehuis Ukkel op 9 nov. 1984) De nadruk wordt vooral gelegd op de Nederlandse relaties van Jan van Nijlen |
|
|
| |
| |
EMMENS, Jan
[Jeugdwerk]Ga naar voetnoot1, pp. 836-840
Regressieve assimilatieGa naar voetnoot2, pp. 836-838 |
Over poëzie en inspiratie, zijn poëzie en zijn bundel Chaconne |
De zon in de kreeft, pp. 839-840 |
‘De kreeftengang... in wezen een Umwertung aller Werte’ |
|
|
|
FONTIJN, Jacques
Over jonge mensen, de dingen die voorbijgaan. Het realisme van J.J. Voskuils Bij nader inzien [en de receptie ervan, 1963; 1985 herdruk], pp. 740-750 |
|
|
FRANSEN, Ad
Parasol, een korte voorzomer in de ontstaansgeschiedenis van Tirade, pp. 517-546 - Met facs.
Over het Utrechts studentenblad Parasol (1953, 2 nrs.) als voorloper van Tirade |
|
|
|
GOEDEGEBUURE, Jaap
Dan moet hij er toch zijn als ik hem zoek, pp. 704-721
Over het godsbeeld en de symptomen van een ‘steeds weer terugkerende spirituele heroriëntatie, met aandacht voor het boeddhisme, de bijbel, mystiek e.d.o.a. bij Frans Kellendonk, W.F. Hermans, Harry Mulisch, Gerard Reve, Oek de Jong, Andreas Burnier, Simon Vestdijk |
|
|
|
GOUDSBLOM, J.
De Nederlandse en de Amerikaanse sociologie in de jaren vijftig: een blik van achter de doorkijkspiegel, pp. 631-640
Iets ingekorte Nederlandse vertaling van zijn voordracht op de conferentie over anti-Amerikanisme in het bijzonder in Nederland van het Nederlands Genootschap voor Amerikaanse Studiën op 23-24 mei 1985 |
Over Amerikaanse invloeden in de Nederlandse sociologie |
|
|
|
HAVENAAR, R.
Jacques de Kadt: communist tussen Oscar Wilde en Lenin, pp. 556-576
Fragment uit een dissertatie in voorbereiding |
|
|
|
HOORE, Cees van
De dichter als plastisch chirurg, pp. 772-776
Over ‘transseksualiteit’ in het gedicht Zeiltocht van Gerrit Achterberg |
|
|
|
KLOOS, Carola
Hartstocht in het oude Rome, pp. 800-808
De liefde van Gaius Valerius Catullus voor Clodia, in zijn gedichten Lesbia genoemd; met gedichten in vertaling: Carmen V, LXXII, LXXXV, VIII |
|
|
|
LAUXTERMANN, P.F.H.
Stoom afblazen, pp. 674-686
N.a.v. Michel Foucault, Les mots et les choses |
|
|
| |
| |
LIESKE, Tomas
Poëziekroniek: Willem van Toorn, Gulliver en andere gedichten, pp. 972-979 |
|
|
MEYER, Josine W.L.
Sal Tas en zijn werk (31-8-1905 - 19-7-1976), pp. 578-591 |
|
|
MICHAELIS, Hanny
Mirakuleuze herrijzenissen, pp. 724-739
Over J.J. Voskuils debuut Bij nader inzien (1963), na 22 jaar herdrukt |
|
|
|
MOOR, Wam de
Een nieuwjaarsmeditatie van Ter Braak. Dag- en weekbladkritiek in theorie en praktijk, pp. 778-796
Het verhaal van Ter Braaks aanstelling als criticus bij Het vaderland (op 30 okt. 1933) na de dood van H. Borel (31 aug. 1933); over Ter Braaks ‘Nieuwjaarsmeditatie’ (7 jan. 1934) over zijn taak als criticus, getoetst aan de 9 kritieken die eraan voorafgingen over Chr. Morgenstern; S. Vestdijk, Th. de Vries, Werumeus Buning; Fr. van Eeden, André Suarès; Nescio, Albert Kuyle; W. Elsschot; J. Greshoff; Heinrich Mann, Ernst Toller; A. van Schendel; H. van Booven |
|
|
|
RAVEN, Wim
Egyptisch dagboek (7), pp. 879-888
Herinneringen aan Caïro 1972, aan een reis en verblijf 10 jaar later, over het Alam al-dîn van Alî Pâshâ Mubârak |
|
|
|
REVE, Karel van het
Sigmund Freud en Sherlock Holmes, pp. 687-693
‘Een opmerkelijk verschil tussen Freud en Conan Doyle is, dat Conan Doyle zijn verhalen publiceerde als fictie... Freud daarentegen net doet alsof het allemaal waar gebeurd is... en geen andere verklaring dan de zijne toelaat’ (p. 693); met een verhaal van beiden, volgens hetzelfde stramien, als voorbeeld |
|
|
|
SANDBERG, H.W.
Televisie en vliegtuigkaping: verslaggeving als instrument van terrorisme? pp. 893-896
Over de concurrentiestrijd der verschillende televisiestations bij een vliegtuigkaping als in Beiroet (1985) |
|
|
|
SPOOR, Ronald
Over efemere teksten: Querido 's prospektussen voor Het land van herkomst en De smalle mens [van E. du Perron], pp. 855-861
Ook over flap- of omslagteksten (pp. 855-857); met de prospektusteksten, pp. 861-864 |
|
|
|
TIMMER, Charles
Russische notities. Ten prooi aan twee heren, pp. 897-910
Over I.S. Toergenjev en Alexander Herzen |
|
|
|
VERHAAR, Herman
Keizer Brakman en zijn kleermakers, pp. 962-971
Willem Brakman, De bekentenis van de heer K. Roman (1985) - de zoveelste variatie op Het proces van Franz Kafka |
|
|
| |
| |
| |
Domenico Scarlatti 1685-1985
(nr. 301, 144 pp.)
Redactie: Wouter van Oorschot & Glen Wilson
Poëzie
BOUWERS, Lenze
Scarlatti Domenico, p. 136
|
|
|
FONDSE, Marco
Bij een partituur van Domenico Scarlatti, p. 102
‘Ziehier hooggebergte binnen handbereik-’ |
|
|
|
GEERDS, Koos
Sonata in E grote terts, K 531Ga naar voetnoot1, p. 130
‘Het zijn de wijde stilten om de korte bloei,’ |
|
|
|
KUIJPER, Jan
Sonate, p. 115
‘Ik hoor de stilte hijgend ademhalen,’ |
|
|
|
SCHOUTEN, Rob
Openluchtconcert, p. 103
‘Een klamme en goedkope dag des Heren’ |
|
|
|
WARREN, Hans
Domenico Scarlatti, p. 116
‘Volstaat: een clavecymbel’ |
|
|
| |
Kritische bijdragen
ALBERTS, A.
Gegevens voor een libretto, pp. 117-129
‘over de verbale inhoud van een opera’ die Domenico Scarlatti of zijn vader Alessandro had kunnen maken ‘Een opera, gewijd aan het leven van een van hun beschermsters, de Poolse ex-koningin Marie Kazimira Sobieska’ |
|
|
|
CLAERK, Jane
Spaans componist bij uitstek. Vert.: Relinde Nefkens, pp. 55-60
Over de invloed van de muziek van Andalousië in een groot aantal sonates |
|
|
|
COHEN, H.F.
Scarlatti op een ‘verbeterd klavecimbel’? pp. 71-83
Over de twee sterk uiteenlopende visies op de geschiedenis van de muziek in het debat over al dan-niet ‘authentiek’ uitvoeren; ‘de ware ontdekkingstocht door Scarlatti's werk is aan het klavecimbel voorbehouden’ (p. 82) |
|
|
| |
| |
GOULD, Glen
Domenico Scarlatti. Vert.: Relinde Nefkens, pp. 61-62
‘En dankzij Scarlatti's uitgekiende tastgevoel kunnen zijn ruim 600 sonates op eigentijdse instrumenten worden overgebracht zonder in het minst afbreuk te doen aan de aan de klavecimbel ontleende methodologie, en bovendien komen ze dan zeer tot hun recht terwijl de minst stijlbewuste pianistische trucs zijn toegepast’ |
|
|
|
HART, Maarten't
Domenico Scarlatti, pp. 104-114
Leven en werk, onder verwijzing naar de biografie door Ralph Kirkpatrick |
|
|
|
HILLENIUS, D.
Enkele punten, pp. 131-135
Hoofdzakelijk beschouwingen bij Ralph Kirkpatricks biografie |
|
|
|
IFE, B.W.
Verhaal-archetypen in de biografie van Domenico Scarlatti. Vert.: Relinde Nefkens, pp. 84-101
Bedoeld als commentaar bij de biografie door Ralph Kirkpatrick (1985) |
|
|
|
MULLER, Theo
Biografische schets Domenico Scarlatti, pp. 8-25 |
|
|
OORSCHOT, Wouter van
Notities van een verzamelaar. Bij wijze van voorwoord, pp. 3-7
N.a.v. de Scarlatti-week te Amsterdam (21-27 okt. 1985), met uitvoering van alle sonates door klavecimbel- en pianovirtuozen, en het opnemen van de uitvoeringen ‘op geluid-en/of beelddragers’ |
|
|
|
SCHOUTEN, Rob
Scarlatti-associaties, pp. 137-143
Over ‘het fragmentarische en uit het niets opwellende karakter’ van Scarlatti's muziek, zoals van de sonates die ‘zelden langer dan een minuut of zes’ duren |
|
|
|
WILSON, Glen
Scarlatti's Italiaanse achtergrond, pp. 25-54 - Met partituren
Over diens muziek van voor 1729, jaar waarin hij in Andalousië terechtkwam, en beperkt tot de clavesimbel-sonates |
|
|
Pianoclasten, pp. 67-70
‘Scarlatti op de vleugel is geen Scarlatti, maar een vertaling, een bewerking.’ (p. 70) |
|
|
|
ZACHARIAS, Christian
Wat Kirkpatrick ons pianisten te vertellen heeft. Vert.: Robert Starke, pp. 63-66
N.a.v. ‘de plaatopname van Ralph Kirkpatrick (musicus, klavecinist, biograaf van Scarlatti), een opname die elke pianist intensief en kritisch zou moeten beluisteren’ (p. 63) |
|
|
|
-
voetnoot*
- Tweemaandelijks; nr. 300 evenwel: sept.-dec. en nr. 310: okt.
-
voetnoot2
- Naar aanleiding van ‘Het fantoom der karakterloosheid’ van Willem Jan Otten (Revisor, XI, 1984, 6, pp. 51-61)
-
voetnoot3
- Naar ‘De marathongesprekken’ van Jacques Hamelink
-
voetnoot2
- Opdracht: Voor Koosje ter verontschuldiging en verklaring van een ochtendhumeur
-
voetnoot3
- ‘Getypt in 1 exemplaar. Rotterdam - 7 X 1945’; in rubriek: Documenten
-
voetnoot1
- Opdracht: Voor Martin Mooij; gedateerd: Rotterdam, 27 juni 1985
-
voetnoot1
- In de rubriek: Documenten - Zie ook: Kritische bijdragen, sub: Compagner, Aaldert
-
voetnoot2
- ‘In 1 exemplaar getypt op 9 augustus 1944’; met ‘Klein nawoord in eigenhandig manuscript’, in facs.
|