| |
| |
| |
Raster
Tijdschrift in boekvormGa naar voetnoot*
Opgericht in 1977
Redactie:
Nrs. 24-26: H.W. Bakx, J. Bernlef, P.W.M. de Meijer, H. Tentije, J.F. Vogelaar
Nr. 27-28: Dezelfden behalve P.W.M. de Meijer, maar met C. Offermans
Redactie-adres: Raster, De Bezige Bij, Van Miereveldstraat 1, 1701 DW Amsterdam
Nr. 24: |
[april] 1983, 326 + [II] pp. = Gestoorde teksten |
Nr. 25Ga naar voetnoot**: |
[augustus] 1983, 200 pp. |
Nr. 26Ga naar voetnoot**: |
1983, 208 pp. = De mythe |
Nr. 27-28: |
1983, 256 pp. = Americana |
| |
I. Poëzie
BERGE, H.C. ten
|
|
BERNLEF, J.
Lars Gustafsson, Balladen. Vert.: J. Bernlef, 25, pp. 92-106
Ballade voorafgaand aan de regen; Ballade over het gif, pp. 92-93; 94 |
Elegie over een dode labrador; Ballade over een Chinese prent, pp. 95-96; 97-98 |
Ballade over kinderen; Ballade over Philip Martin, pp. 99-100; 101-102 |
Ballade over de honden; Ballade over de voetpaden in Västmandland, pp. 103-104; 105-106 |
|
|
Vier gedichten, 25, pp. 129-134
Uit het binnenland: ‘Even onmogelijk je wind te herinneren’ p. 129 |
Korrespondenties: ‘Tussen de kieren van het droombegin’, p. 130 |
Wolf, p. 131-133
1. | ‘Het hele land een raderwerk’ pp. 131-132 |
2. | ‘Nu niets meer over hem wordt vernomen’ p. 133 |
|
Winterwegen: ‘Niet alleen vossesporen, de achterwaarts’ p. 134 |
|
|
|
DEDINSZKY, Erika
Twee gedichten, 25, pp. 117-122
Slinger en weefgetouwGa naar voetnoot2: ‘gele handen in de doorschijnende wind’ pp. 117-118 |
Nu eens Euridice: ‘beklim de ladder naar het licht’ pp. 119-122 |
|
|
| |
| |
TENTIJE, Hans
|
|
ZONDERLAND, Peter
Kassel D 7, 25, pp. 127-128
1. | ‘wat als men tekens wil, beelden’ p. 127 |
2. | ‘de golf door de wal gekeerd’ p. 128 |
|
|
| |
II. Proza
KLERKS, Tom
Samuel Beckett, Eerste liefde (1945). Vert.: T. Klerks, 25, pp. 7-27 |
|
|
VLOT, Henny
Italo Calvino, De herinneringen van CasanovaGa naar voetnoot2. Vert.: H. Vlot, 25, pp. 82-91 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
BAKX, Hans W.
Dromen dunner dan glas, 25, pp. 135-145 - Met afbn. & ill., pp. 138-145
John Paxtons Crystal Palace (London, 1851) |
Bruno Tauts paviljoen voor de Werkbundausstellung (Köln, 1914) |
Ludwig Mies van der Rohes Seagram Building (New York, 1958) |
Paul Scheerbart, Glasarchitektur (1914) |
S.M. Eisenstein, Glass house (scenario-aantekeningen, 1927-1928) |
Tevens ill. van Willis Polk, Uriel Birnbaum, Wassili Luckhardt, Wenzel Hablik |
|
|
Paul Scheerbart, Glasarchitectuur. Vert.: H.W. Bakx, pp. 146-158 - Met prt.
25 van de oorspronkelijk 111 paragrafen van diens Glasarchitektur |
|
|
|
MEULEN, Alice ter
Toestanden, gebeurtenissen en momenten. Een taalfilosofisch perspektief op tijd, 25, pp. 107-116
‘Wat dan is de semantische struktuur van de voorstelling van het tijdsverloop die ons verslag van de veranderingen in de wereld tot uitdrukking brengt?’ (p. 109) |
|
|
|
ORANJE, Wilfred
Naoem Klejman, De geschiedenis van een idee. Over Het glazen huis van Sergej M. Eisenstein. Vert.: W. Oranje, 25, pp. 159-186 - Met tekeningen
Over Eisensteins project waarvoor de eerste aantekening dateert van 13 jan. 1927, dat niet werd verfilmd maar toch van belang is voor de filmhistoricus Klejmans tekst verscheen in Iskoesstwo Kino, 1979, 3, pp. 93-113 |
|
|
| |
| |
TENTIJE, Hans
‘Zonder stem tussen de stemmen’. Enkele opmerkingen over de poëzie van Samuel Beckett, 25, pp. 66-73
Over diens gedichten La mouche (Franse tekst p. 73, Ned. vert. p. 69) en Dieppe (in Les Temps Modernes, nov. 1946) - Zie: Poëzie |
|
|
|
VOGELAAR, J.F.
Theodor W. Adorno, Poging om het Eindspel te begrijpen. Vert.: J.F. Vogelaar, 25, pp. 28-65
O.t.: Versuch, das Endspiel zu verstehen (Noten zur Literatur, II, 1961); over Becketts Fin de partie |
|
|
| |
Bijzondere nummers
Gestoorde teksten/Verstoorde teksten
(nr. 24, 326 + [II] pp.)
Eindredakteur: J.F. Vogelaar
VOGELAAR, J.F.
Inleiding bij Tekstverstoringen, pp. 7-15
Over opzet, benaming en indeling van het bijzonder nummer: ‘Gestoorde teksten - teksten met “deviant taalgebruik” zijn tevens “verstoorde” teksten - de boosheid die erin woedt is onmiskenbaar’; met bibliografie, [pp. 327-328] |
|
|
Tekstverstoringen 1
‘Er is geen strikt onderscheid gemaakt tussen de schrijvers die tot de literatuur gerekend worden en pathologiese schrijvers,... in hun teksten schrijven zij hun leven zelf’ (p. 16) |
|
|
|
GRAFTDIJK, Thomas
Oskar Panizza, Eigen levensbeschrijving (17 nov. 1904). Vert.: Th. Graftdijk, pp. 39-49 |
|
Robert Walser, Vier vertellingen. Vert.Ga naar voetnoot1: Th. Graftdijk, pp. 50-58
Ik schrijf hier decoratief; Toen ik kadet was, pp. 51-52; 52-54 |
De gekke Hassberg; De zwarte hand, pp. 54-56; 57-58 |
|
|
|
HELDRING, H.
Danielle Sarréra, De Ostjaak (O.t.: L'Ostiatique). Vert.: H. Heldring, pp. 94-97 - Met facs. |
|
|
KAAS, Marianne
Christian Delacampagne, Het schrijven in waanzin. Vert.: M. Kaas, pp. 153-177
Over taalgebruik bij o.a.J.P. Brisset, Charles Jaufret, Aimable Jayet |
|
|
|
MEEUSE, Piet
Harald Kaas, Twee verhalen. Uit: Uhren und Meere (1979). Vert.: P. Meeuse, pp. 98-102
De geboorte van de poëzie uit de afwezigheid der dingen, pp. 99-100 |
B. keert terug, pp. 100-102 |
|
|
| |
| |
Harald Kaas, Taal en waanzin. Een gesprek over de spelregels van verbale verstandhouding. Vert.: P. Meeuse, pp. 103-111
O.t.: Wahnsinn und Sprache. Ein Gespräch über die Spielregeln verbaler Verständigung. Uit: Die Königskinder (Tintenfisch, XIII, 1978, pp. 38-49) |
|
|
|
MOYAERT, Paul
Een betekenisproduktie zonder geschiedenis. Enkele opmerkingen over het psychotisch discours vanuit psychoanalytisch perspektief, pp. 134-152 - Met facs. |
|
|
PINXTEREN, Hans van
Briefwisseling tussen Antonin Artaud en Jacques Rivière. Vert.: H. van Pinxteren, pp. 17-24
Correspondentie uit de jaren 1923-1924 nadat J. Rivière, secretaris van de Nouvelle Revue Française, gedichten van Artaud had afgewezen = Correspondance avec J. Rivière. In: Oeuvres complètes I (1956) |
|
|
Antonin Artaud, Fragmenten uit een hels journaal. Vert.: H. van Pinxteren, pp. 25-31
= Fragments d'un journal d'enfer. In Oeuvres complètes I (1956) |
|
|
Het alter ego van Artaud, pp. 32-38
Deze tekst sluit aan bij Moord in de onvoltooide tijd (1982, 23, pp. 151-164) |
|
|
|
SLOOTEN, Johanneke van
Bert van der Meer: ‘Ik ben de overheid’. Gesprek met Johanneke van Slooten [en de geneesheer-directeur], pp. 64-74
Gevolgd door een selectie uit de brieven die Bert dagelijks schrijft aan de ‘Directeur-Geneesheer’ |
en aan de ‘Directeur Economie’ (pp. 75-82) |
|
|
Jan van den Berg: ‘Drinkt inkt!’. Gesprek met Johanneke van Slooten, pp. 112-116
Gevolgd door teksten: Zwammmmmmmm; Inkt, pp. 117-119; 120-121 - Rectificatie, 25, pp. 194-197; 197-199 |
|
|
|
VOGELAAR, J.F.
Ernst Herbeck, De dichter Alexander. Vert.: J.F. Vogelaar, pp. 59-63
Korte autobiografische tekst (Ernst Herbeck = Alexander) en gedichten |
|
|
Adolf Wölfli, Teksten en tekeningen. Vert.: J.F. Vogelaar, pp. 83-93 - Met ill., prt. |
|
Michel Thévoz, Uit: Le langage de la rupture. Vert.: J.F. Vogelaar - Met ill.
Emile Josome Hodinos of Het verleden ontleed, pp. 122-128 |
De zwervende identiteit van Aimable Jayet, pp. 129-133 |
|
|
Tekstverstoringen 2
‘De keuze is er vooral op gericht geweest een zo groot mogelijke verscheidenheid van teksttypen te laten zien... het is zeker niet de bedoeling geweest een rariteitenverzameling aan te leggen’ (p. 178) |
|
|
|
VOGELAAR, J.F.
Dossier, pp. 179-237
Bloemlezing van 66 fragmenten, ‘literaire en niet-literaire’ waarvan ‘de namen van de auteurs in de noten achteraan genoemd zijn om de proef op de som te kunnen
|
|
|
| |
| |
nemen, in hoeverre het van de verwachtingen van de lezer afhangt of een tekst voor pathologisch wordt aangezien of niet’ (p. 178) - Noten, pp. 234-237 |
|
|
Michel Foucault, De waanzin, het afwezige werk. Vert.: J.F. Vogelaar, pp. 238-248
O.t.: La folie, l'absence d'oeuvre (La Table Ronde, 1964, 196, pp. 11-21) |
|
|
Tekstverstoringen 3
‘de logofielen... ze ontwikkelen geen nieuwe taal, maar verbouwen als het ware de normale taal’ (p. 249) |
|
|
|
LOO, Everdien van der
Henri Michaux, In de vernieling. Vert.: E. van der Loo, pp. 308-326
38 teksten geschreven bij schilderijen van ‘gestoorden’. Uit de bundel: Chemins cherchés Chemins perdus Transgressions (1981) |
|
|
|
SLOOTEN, Johanneke van
Ir. Kuperus in gesprek met Johanneke van Slooten. PyQuRus-het GéGUSARIUM-888, pp. 283-307 - Met facs.
‘Ing. P. Kuperus, zichzelf noemend PyQuRus (58 j.), heeft in de loop van de laatste tien jaar... een eigen logica ontwikkeld, de zgn. 4'US-logica ofwel het viervoudigedenksysteem... Vanuit zijn huis, het GéGUSARIUM... verspreidt hij... (zijn boekjes en pamfletten)... vanwege de uitgebreide symbolentaal en de impliciet erin verwerkte denksystemen, zeer moeilijk te lezen... alleen toegankelijk voor ingewijden’ (pp. 283-284) - Met vbn. |
|
|
|
VOGELAAR, J.F.
[Uiteenzettingen over logofielen]. Vert.: J.F. Vogelaar, pp. 250-282
Jean-Paul [lees: Jean Pierre] Brisset, De oorsprong van de taal. Michel Foucault over Jean-Paul Brisset, pp. 250-254
Foucaults voorwoord ‘7 propos sur le 7e ange’ in Jean Pierre Brisset, La grammaire logique [1878] suivi de La science de Dieu (1970), pp. vi-xix |
|
|
Ferdinand de Saussure. Anagrammen, pp. 255-264
Jean Starobinski, Les mots sous les mots (1971), met fragmenten uit de niet gepubliceerde Cahiers van Ferdinand de Saussure (1906-1909); fragmenten uit Michel Pierssens, La tour de Babil (1976) over Mallarmé, Roussel, Brisset, de Saussure (pp. 255-256 en pp. 262-263) |
|
|
Het gevecht tegen de moedertaal van Louis Wolfson, pp. 265-282
Michel Pierssens, De toren van Babbel (o.t.: La tour de Babil. La fiction du signe), pp. 265-269; gevolgd door Schizologie van Gilles Deleuze (vert.: Kees Beentjes, pp. 269-282) |
|
|
|
| |
Poëzie
BALKT, H.H. ter
Gedichten, pp. 103-106
Uitlegging waarom een ouwe, eenogige aan nierziekte gecrepeerde kat rechtstreeks naar de hemel gaatGa naar voetnoot2: ‘Omdat een kat zeven levens heeft’ p. 103 |
|
|
| |
| |
Uitlegging over het nut van nachtschaden: ‘De gevaarlijke tabak en de vrolijke mensen’ p. 104 |
Uitlegging van het rapenveldGa naar voetnoot1: ‘Dat is lang geleden’ p. 105 |
Uitlegging waarom het altijd sneeuwt op aarde: ‘Uit de elektrische treinen sneeuwen vonken’ p. 106 |
|
|
|
BERG, Arie van den
Ei, ij, pp. 107-108
IJpolder: ‘de kleur van de lucht en de kleur van het gras’ p. 107 |
Raadselvers: ‘een doop-, een doodshemd zonder naden’ p. 108 |
|
|
|
BUDÉ, Frans
De weg naar Tollund, pp. 74-75
1. | ‘Van foto's ken ik je voeten’ p. 74 |
2. | ‘In treurnis hang je’ p. 74 |
3. | ‘Plakken winterveen’ p. 75 |
4. | ‘In laarzen kwam het volk’ p. 75 |
5. | ‘De schrik voorbij’ p. 75 |
|
|
Een jas van zandGa naar voetnoot2, pp. 76-78
1. | ‘Reis naar zee-’ p. 76 |
2. | ‘Het raam dat de avond sluit.’ p. 76 |
3. | ‘Bleker dan het strand’ p. 77 |
4. | ‘Tot in de oksels van het duin’ p. 77 |
5. | ‘Het licht ruikt oud.’ p. 78 |
|
|
|
GRAFTDIJK, Thomas
Het verlorene zal ik zoeken, pp. 148-149
1. | ‘Het verlorene zal ik zoeken’ p. 148 |
2. | ‘Kindse boer die van de bossen en de wolven’ p. 148 |
3. | ‘Ziehier mijn zaligheid: in nooddruft het verlorene’ p. 149 |
|
|
|
HAGENAARS, A.
Gedichten, pp. 139-141
Oordeel: ‘Met tegenwind duw ik de wissel in’ p. 139 |
Bezoek: ‘Terug naar het land. Een avond beladen’ p. 140 |
Inzicht: ‘Verwijder ik me allengs minder over’ p. 141 |
|
|
|
TENTIJE, Hans
Yves Bonnefoy, [Gedichten]. Vert.: H. Tentije, pp. 174-189
In het drogbeeld van de tempel [o.t.: Dans le leurre du seuil, 1975], pp. 174-178 |
De dialoog van angst en verlangen [o.t.: Dialogue d'angoisse et de désir, uit: Pierre écrite, 1965], pp. 185-188 |
|
|
|
ZWAAL, B.
Teksten, pp. 142-147
‘links van de oever loopt het veer naar de andere oever’ pp. 142-143 |
‘er roept wat’ pp. 143-145 |
‘bij een leeg landschap horen de huizen van patronen’ p. 146 |
‘een voet’ p. 147 |
|
|
| |
| |
| |
Kritische bijdragen
BAKX, Hans W.
Peter Rosei, Over Walter Pichler. Vert.: H.W. Bakx, pp. 79-93 - Met ill. pp. 94-102 |
|
|
BOEKE, Yond
Furio Jesi, Parodie en mythe in de poëzie van Ezra Pound. Uit: Letteratura e mito (1968). Vert.: Y. Boeke, pp. 50-73 |
|
|
GRAFTDIJK, Thomas
Rolf Peter Janz, Mythe en moderne tijd bij Walter Benjamin. Uit: Mythos und Moderne (1983). Vert.: H. Graftdijk, pp. 31-49
Over Benjamins houding tgo. de mythe - enerzijds dringt hij aan op de rationele vernietiging ervan, anderzijds wil hij de mythische wijze van vertellen behouden zien - waarbij ook zijn beoordeling van Kafka en van de Griekse tragedie ter sprake komt |
|
|
|
KAAS, Marianne
Marcel Detienne, Orpheus en de honing [O.t.: Orphée au miel]. Uit: Faire de l'histoire III (1976). Vert.: M. Kaas, pp. 10-30
‘Tweeledige analyse, verticaal voor de betekenisniveaus en horizontaal voor de correlaties tussen de verschillende mythen’ van de mythe ‘Aristaeus - Orpheus - Eurydice’ uitgaande van het verhaal in Vergilius' Georgica. Boek 4 |
|
|
|
KEUKEN, Johan van der & STAAK, Frans van de
Negatieven en ontkenningen. Gesprek met filmmaker Kees Hin, pp. 109-124
Met Filmografie van Kees Hin (pp. 125-130) en afbn. (pp. 131-138) |
|
|
|
LOO, Everdien van der
Jean Starobinski, De poëzie, tussen twee werelden. (Uit: Yves Bonnefoy, Poèmes, 1978). Vert.: E. van der Loo, pp. 150-173
Over het oeuvre van Yves Bonnefoy, dichter en essayist, waarin ‘de relatie met de wereld en niet de gedachtenwereld van het ik centraal staat’ - Zie ook: Poëzie, sub: Tentije Hans |
|
|
Yves Bonnefoy, De graven van Ravenna. Vert.: E. van der Loo, pp. 189-205
‘Die intense schittering die, naar ik ben gaan inzien, onontbeerlijk is om te kunnen leven, is in Ravenna nog volmaakt zuiver en ongeschonden, nog steeds verschaffen de graven door hun oorspronkelijkheid ons toegang tot een andere wereld van de geest’ (p. 196) |
|
|
| |
Americana
(nr. 27-28, 256 pp.)
Eindredactie & inleidingGa naar voetnoot1: J. Bernlef
Poëzie in vertaling
BERNLEF, J.
Lawrence Raab, De treurverhalen van de wind 1-10, pp. 138-140 |
|
William Carlos Williams, Gedichten, pp. 34-35 - Met prt.
Tractaat; Portret van een dame; De wind wakkert aan; Danse russe, pp. 34-36; 37; 38; 39 |
|
|
| |
| |
Tussen muren; Nantucket; Dit om even te zeggen; Valse vrede, p. 40; 41; 42; 43 |
De laatste woorden van mijn Engelse grootmoeder. 1920, pp. 44-45 |
|
|
|
NIJMEIJER, Peter
John Ashberry, Gedichten, pp. 110-114
Le livre est sur la table; Hotel Dauphin, pp. 110-111; 112 |
Sonnet; Groot telraam, p. 113; 114 |
|
|
Robert Creely, Gedichten, pp. 115-124
De kraai; Ik ken iemand; Stoute jongen; Gewoon vrienden, p. 115; 116; 117; 118 |
Lied; Het reclamebord; De redding, p. 119; 120, 121 |
De taal; Het raam; Later, p. 121; 123; 124 |
|
|
Charles Simic, Gedichten, pp. 125-135
Wandtapijt; Voor de slachtoffers, p. 125; 126-127 |
Ik ben terug in je vettige ketel; Bijl; Reizen; Veiling, p. 128; 129; 130; 131 |
Laan van Euclides; De gevangene; Arceringsarbeid, pp. 132-133; 134; 135 |
|
|
| |
Proza in vertaling
BRUIN, Paul de
John Hawkes, Travestie (fragment), pp. 191-203 |
|
|
DAM, Irma van
William Gaddis, The recognitions (fragment), pp. 242-253 |
|
Thomas Pynchon, Laaglanden (o.t.: Low-lands), pp. 167-185 |
|
|
NIJMEIJER, Peter
Donald Barthelme, [Vertellingen], pp. 206-225
Ons werk en waarom we het doen; Wat nu te doen. Uit: Amateurs, pp. 206-211; 212-216 |
Critique de la vie quotidienne. Uit: Sadness, pp. 217-225 |
|
|
| |
Kritische bijdragen
BERNLEF, J.
William Carlos Williams, De Amerikaanse achtergrond. Vert.: J. Bernlef, pp. 11-33
Uit de verzamelbundel: America and Alfred Stieglitz (1934) |
|
|
Frank H. Rossiter, Charles Ives: goede Amerikaan en geïsoleerd kunstenaar. Vert.: J. Bernlef, pp. 52-66 - Met prt. |
|
De dollar als stilleven. Over het werk van Charles Sheeler, pp. 68-91 - Met ill., prt. |
|
Samuel Charters, De taal, de stem. Uit: The legacy of the blues (1975). Vert.: J. Bernlef, pp. 92-107
Over de spiritual en de blues; ‘de taal van de blues geeft een duidelijk beeld van een dialekt dat zich van de invloed van de blanke kultuur losmaakt’ (p. 106) |
|
|
|
BOOMSMA, Graa
Een diaspora van woorden in een Odyssee zonder Odusseus. Over The recognitions van William Gaddis, pp. 228-239 - Zie ook: Proza, sub: Dam, Irma van |
|
| |
| |
BRUIN, Paul de
Donald J. Greiner, Enkele opmerkingen over John Hawkes. Uit: Comic terror (1978). Vert.: P. de Bruin, pp. 188-190 - Zie ook: Proza |
|
|
THIELEMANS, Johan
De vitaliteit van de twijfel. Een portret van de postmoderne roman in Amerika, pp. 149-166
Met toelichting (pp. 153-157) bij Mulligan Stew van Gilbert Sorrentino ‘het merkwaardigste voorbeeld... van de weigering [der postmodernisten] om een bredere sociale invloed te hebben... [leidend] soms tot een beklemmend narcisme’ |
|
|
|
VOETEN, Bert
Wallace Stevens, Adagia (een keuze). Uit: Opus posthumous (1957). Vert.: B. Voeten, pp. 47-50 |
|
|
XXX
Stud Terkel, Amerikaanse dromen, verloren en gevonden (fragmenten). Opgetekend door S. Terkel (in: American dreams lost & found (1980) - (interviewboek). Vert. pp. 204-205, 226-227 |
|
| |
Illustratie
Zuyderland, Siet
Conney Island, pp. 108-109, 136-137, 186-187 |
|
|
-
voetnoot*
- Met gegevens over de medewerkers achterin elke aflevering
-
voetnoot**
- Inhoudsoverzicht nrs. 21-25, pp. 189-103
-
voetnoot**
- Inhoudsoverzicht nrs. 21-25, pp. 189-103
-
voetnoot1
- Nederlandse vert. naast de Engelse én Franse tekst van Beckett
-
voetnoot2
- De voorpublikatie van het boek waaraan Calvino momenteel werkt, verscheen in La Republica van 16.8.'82
-
voetnoot1
- Inleiding (p. 50) door J.F. Vogelaar
-
voetnoot1
- Met een inleiding door Pieter de Meyer: Bij het thema van dit nummer: de mythe, pp. 7-9
-
voetnoot2
- Gedateerd: Hotel Malherbe, Caen 1981
|